Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:*) telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen.
Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassenZorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruikAls de lasdraad uit de lastoorts naar buiten komt, bestaat er een groot risico op letsel (doorboren van de hand, verwondingen aan gezicht en ogen enz.),
dus houd de lastoorts altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoer) en draag een geschikte veiligheidsbril.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Lasapparaten voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). Het lasapparaat zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Lassen met het apparaat tijdens een kraantransport is alleen toegestaan als dit duidelijk vermeld staat in het beoogde gebruik van het apparaat.
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten uit en koppel ze los van het elektriciteitsnet voordat u ze transporteert of optilt!
Voor elk transport van een lassysteem (bijv. met onderstel, koelapparaat, lasapparaat en draadaanvoer) het koelmiddel volledig aftappen en de volgende componenten demonteren:Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte lasapparaten te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
In de volgende gevallen wordt een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur aanbevolen:Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De tekst en afbeeldingen komen overeen met de technische stand van zaken bij het ter perse gaan, wijzigingen voorbehouden.
Wij stellen uw suggesties voor verbeteringen en uw feedback over eventuele onjuistheden in de handleiding zeer op prijs.
De MIG/MAG-lasapparaten TPS 320i, TPS 400i, TPS 500i en TPS 600i zijn volledig gedigitaliseerde, door een microprocessor aangestuurde omvormer-lasapparaten.
Het modulaire ontwerp en de eenvoudige mogelijkheid tot systeemuitbreiding zorgen voor optimale flexibiliteit. De apparaten zijn op alle specifieke omstandigheden aan te passen.
De MIG/MAG-lasapparaten TPS 320i, TPS 400i, TPS 500i en TPS 600i zijn volledig gedigitaliseerde, door een microprocessor aangestuurde omvormer-lasapparaten.
Het modulaire ontwerp en de eenvoudige mogelijkheid tot systeemuitbreiding zorgen voor optimale flexibiliteit. De apparaten zijn op alle specifieke omstandigheden aan te passen.
De MIG/MAG-lasapparaten TPS 320i, TPS 400i, TPS 500i en TPS 600i zijn volledig gedigitaliseerde, door een microprocessor aangestuurde omvormer-lasapparaten.
Het modulaire ontwerp en de eenvoudige mogelijkheid tot systeemuitbreiding zorgen voor optimale flexibiliteit. De apparaten zijn op alle specifieke omstandigheden aan te passen.
Afhankelijk van de bestaande apparaatfirmware kan in sommige gevallen nog steeds "stroombron" op het display worden weergegeven.
Stroombron = lasapparaat
De centrale besturings- en regeleenheid van de lasapparaten is gekoppeld aan een digitale signaalprocessor. De centrale besturings- en regeleenheid en de signaalprocessor sturen het gehele lasproces.
Tijdens het lasproces worden steeds actuele gegevens gemeten; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door ingenieuze regelalgoritmen.
De apparaten worden in de handel en industrie gebruikt: handmatige en geautomatiseerde toepassingen met klassieke stalen, gegalvaniseerde platen, chroom/nikkel en aluminium.
De lasapparaten zijn ontworpen voor:
FCC
Dit apparaat voldoet aan de grenswaarden voor een digitaal apparaat uit EMV-emissieklasse A, conform deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden moeten een passende bescherming bieden tegen schadelijke storingen wanneer het apparaat binnen een bedrijfssetting wordt gebruikt. Dit apparaat genereert en gebruikt hoogfrequente energie en kan schadelijke interferentie in de radiocommunicatie veroorzaken als het niet in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing geïnstalleerd en gebruikt wordt.
Het gebruik van dit apparaat in woongebieden zal waarschijnlijk schadelijke storingen veroorzaken; in dit geval is de gebruiker verplicht de storingen op eigen kosten te verhelpen.
FCC-ID: QKWSPBMCU2
Industry Canada RSS
Dit apparaat voldoet aan de vergunningvrije Industry Canada RSS-normen. Het gebruik moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
(1) | Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken. |
(2) | Het apparaat moet alle ontvangen storingsinvloeden kunnen weerstaan, inclusief storingsinvloeden die een belemmering van de werking tot gevolg zouden kunnen hebben. |
IC: 12270A-SPBMCU2
EU
Overeenstemming met Richtlijn 2014/53 / EU - Richtlijn radioapparatuur (ROOD)
De voor deze zender gebruikte antennes moeten zodanig worden geïnstalleerd dat een minimale afstand van 20 cm tot alle personen wordt aangehouden. De antennes mogen niet worden geplaatst of gebruikt bij of in combinatie met een andere antenne of zender. OEM-integrators en eindgebruikers moeten bekend zijn met de bedrijfsomstandigheden van de zender om te voldoen aan de richtlijnen voor blootstelling aan radiofrequenties.
