Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:*) telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen.
Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassenZorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte lasapparaten te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
In de volgende gevallen wordt een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur aanbevolen:Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlijnen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de distributeur of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Door oude apparaten correct af te voeren, kunnen grondstoffen worden hergebruikt en de negatieve invloed op de gezondheid en het milieu worden beperkt.
VerpakkingsmaterialenApparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De tekst en afbeeldingen komen overeen met de technische stand van zaken bij het ter perse gaan, wijzigingen voorbehouden.
Wij stellen uw suggesties voor verbeteringen en uw feedback over eventuele onjuistheden in de handleiding zeer op prijs.
De stroombron TransSteel (TSt) 2200 is een geheel gedigitaliseerde, door een microprocessor gestuurde stroombron.
Deze stroombron is ontworpen voor staallassen en kan voor de volgende lasprocedures worden gebruikt:De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaalprocessor sturen het gehele lasproces.
Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door ingenieuze regelalgoritmen.
De stroombron TransSteel (TSt) 2200 is een geheel gedigitaliseerde, door een microprocessor gestuurde stroombron.
Deze stroombron is ontworpen voor staallassen en kan voor de volgende lasprocedures worden gebruikt:De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaalprocessor sturen het gehele lasproces.
Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door ingenieuze regelalgoritmen.
De stroombron TransSteel (TSt) 2200 is een geheel gedigitaliseerde, door een microprocessor gestuurde stroombron.
Deze stroombron is ontworpen voor staallassen en kan voor de volgende lasprocedures worden gebruikt:De centrale besturings- en regeleenheid van de stroombron is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaalprocessor sturen het gehele lasproces.
Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door ingenieuze regelalgoritmen.
Het apparaat beschikt over de veiligheidsfunctie "Begrenzing vermogenslimiet".
De functie is alleen bij de lasprocedure MIG/MAG standaard synergisch lassen beschikbaar.
Hoe het werkt:
Om te voorkomen dat de lichtboog uitvalt tijdens lassen op het maximale vermogen van de stroombron, verlaagt de stroombron het lasvermogen wanneer dat nodig is. De gereduceerde parameters worden op het bedieningspaneel weergegeven tot de volgende lasstart of de volgende parameterwijziging.
Zodra de functie actief is, knippert op het bedieningspaneel de parameter voor de draadsnelheid.
Het knipperen duurt tot de volgende lasstart of tot de volgende parameterwijziging.
Op de stroombron bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
Afgedankte apparaten niet met het huisvuil meegeven, maar volgens de geldende veiligheidsvoorschriften afvoeren.
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Bij bepaalde apparaatuitvoeringen zijn waarschuwingen op het apparaat aangebracht.
De rangschikking van de symbolen kan verschillen.
! | Waarschuwing! Let op! De symbolen stellen mogelijke gevaren voor. |
A | Aandrijfrollen kunnen vingers beschadigen. |
B | Lasdraad en aandrijfdelen staan tijdens het bedrijf onder lasspanning. Handen en metalen voorwerpen uit de buurt houden! |
1. | Een elektrische schok kan dodelijk zijn. |
1.1 | Droge, geïsoleerde handschoenen dragen. De draadelektrode niet met blote handen aanraken. Geen natte of beschadigde handschoenen dragen. |
1.2 | Als bescherming tegen een elektrische schok een onderlaag gebruiken die van de bodem en het werkbereik is geïsoleerd. |
1.3 | Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos trekken of de stroomvoorziening loskoppelen. |
2. | Het inademen van lasrook kan schadelijk zijn voor de gezondheid. |
2.1 | Uw gezicht uit de buurt van lasrook houden. |
2.2 | Geforceerde ventilatie of een lokale afzuiging gebruiken om de lasrook te verwijderen. |
2.3 | Lasrook met een ventilator verwijderen. |
3 | Lasvonken kunnen een explosie of brand veroorzaken. |
3.1 | Brandbaar materiaal uit de buurt van het lasproces houden. Geen laswerkzaamheden uitvoeren in de buurt van brandbaar materiaal. |
3.2 | Lasvonken kunnen leiden tot brand. Brandblusser gereedhouden. Er eventueel voor zorgen dat een opzichter klaarstaat die de brandblusser kan bedienen. |
3.3 | Niet op vaten of gesloten accubehuizingen lassen. |
4. | Lichtboogstralen kunnen de ogen verbranden en de huid beschadigen. |
4.1 | Hoofdbedekking en beschermbril dragen. Gehoorbescherming en hemdskraag met knoop dragen. Een lashelm met de juiste kleur gebruiken. Het hele lichaam met geschikte beschermkleding bedekken. |
5. | Voor werkzaamheden aan de machine of het lassen: vertrouwd raken met het apparaat en de instructies lezen! |
6. | De sticker met waarschuwingen niet verwijderen of overschilderen. |
* | Bestelnummer van de fabrikant op de sticker |
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd.
Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd.
Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd.
Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
(1) | Weergave Puntlassen De weergave Puntlassen brandt als:
|
(2) | Weergave 2-takt-intervallassen De weergave voor het 2-takt-intervallassen licht op wanneer:
|
(3) | Weergave 4-takt-intervallassen De weergave voor het 4-takt-intervallassen licht op wanneer:
|
(4) | Weergave Hold Aan het einde van het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen; de weergave HOLD licht op |
(5) | Weergave Overgangslichtboog Tussen de kortlicht- en sproeilichtboog ontstaat een bespatte overgangslichtboog. Om op dit kritische gebied te wijzen, gaat de weergave Overgangslichtboog branden |
(6) | Toets Parameterkeuze links voor het selecteren van de volgende parameters Bij de gekozen parameter is het bijbehorende symbool verlicht. Plaatdikte in mm of inch (Synergic-parameter)1 Als de te kiezen lasstroom bijvoorbeeld onbekend is, is de aanduiding van de plaatdikte voldoende. Door het opgeven van een Synergic-parameter worden ook de overige Synergic-parameters automatisch ingesteld. Lasstroom in ampère (Synergic-parameter)1 Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond. Draadsnelheid in m/min of ipm (Synergic-parameter)1 |
1 Indien een van deze parameters is gekozen, worden bij de lasprocedure MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen op basis van de Synergic-functie automatisch alle andere parameters ingesteld.
(7) | Toets Parameterkeuze rechts voor het selecteren van de volgende parameters Bij de gekozen parameter is het bijbehorende symbool verlicht. Lengtecorrectie lichtboog voor de correctie van de lichtbooglengte Lasstroom in V (Synergic-parameter)1 Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond. Dynamiek voor het beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het moment van de druppelovergang - ... hardere en stabielere lichtboog 0 ... neutrale lichtboog + ... zwakke en spatarme lichtboog Real Energy Input2 voor het weergeven van de energie die tijdens het lassen is ingebracht |
1 Indien een van deze parameters is gekozen, worden bij de lasprocedure MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen op basis van de Synergic-functie automatisch alle andere parameters ingesteld.
2 Deze parameter kan alleen worden geselecteerd als de parameter EnE in niveau 2 van het setup-menu op ON (AAN) staat.
Tijdens het lassen wordt de waarde voortdurend verhoogd overeenkomstig de constant toenemende energietoevoer.
Tot de volgende lasstart of het opnieuw inschakelen van de stroombron blijft de definitieve waarde aan het einde van het lassen opgeslagen - de weergave HOLD brandt.
(8) | Toets Gascontrole Om de vereiste hoeveelheid gas in te stellen op de gasdrukregelaar / om het slangenpakket van de gasbrander te vullen met beschermgas. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er 30 seconden lang beschermgas naar buiten. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken. |
(9) | Stelwiel links voor het wijzigen van de parameters Plaatdikte, Lasstroom en Draadsnelheid en voor het wijzigen van de parameters in het setup-menu |
(10) | Toets voor stroomloze draadinvoer voor gasloze draadinvoer in het slangenpakket van de lasbrander. De draadaandrijving functioneert met draadinvoersnelheid tijdens het ingedrukt houden van de toets |
(11) | Stelwiel rechts voor het wijzigen van de parameters Lengtecorrectie lichtboog, Lasspanning en Dynamiek en voor het wijzigen van de parameters in het setup-menu |
(12) | Toets Materiaalsoort voor het kiezen van het gebruikte toevoegmateriaal |
(13) | Opslagtoets 1 voor het opslaan van een EasyJob |
(14) | Toets Bedrijfsmodus voor het selecteren van de bedrijfsmodus |
(15) | Toets Draaddiameter voor het kiezen van de gebruikte draaddiameter |
(16) | Opslagtoets 2 voor het opslaan van een EasyJob |
(17) | Toets Procedure voor het selecteren van de procedure HANDMATIG = MIG/MAG-standaard-handmatig-lassen SYNERGIC = MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen STICK = elektrodelassen WIG = TIG-lassen |
(18) | Toets Beschermgas voor het kiezen van het gebruikte beschermgas |
Om onbedoelde instellingswijzigingen op het bedieningspaneel te voorkomen, kunt u de toetsenblokkering inschakelen. Zolang de toetsenblokkering actief is
Toetsenblokkering actief:
Op het scherm wordt de melding "CLO | SEd" weergegeven.