ANATEL / Brazilië
Dit apparaat wordt secundair gebruikt. Het apparaat heeft geen recht op bescherming tegen schadelijke interferentie, zelfs niet van apparaten van hetzelfde type.
Het apparaat kan geen interferentie veroorzaken in primair gebruikte systemen.
Dit apparaat voldoet aan de door ANATEL vastgestelde grenswaarden voor de specifieke absorptiesnelheid met betrekking tot blootstelling aan elektrische, magnetische en elektromagnetische hoogfrequentievelden.
IFETEL / Mexico
De gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
(1) | Het apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken. |
(2) | Het apparaat moet alle interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken. |
NCC / Taiwan
In overeenstemming met de NCC-voorschriften voor radiostralingsmotoren met laag vermogen:
Artikel 12
Een gecertificeerde radiostralingsmotor met laag vermogen mag zonder goedkeuring de frequentie niet wijzigen, het vermogen niet verhogen en de kenmerken en functies van het oorspronkelijke ontwerp niet veranderen.
Artikel 14
Het gebruik van radiostralingsmotoren met laag vermogen mag de vliegveiligheid en de wettelijke communicatie niet in gevaar brengen.
Een geconstateerde interferentie moet onmiddellijk worden gedeactiveerd en gecorrigeerd tot er geen interferentie meer is.
De wettelijke mededeling in de vorige alinea heeft betrekking op radiocommunicatie die wordt geëxploiteerd overeenkomstig de bepalingen van de Telecommunicatiewet. Radiostralingsmotoren met laag vermogen moeten bestand zijn tegen interferentie van wettelijke communicatie of radiologische, stralingselektrische apparaten voor industriële, wetenschappelijke en medische toepassingen.
Thailand
Het woordmerk Bluetooth® en de Bluetooth®-logo's zijn gedeponeerde handelsmerken van Bluetooth SIG, Inc. en worden onder licentie gebruikt door de fabrikant. Andere merken en handelsnamen zijn eigendom van de desbetreffende rechthebbende.
Op lasapparaten met het CSA-goedkeuringsmerk voor het gebruik in Noord-Amerika (VS en Amerika) bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
Veiligheidssymbolen op het kenplaatje:
Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
De lasapparaten kunnen met verschillende systeemcomponenten en opties worden aangedreven. Afhankelijk van het inzetgebied van de lasapparaten kunnen daardoor verwerkingen worden geoptimaliseerd, en de werking en bediening worden vereenvoudigd.
De lasapparaten kunnen met verschillende systeemcomponenten en opties worden aangedreven. Afhankelijk van het inzetgebied van de lasapparaten kunnen daardoor verwerkingen worden geoptimaliseerd, en de werking en bediening worden vereenvoudigd.
(1) | koelapparaten |
(2) | Lasapparaten |
(3) | Robotaccessoires |
(4) | Verbindingsslangpakketten (max. 50 m)* |
(5) | Draadaanvoerunits |
(6) | Draadaanvoerunitopname |
(7) | Onderstel en gasfleshouders |
* | Verbindingsslangenpakketten > 50 m alleen in combinatie met optie OPT/i SpeedNet Repeater |
Verder:
OPT/i TPS 2.SpeedNet Connector
Een tweede SpeedNet-aansluiting als optie
Gemonteerd aan de achterkant van het lasapparaat bij installatie in de fabriek (kan echter ook aan de voorkant van de lasapparaten worden gemonteerd).
OPT/i TPS 4x Switch SpeedNet
Optie als er meer dan één extra SpeedNet-aansluiting vereist is.
BELANGRIJK! De optie OPT/i TPS 4x Switch SpeedNet kan niet in combinatie met de optie OPT/i TPS 2. SpeedNet Connector worden gebruikt. Als de optie OPT/i TPS 2.SpeedNet Connector in het lasapparaat is gemonteerd, moet deze worden verwijderd.
De optie OPT/i TPS 4x Switch SpeedNet is standaard in TPS 600i-lasapparaten gemonteerd.
OPT/i TPS SpeedNet Connector
Uitbreiding van de optie OPT/i TPS 4x Switch SpeedNet
Alleen in combinatie met de optie OPT/i TPS 4x Switch SpeedNet mogelijk, maximaal 2 stuks per lasapparaat
OPT/i TPS 2e NT241 CU 1400i
Bij gebruik van een CU 1400-koelapparaat moet in de TPS 320i - 600i-lasapparaten de optie OPT/i TPS 2e NT241 CU1400i worden gemonteerd.
De optie OPT/i TPS 2e NT241 CU1400 is standaard in TPS 600i-lasapparaten gemonteerd.
OPT/i TPS-motorvoeding +
Als in het lassysteem 3 of meer aandrijfmotoren moeten worden gebruikt, moet in de TPS320i - 600i-lasapparaten de optie OPT/i TPS-motorvoeding + worden gemonteerd.
OPT/i TPS-stoffilter
BELANGRIJK! Het gebruik van het optionele OPT/i TPS-stoffilter op de TPS 320i - 600i-lasapparaten gaat gepaard met een vermindering van de inschakelduur!
OPT/i TPS 2e plusbus PC
Tweede (+) stroombus (Power Connector) aan de voorzijde van lasapparaten als optie
OPT/i TPS 2e aardebus
Tweede (-) stroombus (Dinse) aan de achterzijde van lasapparaten als optie
OPT/i TPS 2e plusbus DINSE
Tweede (+) stroombus (Dinse) aan de voorzijde van lasapparaten als optie
OPT/i TPS 2e aardebus PC
Tweede (-) stroombus (Power Connector) aan de achterzijde van lasapparaten als optie
OPT/i aardebus PC voor
(-) stroombus (Power Connector) aan de voorzijde van lasapparaten als optie - is gemonteerd in plaats van de standaard stroombus met bajonetsluiting.
OPT/i SpeedNet Repeater
Signaalversterker, indien verbindingsslangpakketten of verbindingen van het lasapparaat naar de draadaanvoerunit meer dan 50 m bedragen
Gutstoorts KRIS 13
Elektrodenhouder met persluchtaansluiting voor gutstoortsen
OPT/i Synergic Lines
Optie voor het inschakelen van alle beschikbare speciale laskarakters van de TPSi-lasapparaten;
in de toekomst aangemaakte speciale laskarakters worden ook automatisch ingeschakeld.
OPT/i GUN Trigger
Optie voor speciale functies in combinatie met de toortsschakelaar
OPT/i Jobs
Optie voor het bekijken, maken, bewerken, verwijderen, exporteren en importeren van taken in SmartManager
Meer informatie vanaf pagina (→).
OPT/i Documentation
Optie voor de documentatiefunctie
OPT/i Interface Designer
Optie voor individuele interfaceconfiguratie
OPT/i WebJobEdit
De Web Job Editor kan worden gebruikt in combinatie met de OPT/i Jobs om de taken in een Robot Teach Panel te bewerken. De browser van de robot of een computer heeft rechtstreeks toegang tot de webpagina van de Web Job Editor.
OPT/i Limit Monitoring
Optie voor het vooraf instellen van de grenswaarden voor de lasstroom, lasspanning en draadsnelheid
OPT/i Custom NFC - ISO 14443A
Optie om een klantspecifieke frequentieband voor key-kaarten te gebruiken
OPT/i CMT Cycle Step
Optie voor instelbaar, cyclisch CMT-lasproces
OPT/i OPC-UA
Gestandaardiseerd gegevensinterfaceprotocol
OPT/i MQTT
Gestandaardiseerd gegevensinterfaceprotocol
OPT/i WireSense
Naad zoeken/randdetectie door middel van draadelektrode voor geautomatiseerde toepassingen
alleen in combinatie met CMT-hardware
OPT/i Touch Sense Adv.
De volgende functies zijn beschikbaar met de optie:
OPT/i SenseLead
Extra hardware-optie voor betere spanningsmeting bij het lassen met meerdere vlambogen op één onderdeel.