Toetsenblokkering niet actief:
Op het scherm wordt de melding "OP | En" weergegeven.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
(1) | Aansluiting lasbrander voor opname van de lasbrander |
(2) | (-) Stroombus met bajonetsluiting dient voor het
|
(3) | Aansluiting TMC (TIG Multi Connector) voor het aansluiten van de TIG-lasbrander |
(4) | (+)-stroombus met bajonetsluiting dient voor het
|
(5) | Ventilatie-openingen (luchtafvoeropeningen) voor apparaatkoeling |
(6) | Poolomkeerder voor het selecteren van de laspotentiaal die op de MIG/MAG-lasbrander wordt toegepast |
(7) | Aansluiting beschermgas MIG/MAG voor de beschermgastoevoer van de lasbranderaansluiting (1) |
(8) | Netschakelaar voor het in- en uitschakelen van de stroombron |
(9) | Ventilatie-openingen (luchtinvoeropeningen) voor apparaatkoeling, daarachter bevindt zich de luchtfilter |
(10) | Netkabel met trekontlasting niet bij alle apparaatvarianten voorgemonteerd |
(11) | Aansluiting beschermgas TIG voor de beschermgastoevoer van de (-) stroombus (2) |
(1) | Draadspoelopname D100 met rem Voor de opname van gestandaardiseerde draadspoelen met een diameter van max. 100 mm (3,94 in.) |
(2) | Draadspoelopname D200 met rem Voor opname genormeerde draadspoel met een diameter van max. 200 mm (7,87 in.) en een gewicht van max. 6,8 kg (14,99 lbs) |
(3) | 2-rollenaandrijving |
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor elektrodelassen en voor TIG-lassen in combinatie met systeemcomponenten van de fabrikant.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Conform beschermingsklasse IP 23 kan het apparaat in de buitenlucht worden opgesteld en gebruikt.
Direct binnendringend vocht (bijvoorbeeld door regen) moet echter worden vermeden.
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat altijd stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
Gevaar van elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatie-openingen aan de voor- en achterkant in en uit kan blazen. Erop letten dat elektrisch geleidend stof (dat bijvoorbeeld bij het slijpen ontstaat) niet het apparaat wordt ingezogen.
De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. Is de netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moeten deze volgens de nationale normen gemonteerd worden. De beveiliging van de netvoedingskabel vindt u in de technische gegevens.
Gevaar door elektrische installatie met onvoldoende elektrische capaciteit.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de aanwezige stroomvoorziening worden aangelegd.
De technische gegevens op het kenplaatje zijn van toepassing.
De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
Voor het bepalen van het benodigde generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron vereist.
Het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron wordt als volgt berekend:
S1max = I1max x U1
I1max en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens.
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator SGEN kan aan de hand van de volgende formule worden berekend:
SGEN = S1max x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden gebruikt.
Het schijnbare vermogen van de generator SGEN mag niet kleiner zijn dan het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron!
Er bij het gebruik van éénfasige apparaten op driefasige generatoren rekening mee houden dat het aangegeven schijnbare vermogen van de generator vaak slechts als geheel via alle drie de fases van de generator ter beschikking zal staan. Eventuele extra informatie over het éénfasige vermogen van de generator kan via de fabrikant van de generator worden verkregen.
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf ‘Technische gegevens’.
De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
Voor het bepalen van het benodigde generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron vereist.
Het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron wordt als volgt berekend:
S1max = I1max x U1
I1max en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens.
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator SGEN kan aan de hand van de volgende formule worden berekend:
SGEN = S1max x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden gebruikt.
Het schijnbare vermogen van de generator SGEN mag niet kleiner zijn dan het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron!
Er bij het gebruik van éénfasige apparaten op driefasige generatoren rekening mee houden dat het aangegeven schijnbare vermogen van de generator vaak slechts als geheel via alle drie de fases van de generator ter beschikking zal staan. Eventuele extra informatie over het éénfasige vermogen van de generator kan via de fabrikant van de generator worden verkregen.
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf ‘Technische gegevens’.
De netbeveiliging op de voedingsbron begrenst de stroom die de voedingsbron van het stroomnetwerk ontvangt en dus ook de mogelijke lasstroom. Dit voorkomt directe uitschakeling van de automatische zekering (bijv. in de zekeringkast).
Afhankelijk van de netspanning en de gebruikte automatische zekering kan bij de stroombron de vereiste netbeveiliging worden geselecteerd.
De volgende tabel laat zien welke netspanningen en zekeringswaarden leiden tot begrenzing van de lasstroom.
TSt 2200:
Netspanning | Begrenzing van de lasstroom |
---|---|
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
TSt 2200 MV:
Netspanning | Begrenzing van de lasstroom |
---|---|
120 V
| MIG/MAG-lassen: |
120 V
| MIG/MAG-lassen: |
120 V | MIG/MAG-lassen: |
120 V
| MIG/MAG-lassen: |
120 V | MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
240 V | MIG/MAG-lassen: |
* | De 100%-gegevens = tijdelijk onbeperkt lassen, zonder afkoelpauzes. |
De lasstroomspecificaties zijn van toepassing bij een omgevingstemperatuur van 40 °C (104 °F).
Een veiligheidsuitschakeling voorkomt uitschakeling van de automatische zekering bij hogere lasvermogens. De veiligheidsuitschakeling bepaalt de mogelijke lastijd zonder de automatische zekering te activeren. De servicecode "toF" wordt weergegeven wanneer bij overschrijding van de vooraf berekende lastijd de lasstroom wordt uitgeschakeld. Naast "toF" wordt vanaf dat moment een countdown weergegeven van de resterende wachttijd tot lassen via de stroombron weer mogelijk is. Daarna verdwijnt het bericht en kan de stroombron weer gebruikt worden.
Afhankelijk van de ingestelde zekering wordt de maximale spanning van het geselecteerde proces beperkt door de veiligheidsuitschakeling. Het kan daarom gebeuren dat opgeslagen werkpunten niet langer lasbaar zijn als ze werden opgeslagen voordat de zekering is ingesteld.
Als echter wordt gelast met een dergelijk werkpunt, werkt de stroombron op de grenswaarde van de geselecteerde zekering - de vermogensbegrenzing is actief. Het werkpunt moet opnieuw worden opgeslagen volgens de huidige limiet.
De netbeveiliging op de voedingsbron begrenst de stroom die de voedingsbron van het stroomnetwerk ontvangt en dus ook de mogelijke lasstroom. Dit voorkomt directe uitschakeling van de automatische zekering (bijv. in de zekeringkast).
Afhankelijk van de netspanning en de gebruikte automatische zekering kan bij de stroombron de vereiste netbeveiliging worden geselecteerd.
De volgende tabel laat zien welke netspanningen en zekeringswaarden leiden tot begrenzing van de lasstroom.
TSt 2200:
Netspanning | Begrenzing van de lasstroom |
---|---|
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
TSt 2200 MV:
Netspanning | Begrenzing van de lasstroom |
---|---|
120 V
| MIG/MAG-lassen: |
120 V
| MIG/MAG-lassen: |
120 V | MIG/MAG-lassen: |
120 V
| MIG/MAG-lassen: |
120 V | MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
230 V
| MIG/MAG-lassen: |
240 V | MIG/MAG-lassen: |
* | De 100%-gegevens = tijdelijk onbeperkt lassen, zonder afkoelpauzes. |
De lasstroomspecificaties zijn van toepassing bij een omgevingstemperatuur van 40 °C (104 °F).
Een veiligheidsuitschakeling voorkomt uitschakeling van de automatische zekering bij hogere lasvermogens. De veiligheidsuitschakeling bepaalt de mogelijke lastijd zonder de automatische zekering te activeren. De servicecode "toF" wordt weergegeven wanneer bij overschrijding van de vooraf berekende lastijd de lasstroom wordt uitgeschakeld. Naast "toF" wordt vanaf dat moment een countdown weergegeven van de resterende wachttijd tot lassen via de stroombron weer mogelijk is. Daarna verdwijnt het bericht en kan de stroombron weer gebruikt worden.
Afhankelijk van de ingestelde zekering wordt de maximale spanning van het geselecteerde proces beperkt door de veiligheidsuitschakeling. Het kan daarom gebeuren dat opgeslagen werkpunten niet langer lasbaar zijn als ze werden opgeslagen voordat de zekering is ingesteld.
Als echter wordt gelast met een dergelijk werkpunt, werkt de stroombron op de grenswaarde van de geselecteerde zekering - de vermogensbegrenzing is actief. Het werkpunt moet opnieuw worden opgeslagen volgens de huidige limiet.
Gevaar door een onvolledig geplaatste lasbrander.
Dit kan schade aan apparatuur veroorzaken.
Ervoor zorgen dat de lasbrander zich na het inschuiven in de correcte eindpositie bevindt.
Gevaar door niet vastgeschroefde lasbrander.
Dit kan schade aan apparatuur veroorzaken.
Lasbrander altijd met het aangegeven aanhaalmoment aanhalen.
Gevaar door een onvolledig geplaatste lasbrander.
Dit kan schade aan apparatuur veroorzaken.
Ervoor zorgen dat de lasbrander zich na het inschuiven in de correcte eindpositie bevindt.
Gevaar door niet vastgeschroefde lasbrander.