OPT/i CU Interface
Interface voor de koelapparaten CU 4700 en CU 1800
OPT/i Synchropulse 10 Hz *
Voor het verhogen van de synchropulsfrequentie van 3 Hz naar 10 Hz
OPT/i WeldCube Navigator
Software voor het maken van digitale instructies voor handmatige lasprocessen die lassers doorlopen.
De lasser wordt door WeldCube Navigator door de lasinstructies geleid.
BELANGRIJK! De veiligheidsfunctie OPT/i Safety Stop PL d werd volgens EN ISO 13849-1:2008 + AC:2009 als categorie 3 ontwikkeld.
Hiervoor is een tweekanaalsaanvoer van het ingangssignaal nodig.
Een overbrugging van de twee kanalen (bijv. door middel van een kortsluitbeugel) is niet toegestaan en leidt tot verlies van de PL d.
Functiebeschrijving
De optie OPT/i Safety Stop PL d zorgt voor een veiligheidsstop van het lasapparaat volgens PL d met gecontroleerd laseinde in minder dan een seconde.
Telkens wanneer het lasapparaat wordt ingeschakeld, voert de veiligheidsfunctie Safety Stop PL d een zelftest uit.
BELANGRIJK! Deze zelftest moet minimaal een keer per jaar worden uitgevoerd om de werking van de veiligheidsuitschakeling te controleren.
Als de spanning op minimaal een van de 2 ingangen daalt, stopt Safety Stop PL d het lopende lasproces en worden de draadaanvoermotor en de lasspanning uitgeschakeld.
Het lasapparaat genereert een foutcode. De communicatie via de robotinterface of het bussysteem blijft gehandhaafd.
Om het lassysteem opnieuw te starten, moet de spanning opnieuw worden ingeschakeld. Een fout moet worden bevestigd via de lastoortstoets, het display of de interface en het aanvangen van het lassen moet opnieuw worden uitgevoerd.
Een niet-gelijktijdige uitschakeling van de twee ingangen (> 750 ms) wordt door het systeem weergegeven als een kritieke, niet-bekende fout.
Het lasapparaat blijft permanent uitgeschakeld.
Een reset wordt uitgevoerd door het lasapparaat uit/in te schakelen.
Om de meest uiteenlopende materialen effectief te kunnen bewerken, beschikken de TPSi-lasapparaten over verschillende Welding Packages, laskarakters, lasprocedures en -processen.
Om de meest uiteenlopende materialen effectief te kunnen bewerken, beschikken de TPSi-lasapparaten over verschillende Welding Packages, laskarakters, lasprocedures en -processen.
Om de meest uiteenlopende materialen effectief te kunnen bewerken, beschikken de TPSi-lasapparaten over verschillende Welding Packages, laskarakters, lasprocedures en -processen.
De volgende Welding Packages zijn verkrijgbaar voor de TPSi-lasapparaten:
Welding Package Standard
4,066,012
(maakt MIG/MAG Standard-Synergic-lassen mogelijk)
Welding Package Pulse
4,066,013
(maakt MIG/MAG Puls-Synergic-lassen mogelijk)
Welding Package LSC *
4,066,014
(maakt het LSC-proces mogelijk)
Welding Package PMC **
4,066,015
(maakt het PMC-proces mogelijk)
Welding Package CMT ***
4,066,016
(maakt het CMT-proces mogelijk)
Welding Package ConstantWire
4,066,019
(maakt constantstroom- of constantspanningsbedrijf mogelijk tijdens het solderen)
* | Alleen in combinatie met Welding Package Standard |
** | Alleen in combinatie met Welding Package Pulse |
*** | Alleen in combinatie met Welding Package Standard en Welding Package Pulse |
BELANGRIJK! Alleen de volgende lasprocessen zijn beschikbaar op een TPSi-lasapparaat zonder Welding Packages:
Depending on the welding process and shielding gas mix, various process-optimised welding characteristics are available when selecting the filler metal.
Examples of welding characteristics:
The additional designation (*) next to the welding process provides information about the special properties and use of the welding characteristic.
The description of the characteristics is set out as follows:
Designation
Process
Properties
AC additive 1)
PMC, CMT
Characteristic for welding bead onto bead in adaptive structures
The characteristic changes the polarity cyclically to keep heat input low and achieve more stability with a higher deposition rate.
AC heat control 1)
PMC, CMT
The characteristic changes the polarity cyclically to keep the heat input into the component low. The heat input into the component can be additionally controlled by appropriate correction parameters.