Dit kan schade aan apparatuur veroorzaken.
Lasbrander altijd met het aangegeven aanhaalmoment aanhalen.
Gevaar door een onvolledig geplaatste lasbrander.
Dit kan schade aan apparatuur veroorzaken.
Ervoor zorgen dat de lasbrander zich na het inschuiven in de correcte eindpositie bevindt.
Gevaar door niet vastgeschroefde lasbrander.
Dit kan schade aan apparatuur veroorzaken.
Lasbrander altijd met het aangegeven aanhaalmoment aanhalen.
Om te zorgen voor een optimale ontsluiting van de draadelektrode moeten de aandrijfrollen aan de thermisch te lassen draaddiameter en de draadlegering zijn aangepast.
Gevaar door veerwerking van de opgerolde draadelektrode.
Dit kan letsel veroorzaken.
Bij het inschuiven van de draadelektrode in de draadaandrijving het uiteinde van de draadelektrode goed vasthouden.
Het aansluiten van de netkabel op de stroombron is alleen bij multivoltage-stroombronnen nodig.
Gevaar door onverwachts uitstekende draadelektrode bij de draadinvoer.
Dit kan letsel veroorzaken.
een geschikte veiligheidsbril gebruiken
het uiteinde van de lasbrander van gezicht en lichaam weghouden
het uiteinde van de lasbrander niet op personen richten
erop letten dat de draadelektrode geen elektrisch geleidende of geaarde delen raakt (zoals behuizingen enz.)
Gevaar door omvallende gasflessen.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
Gasflessen tegen omvallen beveiligen
De veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant opvolgen.
Risico door verkeerd aangesloten poolomkeerder.
Kan slechte laseigenschappen veroorzaken.
De poolomkeerder overeenkomstig de draadelektrode aansluiten. Op de verpakking van de draadelektroden kunt u zien of de draadelektroden op (+) of op (-) moeten worden gelast
D200-draadspoelopname:
Bij het eerste gebruik en na elke vervanging van de draadspoel de rem instellen. Ga hiervoor te werk zoals beschreven in de volgende paragraaf Rem van de draadspoelopname D200 instellen.
D100-draadspoelopname:
Bij het eerste gebruik en na elke vervanging van de draadspoel de rem instellen. Ga hiervoor te werk zoals beschreven in de volgende paragraaf Rem van de draadspoelopname D100 instellen
Nadat de brandertoets is losgelaten (einde van het lasproces, stop van de draadaanvoer) mag de draadspoel niet achterlopen.
In dit geval de rem instellen.
D200-draadspoelopname:
Bij het eerste gebruik en na elke vervanging van de draadspoel de rem instellen. Ga hiervoor te werk zoals beschreven in de volgende paragraaf Rem van de draadspoelopname D200 instellen.
D100-draadspoelopname:
Bij het eerste gebruik en na elke vervanging van de draadspoel de rem instellen. Ga hiervoor te werk zoals beschreven in de volgende paragraaf Rem van de draadspoelopname D100 instellen
Nadat de brandertoets is losgelaten (einde van het lasproces, stop van de draadaanvoer) mag de draadspoel niet achterlopen.
In dit geval de rem instellen.
Gevaar door uitstekende draadelektrode en bewegende delen.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De netschakelaar van de stroombron vóór aanvang van de werkzaamheden in de stand - O - zetten en de stroombron van het stroomnetwerk ontkoppelen
Alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen beveiligen.
Gevaar door uitstekende draadelektrode en bewegende delen.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De netschakelaar van de stroombron voor aanvang van de werkzaamheden in de stand - O - zetten en de stroombron van het stroomnetwerk ontkoppelen
Alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen beveiligen.
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPr | Voorstroomtijd gas |
I | Lasstroom |
GPo | Nastroomtijd gas |
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPr | Voorstroomtijd gas |
I | Lasstroom |
GPo | Nastroomtijd gas |
De bedrijfsmodus "4-taktbedrijf" is voor langere lasnaden geschikt.
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPr | Voorstroomtijd gas |
I | Lasstroom |
GPo | Nastroomtijd gas |
De bedrijfscyclus "speciaal 4-taktbedrijf" is in het bijzonder geschikt voor het lassen met hogere capaciteit. In de speciale bedrijfscyclus 4-taktbedrijf start de lichtboog met geringe capaciteit, wat een eenvoudigere stabilisering van de lichtboog tot gevolg heeft.
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPr | Voorstroomtijd gas |
I-S | Startstroom |
SL | Slope: voortdurende verhoging / verlaging van de lasstroom |
I | Hoofdstroom |
I-E | Eindstroom |
GPo | Nastroomtijd gas |
De bedrijfsmodus "Puntlassen" is met name geschikt voor lasverbindingen op overlappende platen.
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPr | Voorstroomtijd gas |
I | Lasstroom |
SPt | Puntlastijd/interval-lastijd |
GPo | Nastroomtijd gas |
De bedrijfsmodus "2-takt-intervallassen" is geschikt voor korte lasnaden op dunne platen en voorkomt dat het grondmateriaal doorbrandt.
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPr | Voorstroomtijd gas |
I | Lasstroom |
SPt | Puntlastijd/interval-lastijd |
SPb | Interval-pauzetijd |
GPo | Nastroomtijd gas |
De bedrijfsmodus "4-takt-intervallassen" is geschikt voor langere lasnaden op dunne platen en voorkomt dat het grondmateriaal doorbrandt.
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPr | Voorstroomtijd gas |
I | Lasstroom |
SPt | Puntlastijd/interval-lastijd |
SPb | Interval-pauzetijd |
GPo | Nastroomtijd gas |
De procedure MIG/MAG standaard handmatig lassen is een MIG/MAG-lasprocedure zonder Synergic-functie.
De verandering van een parameter heeft geen automatische aanpassing van de overige parameters tot gevolg; alle veranderbare parameters moeten afzonderlijk ingesteld worden.
De procedure MIG/MAG standaard handmatig lassen is een MIG/MAG-lasprocedure zonder Synergic-functie.
De verandering van een parameter heeft geen automatische aanpassing van de overige parameters tot gevolg; alle veranderbare parameters moeten afzonderlijk ingesteld worden.
Bij MIG/MAG handmatig lassen staan de volgende parameters tot uw beschikking:
Alle ingestelde parameterwaarden blijven tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
Met de parameter Dynamiek kan het lasresultaat verder geoptimaliseerd worden.
De parameter Dynamiek dient om de kortsluitstroomsterkte op het moment van druppelovergang te beïnvloeden:
- | = harde en stabiele lichtboog |
0 | = neutrale lichtboog |
+ | = zwakke en spatarme lichtboog |
Alle ingestelde parameterwaarden blijven tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
Alle ingestelde parameterwaarden blijven tot de volgende wijziging opgeslagen. Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
Met de parameters Lengtecorrectie lichtboog en Dynamiek kan het lasresultaat verder geoptimaliseerd worden.
Lengtecorrectie lichtboog:
- | = kortere lichtbogen, verlaging lasspanning |
0 | = neutrale lichtboog |
+ | = langere lichtboog, verhoging lasspanning |
Dynamiek:
om de kortsluitdynamiek te beïnvloeden op het moment van de druppelovergang
- | = harde en stabiele lichtboog |
0 | = neutrale lichtboog |
+ | = zwakke en spatarme lichtboog |
De bedrijfsmodi Puntlassen en Interval-lassen zijn MIG/MAG-lasprocessen.
Puntlassen wordt toegepast op unilateraal toegankelijke lasverbindingen op overlappende platen.
Intervallassen wordt toegepast op dunne platen.
Aangezien de draadelektrode niet continu wordt toegevoerd, kan het smeltbad afkoelen tijdens de intervalpauzetijden. Een lokale oververhitting en als resultaat een doorbranden van het basismateriaal kan grotendeels worden vermeden.
De bedrijfsmodi Puntlassen en Interval-lassen zijn MIG/MAG-lasprocessen.
Puntlassen wordt toegepast op unilateraal toegankelijke lasverbindingen op overlappende platen.
Intervallassen wordt toegepast op dunne platen.
Aangezien de draadelektrode niet continu wordt toegevoerd, kan het smeltbad afkoelen tijdens de intervalpauzetijden. Een lokale oververhitting en als resultaat een doorbranden van het basismateriaal kan grotendeels worden vermeden.
Het aansluiten van de netkabel op de stroombron is alleen bij multivoltage-stroombronnen nodig.
Gevaar door ongewenst startend lasproces.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de stroombron is ingeschakeld controleren of de wolfraamelektrode niet ongewenst/ongecontroleerd elektrisch geleidende of geaarde delen aanraakt (bijvoorbeeld behuizingen, ....).
Het aansluiten van de netkabel op de stroombron is alleen bij multivoltage-stroombronnen nodig.
Gevaar door ongewenst startend lasproces.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de stroombron is ingeschakeld controleren of de wolfraamelektrode niet ongewenst/ongecontroleerd elektrisch geleidende of geaarde delen aanraakt (bijvoorbeeld behuizingen, ....).
Het aansluiten van de netkabel op de stroombron is alleen bij multivoltage-stroombronnen nodig.
Gevaar door ongewenst startend lasproces.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de stroombron is ingeschakeld controleren of de wolfraamelektrode niet ongewenst/ongecontroleerd elektrisch geleidende of geaarde delen aanraakt (bijvoorbeeld behuizingen, ....).
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPo | Nastroomtijd gas |
tup | Up-Slope-fase: voortdurende verhoging van de lasstroom Duur: 0,5 seconden |
tdown | Down-Slope-fase: voortdurende verlaging van de lasstroom Duur: 0,5 seconden |
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPo | Nastroomtijd gas |
tup | Up-Slope-fase: voortdurende verhoging van de lasstroom Duur: 0,5 seconden |
tdown | Down-Slope-fase: voortdurende verlaging van de lasstroom Duur: 0,5 seconden |
Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom tot een ingestelde reductiestroom I-2 verlaagd.
Verklaring van de symbolen:
Gebruikte afkortingen:
GPo | Nastroomtijd gas |
I-S | Startstroomfase: voorzichtig opwarmen met lage lasstroom, zodat het materiaal correct gepositioneerd kan worden |
I-1 | Hoofdstroomfase (lasstroomfase) - gelijkmatige temperatuuraanvoer in het grondmateriaal, dat door warmte vooraf is verhit |
I-E | Eindstroomfase: ter vermijding van kraterscheuringen of -holtes na het lassen |
I-2 | Reductiestroomfase: Tussentijdse verlaging van de lasstroom ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het grondmateriaal |
tS | Startstroomduur |
tup | Up-Slope-fase: voortdurende verhoging van de lasstroom Duur: 0,5 seconden |
tE | Eindstroomduur |
tdown | Down-Slope-fase: voortdurende verlaging van de lasstroom Duur: 0,5 seconden |
Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.
Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.
Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:De stroombron regelt de parameters Duty cycle dcY en grondstroom I-G overeenkomstig de ingestelde pulsstroom (lasstroom) en de ingestelde pulsfrequentie.
Instelbare parameters:
I-S | Startstroom |
I-E | Eindstroom |
F-P | Pulsfrequentie (1/F-P = tijdsperiode tussen twee impulsen) |
I-P | Pulsstroom (de ingestelde lasstroom) |
Niet-instelbare parameters:
tup | UpSlope |
tdown | Downslope |
dcY | Duty cycle |
I-G | Grondstroom |
Zie voor parameterbeschrijving paragraaf Parameter voor TIG-lassen vanaf pagina (→).
Op de verpakking van de staafelektroden kunt u aflezen of de staafelektroden op (+) of op (-) moeten worden gelast.
Het aansluiten van de netkabel op de stroombron is alleen bij multivoltage-stroombronnen nodig.
Gevaar door ongewenst startend lasproces.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de stroombron is ingeschakeld: controleren of de staafelektrode niet ongewenst elektrisch geleidende of geaarde delen aanraakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
Op de verpakking van de staafelektroden kunt u aflezen of de staafelektroden op (+) of op (-) moeten worden gelast.
Het aansluiten van de netkabel op de stroombron is alleen bij multivoltage-stroombronnen nodig.
Gevaar door ongewenst startend lasproces.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de stroombron is ingeschakeld: controleren of de staafelektrode niet ongewenst elektrisch geleidende of geaarde delen aanraakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
Op de verpakking van de staafelektroden kunt u aflezen of de staafelektroden op (+) of op (-) moeten worden gelast.
Het aansluiten van de netkabel op de stroombron is alleen bij multivoltage-stroombronnen nodig.
Gevaar door ongewenst startend lasproces.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de stroombron is ingeschakeld: controleren of de staafelektrode niet ongewenst elektrisch geleidende of geaarde delen aanraakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
Dynamiek:
om de kortsluitdynamiek te beïnvloeden op het moment van de druppelovergang
- | = harde en stabiele lichtboog |
0 | = neutrale lichtboog |
+ | = zwakke en spatarme lichtboog |
Dynamiek:
om de kortsluitdynamiek te beïnvloeden op het moment van de druppelovergang
- | = harde en stabiele lichtboog |
0 | = neutrale lichtboog |
+ | = zwakke en spatarme lichtboog |
Deze functie wordt in de fabriek geactiveerd.
VoordelenLegenda
Hti | Hot-current time = Hotstroom-tijd, 0 - 2 s, fabrieksinstelling 0,5 s |
HCU | HotStart-current = HotStart-stroom, 100 - 200 %, fabrieksinstelling 150 % |
IH | Hoofdstroom = ingestelde lasstroom |
De parameters Hti en HCU kunnen worden ingesteld in het setup-menu. Zie voor parameterbeschrijving paragraaf Parameters voor elektrodelassen vanaf pagina (→).
Werkingswijze
Tijdens de ingestelde Hotstroom-tijd (Hti) wordt de lasstroom naar een bepaalde waarde verhoogd. Deze waarde (HCU) is hoger dan de ingestelde lasstroom (IH).
Deze functie wordt in de fabriek geactiveerd.
Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
Zie voor parameterbeschrijving paragraaf Parameters voor elektrodelassen vanaf pagina (→).
De invoer in het setup-menu wordt beschreven met behulp van de lasprocedure MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen (SYNERGIC).
Bij de andere lasprocedures werkt de invoer hetzelfde.
Het setup-menu openen:
Met behulp van de toets Procedure de procedure SYNERGIC kiezen
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen"; de laatst gekozen setup-parameter wordt getoond.
Parameters wijzigen:
Met het stelwiel links de gewenste setup-parameter selecteren
Met het stelwiel rechts de waarde van de setup-parameter wijzigen
Het setup-menu verlaten:
De invoer in het setup-menu wordt beschreven met behulp van de lasprocedure MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen (SYNERGIC).
Bij de andere lasprocedures werkt de invoer hetzelfde.
Het setup-menu openen:
Met behulp van de toets Procedure de procedure SYNERGIC kiezen
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen"; de laatst gekozen setup-parameter wordt getoond.
Parameters wijzigen:
Met het stelwiel links de gewenste setup-parameter selecteren
Met het stelwiel rechts de waarde van de setup-parameter wijzigen
Het setup-menu verlaten:
De invoer in het setup-menu wordt beschreven met behulp van de lasprocedure MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen (SYNERGIC).
Bij de andere lasprocedures werkt de invoer hetzelfde.
Het setup-menu openen:
Met behulp van de toets Procedure de procedure SYNERGIC kiezen
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen"; de laatst gekozen setup-parameter wordt getoond.
Parameters wijzigen:
Met het stelwiel links de gewenste setup-parameter selecteren
Met het stelwiel rechts de waarde van de setup-parameter wijzigen
Het setup-menu verlaten:
GPr | Voorstroomtijd gas Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,1 |
GPo | Nastroomtijd gas Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,5 |
Fdi | Draadinvoersnelheid Eenheid: m/min (ipm) Instelbereik: 1 - 18,5 (39.37 - 728.35) Fabrieksinstelling: 10 (393,7) |
IGc | IGc Ontsteking Eenheid: Ampère Instelbereik: 100 - 390 Fabrieksinstelling: 300 |
Ito | Draadlengte tot inwerkingtreding veiligheidsuitschakeling Eenheid: mm (inch) Instelbereik: OFF (UIT), 5 - 100 (OFF (UIT), 0,2 - 3,94) Fabrieksinstelling: OFF ('UIT’) De functie Ignition Time-Out (Ito) is een veiligheidsfunctie. Als de stroombron na de ingestelde draadlengte geen ontsteking vaststelt, wordt de draadaanvoer gestopt. |
SPt | Puntentijd Eenheid: seconden Instelbereik: OFF (UIT) 0,3 - 5 Fabrieksinstelling: 1 |
SPb | Puntenpauzetijd Eenheid: seconden Instelbereik: OFF (UIT), 0,3 - 10 (in stappen van 0,1 seconde) Fabrieksinstelling: OFF ('UIT’) |
Int | Interval Eenheid: - Instelbereik: 2T (2-staps), 4T (4-staps) Fabrieksinstelling: 2T (2-staps) |
FAC | Stroombron resetten Een van de toetsen voor parameterselectie 2 seconden ingedrukt houden om de leveringsstand te herstellen Bij het resetten van de stroombron worden de meeste instellingen gewist. Bewaard blijven:- Als in het digitale venster 'PrG' wordt weergegeven, is de stroombron gereset
|
2nd | tweede niveau van het setup-menu (zie paragraaf 'Setup-menu - niveau 2') |
GPr | Voorstroomtijd gas Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,1 |
GPo | Nastroomtijd gas Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,5 |
SL | Slope Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 1 |
I-S | Startstroom Eenheid: % van de lasstroom Instelbereik: 0 - 200 Fabrieksinstelling: 100 |
I-E | Eindstroom Eenheid: % van de lasstroom Instelbereik: 0 - 200 Fabrieksinstelling: 50 |
t-S | Startstroomduur Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0 |
t-E | Eindstroomduur Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0 |
Fdi | Draadinvoersnelheid Eenheid: m/min (ipm) Instelbereik: 1 - 18,5 (39.37 - 728.35) Fabrieksinstelling: 10 (393,7) |
Ito | Draadlengte tot in werking treden veiligheidsuitschakeling Eenheid: mm (inch) Instelbereik: OFF (UIT), 5 - 100 (OFF (UIT), 0.2 - 3.94) Fabrieksinstelling: OFF (UIT) De functie Ignition Time-Out (Ito) is een veiligheidsfunctie. Als de stroombron na de ingestelde draadlengte geen ontsteking vaststelt, dan wordt de draadaanvoer gestopt. |
SPt | Puntlastijd Eenheid: seconden Instelbereik: 0,3 - 5 Fabrieksinstelling: 1 |
SPb | Puntenpauzetijd Eenheid: seconden Instelbereik: OFF (UIT), 0,3 - 10 (in stappen van 0,1 seconde) Fabrieksinstelling: OFF (UIT) |
Int | Interval Eenheid: - Instelbereik: 2T (2-takt), 4T (4-takt) Fabrieksinstelling: 2T (2-takt) |
FAC | Stroombron resetten Een van de toetsen voor parameterselectie 2 seconden ingedrukt houden om de leveringsstand te herstellen Bij het resetten van de stroombron worden de meeste instellingen gewist. Bewaard blijven:- Als in het digitale venster "PrG" wordt weergegeven, is de stroombron gereset.
|
2nd | Tweede niveau van het Setup-menu (zie onderdeel "Setup-menu - niveau 2") |
F-P | Pulsfrequentie Eenheid: hertz Instelbereik: OFF (UIT); 1 - 990 (tot 10 Hz: in stappen van 0,1 Hz) (tot 100 Hz: in stappen van 1 Hz) (boven de 100 Hz: in stappen van 10 Hz) Fabrieksinstelling = OFF (UIT) |
tUP | Up-slope Eenheid: seconden Instelbereik: 0,01 - 9,9 Fabrieksinstelling: 0,5 |
tdo | Down-slope Eenheid: seconden Instelbereik: 0,01 - 9,9 Fabrieksinstelling: 1 |
I-S | Startstroom Eenheid: % van hoofdstroom Instelbereik: 1 - 200 Fabrieksinstelling: 35 |
I-2 | Reductiestroom Eenheid: % van hoofdstroom Instelbereik: 1 - 100 Fabrieksinstelling: 50 |
I-E | Eindstroom Eenheid: % van hoofdstroom Instelbereik: 1 - 100 Fabrieksinstelling: 30 |
GPo | Nastroomtijd gas Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 9,9 Fabrieksinstelling: 9,9 |
tAC | Hechten Eenheid: seconden Instelbereik: OFF (UIT), 0,1 - 9,9 Fabrieksinstelling = OFF (UIT) |
FAC | Stroombron resetten Een van de toetsen voor parameterselectie 2 seconden ingedrukt houden om de leveringsstand te herstellen Bij het resetten van de stroombron worden de meeste instellingen gewist. Bewaard blijven:- Als in het digitale venster "PrG" wordt weergegeven, is de stroombron gereset.
|
2nd | Tweede niveau van het Setup-menu (zie onderdeel "Setup-menu - niveau 2") |
HCU | HotStart-stroom Eenheid: % Instelbereik: 100 - 200 Fabrieksinstelling: 150 |
Hti | Hotstrom-tijd Eenheid: seconden Instelbereik: 0 - 2,0 Fabrieksinstelling: 0,5 |
Ast | Anti-Stick Eenheid: - Instelbereik: ON, OFF (AAN, UIT) Fabrieksinstelling: On (Aan) |
FAC | Stroombron resetten Een van de toetsen voor parameterselectie 2 seconden ingedrukt houden om de leveringsstand te herstellen Bij het resetten van de stroombron worden de meeste instellingen gewist. Bewaard blijven:- Als in het digitale venster 'PrG' wordt weergegeven, is de stroombron gereset.
|
2nd | tweede niveau van het setup-menu (zie paragraaf 'Setup-menu - niveau 2') |
Het setup-menu niveau 2 openen:
Met behulp van de toets Procedure de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen" kiezen
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen"; de laatst gekozen setup-parameter wordt getoond.
Met het stelwiel links de setup-parameter "2nd" selecteren
Het bedieningspaneel bevindt zich nu op het tweede niveau in het setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen"; de laatst gekozen setup-parameter wordt getoond.
Parameters wijzigen:
Met het stelwiel links de gewenste setup-parameter selecteren
Met het stelwiel rechts de waarde van de setup-parameter wijzigen
Het setup-menu verlaten:
Een parameter wordt weergegeven in het setup-menu van het eerste niveau.
Een parameter wordt weergegeven in het setup-menu van het eerste niveau.
Het setup-menu niveau 2 openen:
Met behulp van de toets Procedure de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen" kiezen
Het bedieningspaneel bevindt zich nu in het setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen"; de laatst gekozen setup-parameter wordt getoond.
Met het stelwiel links de setup-parameter "2nd" selecteren
Het bedieningspaneel bevindt zich nu op het tweede niveau in het setup-menu van de procedure "MIG/MAG-standaard-synergisch-lassen"; de laatst gekozen setup-parameter wordt getoond.
Parameters wijzigen:
Met het stelwiel links de gewenste setup-parameter selecteren
Met het stelwiel rechts de waarde van de setup-parameter wijzigen
Het setup-menu verlaten:
Een parameter wordt weergegeven in het setup-menu van het eerste niveau.
Een parameter wordt weergegeven in het setup-menu van het eerste niveau.
SEt | Landeninstelling (Standaard / US) ... Std / US (VS) Eenheid: - Instelbereik: Std, US (VS) Fabrieksinstelling: Standaardapparaat: Std (maataanduiding: cm/mm) Amerikaans apparaat: US (maataanduiding: inch) |
FUS | Netbeveiliging Het maximaal mogelijke lasvermogen wordt beperkt door de hoogte van de ingestelde netbeveiliging. Eenheid: A De beschikbare netbeveiligingswaarden zijn afhankelijk van de instelling van de parameter SEt: Parameter SEt op Std: OFF ('UIT') / 10 / 13 / 16 Parameter SEt op US: OFF ('UIT') / 15 / 20 (alleen bij 120V-netspanning) Fabrieksinstelling: OFF ('UIT') |
r | Laskringweerstand (in mOhm) Zie paragraaf Laskringweerstand vaststellen (MIG/MAG-lassen) vanaf pagina (→) |
L | Laskring-inductiviteit (in microhenry) Zie paragraaf Laskring-inductiviteit aangeven vanaf pagina (→) |
EnE | Real Energy Input Eenheid: kJ Instelbereik: ON / OFF Fabrieksinstelling: OFF ('UIT') Aangezien niet het gehele waardebereik (1 kJ - 99999 kJ) op het display van drie cijfers kan worden aangegeven, is de volgende weergavevariant gekozen: Waarde in kJ: 1 tot 999 / weergave op display: 1 tot 999 waarde in kJ: 1000 tot 9999 / weergave op display: 1,00 tot 9,99 (gedeeld door duizend tot twee cijfers achter de komma, bijvoorbeeld 5270 kJ -> 5,27) Waarde in kJ: 10.000 tot 99.999 / weergave op display: 10,0 tot 99,9 (gedeeld door duizend tot één cijfer achter de komma, bijvoorbeeld 23580 kJ -> 23,6) |
SEt | Landeninstelling (Standaard / US) ... Std / US (VS) Eenheid: - Instelbereik: Std, US (VS) Fabrieksinstelling: Standaardapparaat: Std (maataanduiding: cm/mm) Amerikaans apparaat: US (maataanduiding: inch) |
FUS | Netbeveiliging Het maximaal mogelijke lasvermogen wordt beperkt door de hoogte van de ingestelde netbeveiliging. Eenheid: A De beschikbare netbeveiligingswaarden zijn afhankelijk van de instelling van de parameter SEt: Parameter SEt op Std: OFF ('UIT') / 10 / 13 / 16 Parameter SEt op US: OFF ('UIT') / 15 / 20 (alleen bij 120V-netspanning) Fabrieksinstelling: OFF ('UIT') |
r | Laskringweerstand (in mOhm) Zie paragraaf Laskringweerstand vaststellen (MIG/MAG-lassen) vanaf pagina (→) |
L | Laskring-inductiviteit (in microhenry) Zie paragraaf Laskring-inductiviteit aangeven vanaf pagina (→) |
EnE | Real Energy Input Eenheid: kJ Instelbereik: ON / OFF Fabrieksinstelling: OFF ('UIT') Aangezien niet het gehele waardebereik (1 kJ - 99999 kJ) op het display van drie cijfers kan worden aangegeven, is de volgende weergavevariant gekozen: Waarde in kJ: 1 tot 999 / weergave op display: 1 tot 999 waarde in kJ: 1000 tot 9999 / weergave op display: 1,00 tot 9,99 (gedeeld door duizend tot twee cijfers achter de komma, bijvoorbeeld 5270 kJ -> 5,27) Waarde in kJ: 10.000 tot 99.999 / weergave op display: 10,0 tot 99,9 (gedeeld door duizend tot één cijfer achter de komma, bijvoorbeeld 23580 kJ -> 23,6) |
ALC | Weergave Lengtecorrectie lichtboog (instelling van de weergave van de Lengtecorrectie lichtboog) Instelbereik: ON / OFF Fabrieksinstelling: OFF ('UIT') Indien ingesteld op ON (AAN), indien op het bedieningspaneel de parameter Lasspanning geselecteerd en ingesteld is
|
SEt | Landeninstelling (Standaard / US) ... Std / US (VS) Eenheid: - Instelbereik: Std, US (VS) Fabrieksinstelling: Standaardapparaat: Std (maataanduiding: cm/mm) Amerikaans apparaat: US (maataanduiding: inch) |
FUS | Netbeveiliging Het maximaal mogelijke lasvermogen wordt beperkt door de hoogte van de ingestelde netbeveiliging. Eenheid: A De beschikbare netbeveiligingswaarden zijn afhankelijk van de instelling van de parameter SEt: Parameter SEt op Std: OFF ('UIT') / 10 / 13 / 16 Parameter SEt op US: OFF ('UIT') / 15 / 20 (alleen bij 120V-netspanning) Fabrieksinstelling: OFF ('UIT') |
SEt | Landeninstelling (Standaard / US) ... Std / US (VS) Eenheid: - Instelbereik: Std, US (VS) Fabrieksinstelling: Standaardapparaat: Std (maataanduiding: cm/mm) Amerikaans apparaat: US (maataanduiding: inch) |
r | Laskringweerstand (in mOhm) Zie paragraaf Laskringweerstand vaststellen (elektrodelassen-lassen) vanaf pagina (→) |
L | Laskring-inductiviteit (in microhenry) Zie paragraaf Laskring-inductiviteit aangeven vanaf pagina (→) |
FUS | Netbeveiliging Het maximaal mogelijke lasvermogen wordt beperkt door de hoogte van de ingestelde netbeveiliging. Eenheid: A De beschikbare netbeveiligingswaarden zijn afhankelijk van de instelling van de parameter SEt: Parameter SEt op Std: OFF ('UIT') / 10 / 13 / 16 Parameter SEt op US: OFF ('UIT') / 15 / 20 (alleen bij 120V-netspanning) Fabrieksinstelling: OFF ('UIT') |
Door het vaststellen van de lascircuitweerstand is het mogelijk om ook bij verschillende lengtes van het slangenpakket altijd een gelijkblijvend lasresultaat te bereiken; daardoor is de lasspanning bij de lichtboog altijd precies afgestemd, onafhankelijk van de lengte en de doorsnede van het slangenpakket. Gebruik van de Lengtecorrectie lichtboog is niet meer nodig.
De laskringweerstand wordt na het vaststellen op het display weergegeven.
r = lascircuitweerstand in milliohm (mOhm)
Bij een correct doorgevoerde bepaling van de laskringweerstand komt de ingestelde lasspanning precies overeen met de lasspanning bij de lichtboog. Als de spanning bij de uitgangsbussen van de stroombron handmatig wordt gemeten, is deze met het spanningsverval van het slangenpakket hoger dan de lasspanning bij de lichtboog.
De laskringweerstand is afhankelijk van het gebruikte slangenpakket:Door het vaststellen van de lascircuitweerstand is het mogelijk om ook bij verschillende lengtes van het slangenpakket altijd een gelijkblijvend lasresultaat te bereiken; daardoor is de lasspanning bij de lichtboog altijd precies afgestemd, onafhankelijk van de lengte en de doorsnede van het slangenpakket. Gebruik van de Lengtecorrectie lichtboog is niet meer nodig.
De laskringweerstand wordt na het vaststellen op het display weergegeven.
r = lascircuitweerstand in milliohm (mOhm)
Bij een correct doorgevoerde bepaling van de laskringweerstand komt de ingestelde lasspanning precies overeen met de lasspanning bij de lichtboog. Als de spanning bij de uitgangsbussen van de stroombron handmatig wordt gemeten, is deze met het spanningsverval van het slangenpakket hoger dan de lasspanning bij de lichtboog.
De laskringweerstand is afhankelijk van het gebruikte slangenpakket:Door het vaststellen van de lascircuitweerstand is het mogelijk om ook bij verschillende lengtes van het slangenpakket altijd een gelijkblijvend lasresultaat te bereiken; daardoor is de lasspanning bij de lichtboog altijd precies afgestemd, onafhankelijk van de lengte en de doorsnede van het slangenpakket. Gebruik van de Lengtecorrectie lichtboog is niet meer nodig.
De laskringweerstand wordt na het vaststellen op het display weergegeven.
r = lascircuitweerstand in milliohm (mOhm)
Bij een correct doorgevoerde bepaling van de laskringweerstand komt de ingestelde lasspanning precies overeen met de lasspanning bij de lichtboog. Als de spanning bij de uitgangsbussen van de stroombron handmatig wordt gemeten, is deze met het spanningsverval van het slangenpakket hoger dan de lasspanning bij de lichtboog.
De laskringweerstand is afhankelijk van het gebruikte slangenpakket:Risico op een foutieve meting van de laskringweerstand.
Dit kan een negatief effect hebben op het lasresultaat.
Controleren of het werkstuk in het bereik van de aardingsklem een optimaal contactoppervlak biedt (oppervlak schoongemaakt, roestvrij gemaakt, enz.).
Risico op een foutieve meting van de laskringweerstand.
Dit kan een negatief effect hebben op het lasresultaat.
Controleren of het werkstuk een optimaal contactoppervlak voor de contactbuis biedt (oppervlak schoongemaakt, roestvrij gemaakt, enz.).
De meting is afgesloten wanneer het display de lascircuit-weerstand in mOhm weergeeft (bijvoorbeeld 11,4).
Risico op een foutieve meting van de laskringweerstand.
Dit kan een negatief effect hebben op het lasresultaat.
Controleren of het werkstuk in het bereik van de aardingsklem een optimaal contactoppervlak biedt (oppervlak schoongemaakt, roestvrij gemaakt, enz.).
Risico op een foutieve meting van de laskringweerstand.
Dit kan een negatief effect hebben op het lasresultaat.
Controleren of het werkstuk een optimaal contactoppervlak voor de elektrode biedt (oppervlak schoongemaakt, roestvrij gemaakt,...).
De meting is afgesloten wanneer het display de lascircuit-weerstand in mOhm weergeeft (bijvoorbeeld 11,4).
De ligging van het leidingpakket het aanzienlijke uitwerking op de laskringinductiviteit en heeft daardoor invloed op het lasproces. Om het optimale lasresultaat te verkrijgen, is daarom een correcte ligging van het leidingpakket belangrijk.
De ligging van het leidingpakket het aanzienlijke uitwerking op de laskringinductiviteit en heeft daardoor invloed op het lasproces. Om het optimale lasresultaat te verkrijgen, is daarom een correcte ligging van het leidingpakket belangrijk.
Met de setup-parameter 'L' wordt de laatst vastgestelde laskring-inductiviteit weergegeven. De daadwerkelijke afstelling van de laskring-inductiviteit vindt tegelijkertijd met het vaststellen van de laskringweerstand plaats. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Laskringweerstand vaststellen'.
De laatst vastgestelde laskring-inductiviteit L wordt op het rechter digitale scherm getoond.
L ... Laskring-inductiviteit (in microhenry)
Door het gelijktijdig indrukken van de toetsen Parameterkeuze links en rechts kunnen er diverse serviceparameters worden opgeroepen.
Weergave openen:
De eerste parameter, "Firmwareversie", wordt weergegeven, bijv. "1.00 | 4.21"
Parameter selecteren:
Met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het stelwiel links de gewenste setup-parameter kiezen
Beschikbare parameters
Voorbeeld: | Firmwareversie |
Voorbeeld: | Configuratie lasprogramma |
Voorbeeld: | Nummer van het momenteel geselecteerde lasprogramma |
Voorbeeld: | Weergave van werkelijke brandduur van lichtboog sinds eerste gebruik; |
Voorbeeld: | Motorstroom voor draadaandrijving in A |
2nd | Tweede menuniveau voor servicetechnici |
Door het gelijktijdig indrukken van de toetsen Parameterkeuze links en rechts kunnen er diverse serviceparameters worden opgeroepen.
Weergave openen:
De eerste parameter, "Firmwareversie", wordt weergegeven, bijv. "1.00 | 4.21"
Parameter selecteren:
Met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het stelwiel links de gewenste setup-parameter kiezen
Beschikbare parameters
Voorbeeld: | Firmwareversie |
Voorbeeld: | Configuratie lasprogramma |
Voorbeeld: | Nummer van het momenteel geselecteerde lasprogramma |
Voorbeeld: | Weergave van werkelijke brandduur van lichtboog sinds eerste gebruik; |
Voorbeeld: | Motorstroom voor draadaandrijving in A |
2nd | Tweede menuniveau voor servicetechnici |
Door het gelijktijdig indrukken van de toetsen Parameterkeuze links en rechts kunnen er diverse serviceparameters worden opgeroepen.
Weergave openen:
De eerste parameter, "Firmwareversie", wordt weergegeven, bijv. "1.00 | 4.21"
Parameter selecteren:
Met de toetsen Bedrijfsmodus en Procedure of het stelwiel links de gewenste setup-parameter kiezen
Beschikbare parameters
Voorbeeld: | Firmwareversie |
Voorbeeld: | Configuratie lasprogramma |
Voorbeeld: | Nummer van het momenteel geselecteerde lasprogramma |
Voorbeeld: | Weergave van werkelijke brandduur van lichtboog sinds eerste gebruik; |
Voorbeeld: | Motorstroom voor draadaandrijving in A |
2nd | Tweede menuniveau voor servicetechnici |
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Noteer het serienummer en de configuratie van het apparaat en neem met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op met de servicedienst als
Oorzaak: | De netvoeding is onderbroken, de netstekker is niet in het stopcontact gestoken |
Oplossing: | Netvoedingskabel controleren, de stekker van het netsnoer in het stopcontact steken |
Oorzaak: | De netstekkerdoos of de netstekker is defect |
Oplossing: | De defecte onderdelen vervangen |
Oorzaak: | Netbeveiliging |
Oplossing: | De netbeveiliging vervangen |
Oorzaak: | Lasbrander of stuurleiding van de lasbrander is defect |
Oplossing: | Lasbrander vervangen |
Oorzaak: | Overbelasting |
Oplossing: | Rekening houden met maximale ingeschakelde tijd |
Oorzaak: | Thermo-veiligheidsautomaat heeft de stroombron uitgeschakeld |
Oplossing: | Afkoelfase afwachten; stroombron gaat na korte tijd vanzelf weer aan |
Oorzaak: | Onvoldoende toevoer van koellucht |
Oplossing: | Luchtfilter reinigen, toegankelijkheid van de ventilatie-openingen waarborgen – zie paragraaf Onderhoud indien nodig, ten minste om de 2 maanden vanaf pagina (→) |
Oorzaak: | Ventilator in de stroombron is defect |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Verkeerde massa-aansluiting |
Remedie: | Aardeaansluiting op polariteit controleren |
Oorzaak: | Stroomkabel in lasbrander onderbroken |
Remedie: | Lasbrander vervangen |
Oorzaak: | De gasslang is voor het huidige lasproces niet aangesloten op de juiste aansluiting |
Oplossing: | Sluit de gasslang aan op de juiste aansluiting voor het huidige lasproces |
Oorzaak: | Gasfles leeg |
Oplossing: | Gasfles vervangen |
Oorzaak: | Gasdrukregelaar defect |
Oplossing: | Gasdrukregelaar vervangen |
Oorzaak: | Gasleiding niet gemonteerd of beschadigd |
Oplossing: | Gasleiding monteren of vervangen |
Oorzaak: | Lasbrander defect |
Oplossing: | Lasbrander vervangen |
Oorzaak: | Gas-magneetventiel defect |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | rem te sterk afgesteld |
Oplossing: | rem losmaken |
Oorzaak: | boring van de contactbuis te nauw |
Oplossing: | passende contactbuis gebruiken |
Oorzaak: | draadgeleidekern in lasbrander defect |
Oplossing: | draadgeleidekern controleren op knikken, vuil enz. en eventueel vervangen |
Oorzaak: | aandrijfrollen niet geschikt voor gebruikte draadelektrode |
Oplossing: | passende aandrijfrollen gebruiken |
Oorzaak: | verkeerde contactdruk van de aandrijfrollen |
Oplossing: | contactdruk optimaliseren |
Oorzaak: | onjuiste ligging van het slangenpakket van de lasbrander |
Oplossing: | Het slangenpakket van de lasbrander zo rechtlijnig mogelijk leggen, nauwe buigingen vermijden |
Oorzaak: | Lasbrander te zwak gedimensioneerd |
Oplossing: | Rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen |
Oorzaak: | Verkeerde lasparameter |
Remedie: | Instellingen controleren |
Oorzaak: | Massaverbinding slecht |
Remedie: | Goed contact met werkstuk maken |
Oorzaak: | Geen of te weinig beschermgas |
Remedie: | Drukverminderaar, gasleiding, gas-magneetventiel, lasbrander-gasaansluiting enz. controleren |
Oorzaak: | Lasbrander lek |
Remedie: | Lasbrander vervangen |
Oorzaak: | Verkeerde of uitgeslepen contactbuis |
Remedie: | Contactbuis vervangen |
Oorzaak: | Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter |
Remedie: | Ingelegde draadelektrode controleren |
Oorzaak: | Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter |
Remedie: | Lasbaarheid van het basismateriaal controleren |
Oorzaak: | Beschermgas niet geschikt voor draadlegering |
Remedie: | Juiste soort beschermgas gebruiken |
Als er op een van de weergaven een foutmelding wordt weergegeven die hier niet is genoemd, probeert u het probleem dan eerst op de volgende wijze op te lossen:
Doet de storing zich, ondanks meerdere pogingen deze te verhelpen, opnieuw voor of hebben de hier voorgestelde oplossingen niet het gewenste gevolg, ga dan als volgt te werk:
Oorzaak: | Ongeldige wisseling van het lasproces tijdens het lassen |
Remedie: | Tijdens het lassen geen niet-toegestane wisseling van het lasproces uitvoeren; hef de foutmelding op door op een willekeurige toets te drukken |
Oorzaak: | De besturing van de stroombron heeft een primaire overspanning geconstateerd |
Oplossing: | Netspanning controleren. Indien servicecode alsnog blijft staan, stroombron uitschakelen, 10 seconden wachten en aansluitend stroombron weer inschakelen. Als de fout ook dan nog blijft bestaan, servicedienst verwittigen |
Oorzaak: | Onderspanning: de netspanning is onder de tolerantiewaarde gekomen |
Oplossing: | Netspanning controleren; wordt de foutcode nog steeds weergegeven, dan contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Overspanning van het net: de netspanning heeft de tolerantiewaarde overschreden |
Oplossing: | Netspanning controleren. Wordt de foutcode nog steeds weergegeven, dan contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Fout in draadtransportsysteem - overstroom draadtoevoermotor (2-rollenaandrijving) |
Oplossing: | Slangenpakket zo rechtlijnig mogelijk uitleggen; draadgeleidingskernen op knikken of vuil controleren; contactdruk bij 2-rollenaandrijving controleren; 2-rollenaandrijving op draadwikkel controleren |
Oorzaak: | Draadtoevoermotor stokt of is defect |
Oplossing: | Draadtoevoermotor controleren of Servicedienst raadplegen |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur op de geleiderplaat LSTMAG20 (secundaire kring) |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, luchtfilter controleren en indien nodig reinigen, controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur in secundaire kring van de stroombron |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, luchtfilter controleren en indien nodig reinigen (zie paragraaf Onderhoud indien nodig, ten minste om de 2 maanden op pagina (→)), controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur op de printplaat LSTMAG20 (draadtoevoer) |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, luchtfilter controleren en indien nodig reinigen (zie paragraaf Onderhoud indien nodig, ten minste om de 2 maanden op pagina (→)), controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur op de printplaat LSTMAG20 (spanningsverdubbelaar) |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, luchtfilter controleren en indien nodig reinigen (zie paragraaf Onderhoud indien nodig, ten minste om de 2 maanden op pagina (→)), controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur in de stroombron |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, luchtfilter controleren en indien nodig reinigen, controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur op vermogensonderdeelmodule |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur op PFC-module |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | Te hoge temperatuur op de geleiderplaat LSTMAG20 (PFC) |
Oplossing: | Stroombron laten afkoelen, controleren of de ventilator loopt |
Oorzaak: | De veiligheidsuitschakeling van de stroombron heeft gereageerd om te voorkomen dat de netbeveiliging uitschakelt. |
Oplossing: | Na een laspauze van ca. 90 seconden verdwijnt het bericht en is de stroombron weer gereed voor gebruik. |
Oorzaak: | Te lage temperatuur op de geleiderplaat (secundaire kring) |
Oplossing: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | Te lage temperatuur in secundaire kring van de stroombron |
Oplossing: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | Te lage temperatuur op de geleiderplaat LSTMAG20 (draadtoevoer) |
Oplossing: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | Te lage temperatuur op de geleiderplaat LSTMAG20 (spanningsverdubbelaar) |
Oplossing: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | Te lage temperatuur in de stroombron |
Remedie: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | Te lage temperatuur op vermogensonderdeelmodule |
Oplossing: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | Te lage temperatuur op PFC-module |
Oplossing: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | Te lage temperatuur op de geleiderplaat LSTMAG20 (PFC) |
Oplossing: | Stroombron in een verwarmde ruimte plaatsen en laten opwarmen |
Oorzaak: | geen opgeslagen programma gekozen |
Oplossing: | opgeslagen programma kiezen |
Oorzaak: | De functie 'Ignition Time-Out' is actief; binnen de in het setup-menu ingestelde gestimuleerde draadlengte is geen geleiding tot stand gekomen. De veiligheidsuitschakeling van de stroombron is in werking getreden |
Oplossing: | Vrij draadeinde inkorten, meermaals de brandertoets indrukken; het werkstukoppervlak reinigen; eventueel in setup-menu de parameter 'Ito' instellen |
Oorzaak: | Lichtboogonderbreking bij het TIG-lassen |
Oplossing: | Brandertoets herhaaldelijk indrukken, werkstukoppervlak reinigen |
Oorzaak: | Het geselecteerde lasprogramma is ongeldig |
Remedie: | Een geldig lasprogramma selecteren |
Oorzaak: | Bepalen van de weerstand van het lascircuit is mislukt |
Oplossing: | Aardingskabel, stroomkabel of slangenpakket controleren en indien nodig vervangen, lascircuit-weerstand opnieuw bepalen |
Het lassysteem heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om het lassysteem jarenlang gebruiksklaar te houden.
Het lassysteem heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om het lassysteem jarenlang gebruiksklaar te houden.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Gevaar door nat luchtfilter.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken
Ervoor zorgen dat het luchtfilter droog is tijdens de installatie.
Gevaar door persluchtinwerking.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Elektronische onderdelen niet van korte afstand schoonblazen.
Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Diameter van draadelektrode | 1,0 mm | 1,2 mm | 1,6 mm | 2,0 mm | 2 x 1,2 mm (TWIN) |
Gemiddeld verbruik | 10 l/min | 12 l/min | 16 l/min | 20 l/min | 24 l/min |
Grootte van gasmondstuk | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 10 |
Gemiddeld verbruik | 6 l/min | 8 l/min | 10 l/min | 12 l/min | 12 l/min | 15 l/min |
Overzicht van kritieke grondstoffen:
Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.
Overzicht van kritieke grondstoffen:
Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.
Bij apparaten die op speciale spanning zijn berekend, gelden de technische gegevens op het kenplaatje.
De inschakelduur (in het Duits: Einschaltdauer, ED) is dat gedeelte van een cyclus van 10 minuten waarin het apparaat met het aangegeven vermogen kan worden gebruikt zonder oververhit te raken.
De op het kenplaatje vermelde waarden voor de ED hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 40°C.
Als de omgevingstemperatuur hoger is, moet de ED of het vermogen dienovereenkomstig worden verlaagd.
Voorbeeld: Lassen met 150 A bij 60% van de inschakelduur
Als het apparaat zonder onderbrekingen moet werken:
Netspanning (U1) |
|
|
| 1 x | 230 V | |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
|
|
| 16 A | |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
|
| 26 A | ||
Netbeveiliging | 16 A traag gezekerd | |||||
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 5,98 kVA | |||||
|
|
|
|
|
|
|
Tolerantie netspanning | -20 / +15% | |||||
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz | |||||
Cos Phi (1) | 0,99 | |||||
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax bij PCC1) |
| 250,02 mOhm | ||||
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar |
| Type B | ||||
|
|
|
|
|
|
|
Lasstroombereik (I2) |
|
|
|
|
| |
MIG / MAG |
|
| 10 - 210 A | |||
Staafelektrode |
|
| 10 - 180 A | |||
TIG |
|
| 10 - 230 A | |||
Lasstroom bij | 10 min / 40 °C (104 °F) |
| 30 % | 60 % | 100 % | |
MIG/MAG | U1 230 V |
|
| 210 A | 170 A | 150 A |
Lasstroom bij | 10 min / 40 °C (104 °F) |
| 35 % | 60 % | 100 % | |
Staafelektrode | U1 230 V |
|
| 180 A | 150 A | 130 A |
Lasstroom bij | 10 min / 40 °C (104 °F) |
| 35 % | 60 % | 100 % | |
TIG | U1 230 V |
|
| 230 A | 200 A | 170 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) |
|
|
| |||
MIG / MAG |
|
| 14,5 - 24,5 V | |||
Staafelektrode |
|
| 20,4 - 27,2 V | |||
TIG |
|
| 10,4 - 19,2 V | |||
Nullastspanning (U0 peak / U0 r.m.s) |
| 90 V | ||||
|
|
|
|
|
|
|
Beschermingsklasse |
|
| IP 23 | |||
Koelwijze |
|
| AF | |||
Overspanningscategorie |
|
| III | |||
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 |
| 3 | ||||
EMV-emissieklasse |
| A2) | ||||
Veiligheidssymbolen |
| S, CE | ||||
Afmetingen l x b x h |
| 560 x 215 x 370 mm | ||||
Gewicht |
|
| 15 kg | |||
|
|
|
|
|
|
|
Maximale druk beschermgas |
|
| 5 bar | |||
|
|
|
|
|
|
|
Draadsnelheid |
| 1,5 - 18 m/min | ||||
Draadaandrijving |
| 2-rollenaandrijving | ||||
Draaddiameter | 0,6 - 1,2 mm | |||||
Draadspoeldiameter |
| max. 200 mm | ||||
Gewicht van draadspoel |
| max. 6,8 kg | ||||
Max. geluidsemissie (LWA) |
| 65,5 dB | ||||
Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V |
| 17,4 W | ||||
Energie-efficiëntie van stroombron bij |
| 89 % |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de stroomtoevoer via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) |
|
|
| 1 x | 120 V | |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
|
|
| 15 A | |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
|
| 20 A | ||
Netbeveiliging | 15 A traag gezekerd | |||||
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 2,40 kVA | |||||
|
|
|
|
|
|
|
Netspanning (U1) |
|
|
| 1 x | 120 V | |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
|
|
| 20 A | |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
|
| 29 A | ||
Netbeveiliging | 20 A traag gezekerd | |||||
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 3,48 kVA | |||||
|
|
|
|
|
|
|
Netspanning (U1) |
|
|
| 1 x | 230 V | |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
|
|
| 16 A | |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
|
| 26 A | ||
Netbeveiliging | 16 A traag gezekerd | |||||
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 5,98 kVA | |||||
|
|
|
|
|
|
|
Netspanning (U1) |
|
|
| 1 x | 240 V | |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
|
|
| 15 A | |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
|
| 26 A | ||
Netbeveiliging2) | 20 A traag gezekerd3) | |||||
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 6,24 kVA | |||||
|
|
|
|
|
|
|
Tolerantie netspanning | -20 / +15% | |||||
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz | |||||
Cos Phi | 0,99 | |||||
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax bij PCC1) |
| 250,02 mOhm | ||||
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar |
| Type B | ||||
|
|
|
|
|
|
|
Lasstroombereik (I2) |
|
|
|
|
| |
MIG / MAG |
|
| 10 - 210 A | |||
Staafelektrode |
|
| 10 - 180 A | |||
TIG |
|
| 10 - 230 A | |||
Lasstroom bij | 10 min / 40 °C (104 °F) |
| 30 % | 60 % | 100 % | |
MIG/MAG | U1 120 V | (15 A) |
| 105 A | 95 A | 80 A |
| U1 120 V | (20 A) |
| 135 A | 120 A | 105 A |
| U1 230 V |
|
| 210 A | 170 A | 150 A |
Lasstroom bij | 10 min / 40 °C (104 °F) |
| 35 % | 60 % | 100 % | |
Staafelektrode | U1 120 V | (15 A) |
| 90 A | 80 A | 70 A |
| U1 120 V | (20 A) |
| 110 A | 100 A | 90 A |
| U1 230 V |
|
| 180 A | 150 A | 130 A |
Lasstroom bij | 10 min / 40 °C (104 °F) |
| 35 % | 60 % | 100 % | |
TIG | U1 120 V | (15 A) |
| 135 A | 120 A | 105 A |
| U1 120 V | (20 A) |
| 160 A | 150 A | 130 A |
| U1 230 V |
|
| 230 A | 200 A | 170 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) |
|
|
| |||
MIG / MAG |
|
| 14,5 - 24,5 V | |||
Staafelektrode |
|
| 20,4 - 27,2 V | |||
TIG |
|
| 10,4 - 19,2 V | |||
Nullastspanning (U0 peak / U0 r.m.s) |
| 90 V | ||||
|
|
|
|
|
|
|
Beschermingsklasse |
|
| IP 23 | |||
Koelwijze |
|
| AF | |||
Overspanningscategorie |
|
| III | |||
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 |
| 3 | ||||
EMV-emissieklasse |
| A4) | ||||
Veiligheidssymbolen |
| S, CE, CSA | ||||
Afmetingen l x b x h |
| 560 x 215 x 370 mm | ||||
Gewicht |
|
| 15,2 kg | |||
|
|
|
|
|
|
|
Maximale druk beschermgas |
|
| 5 bar | |||
|
|
|
|
|
|
|
Draadsnelheid |
| 1,5 - 18 m/min | ||||
Draadaandrijving |
| 2-rollenaandrijving | ||||
Draaddiameter | 0,6 - 1,2 mm | |||||
Draadspoeldiameter |
| max. 200 mm | ||||
Gewicht van draadspoel |
| max. 6,8 kg | ||||
Max. geluidsemissie (LWA) |
| 65,5 dB | ||||
Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V |
| 17,4 W | ||||
Energie-efficiëntie van stroombron bij |
| 89 % |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 V en 50 Hz. |
2) | Geldt alleen voor USA: Als in plaats van een zekering een automatische zekering wordt gebruikt, moet de stroom-/tijdkarakteristiek van de automatische zekering overeenkomen met de bovenstaande netbeveiliging. Als de afschakelstroom van de automatische zekering hoger is dan de afschakelstroom van de bovenstaande netbeveiliging, dan is dit eveneens toegestaan. |
3) | Geldt alleen voor USA: Trage zekering volgens UL-klasse RK5 (zie UL 248). |
4) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de stroomtoevoer via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
TransSteel 2200c EF | TransSteel 2200 Set EF |
|
|
|
|
Lasprogrammadatabank: DB 3815
Lasprogrammadatabank: DB 3815