AC universal 1)
PMC, CMT
The characteristic changes the polarity cyclically to keep the heat input into the component low and is ideal for all standard welding tasks.
additive
CMT
Characteristics with reduced heat input and greater stability at a higher deposition rate for welding bead onto bead in adaptive structures
ADV 2)
CMT
Also required:
Inverter module for an alternating current process
Negatively poled process phase with low heat input and high deposition rate
ADV 2)
LSC
Also required:
Electronic switch for interrupting power
Maximum reduction in current caused by opening the circuit in each desired process phase
Only in conjunction with TPS 400i LSC ADV
ADV braze
CMT
Characteristics for brazing processes (reliable wetting and good flow of braze material)
Almost no welding spatter occurs in dip transfer arc area. The characteristic is ideal for long hosepacks and return lead cables.
arc blow
PMC
Characteristic to avoid arc breaks due to arc blow.
ADV root
LSC Advanced
Characteristics for root passes with powerful arc.
Almost no welding spatter occurs in dip transfer arc area. The characteristic is ideal for long hosepacks and return lead cables.
ADV universal
LSC Advanced
Characteristic for all standard welding tasks, with almost no welding spatter in the dip transfer arc area. The characteristic is ideal for long hosepacks and return lead cables.
arcing
Standard
Characteristics for a special type of hardfacing on a wet or dry surface
(e.g. grinding rollers in the sugar and ethanol industries)
base
standard
Characteristics for a special type of hardfacing on a wet or dry surface
(e.g. grinding rollers in the sugar and ethanol industries)
braze
CMT, LSC, PMC
Characteristic for brazing processes (reliable wetting and good flow of braze material)
braze+
CMT
Characteristic for brazing processes with the special Braze+ gas nozzle and high brazing speed (gas nozzle with narrow opening and high flow rate)
CC/CV
CC/CV
Characteristic with constant current or constant voltage curve for operating the welding machine with a power supply unit. A wirefeeder is not required.
cladding
CMT, LSC, PMC
Characteristics for overlay welding with low penetration, low dilution and wide weld seam flow for improved wetting
constant current
PMC
Constant current characteristic
For applications where no arc length control is required (stickout changes are not compensated)
CW additive
PMC, ConstantWire
Characteristic with constant wire speed progression for the additive production process
With this characteristic, no arc is ignited, the welding wire is only fed as filler metal.
dynamic
CMT, PMC, Puls, Standard
Characteristic for deep penetration and reliable root fusion at high welding speeds
dynamic +
PMC
Characteristic with short arc length for high welding speeds with arc length control independent of the material surface.
edge
CMT
Characteristic for welding corner seams with targeted energy input and high welding speed
flanged edge
CMT
Characteristic for welding flange welds with targeted energy input and high welding speed
galvanized
CMT, LSC, PMC, Puls, Standard
Characteristics for galvanised sheet surfaces (low risk of zinc pores and reduced penetration)
galvannealed
PMC
Characteristics for iron-zinc-coated material surfaces
gap bridging
CMT, PMC
Characteristic for the best gap-bridging ability due to very low heat input
hotspot
CMT
Characteristic with hot start sequence, specially for plug welds and MIG/MAG spot weld joints
mix 2) / 3)
PMC
Also required:
Pulse and PMC welding packages
Characteristic for generating a rippled weld.
The heat input into the component is specifically controlled by the cyclical process change between pulsed and dip transfer arc.
LH fillet weld
PMC
Characteristics for LaserHybrid fillet weld applications
(laser + MIG/MAG process)
LH flange weld
PMC
Characteristics for LaserHybrid corner weld applications
(laser + MIG/MAG process)
LH Inductance
PMC
Characteristics for LaserHybrid applications with high welding circuit inductance
(laser + MIG/MAG process)
LH lap joint
PMC, CMT
Characteristics for LaserHybrid lap joint applications
(laser + MIG/MAG process)
marking
Characteristics for marking conductive surfaces
Characteristic for marking electrically conductive surfaces.
Marking is performed by low power spark erosion and a reversing wire movement.
mix 2) / 3)
CMT
Also required:
CMT drive unit WF 60i Robacta Drive CMT
Pulse, Standard and CMT welding packages
Characteristic for producing a rippled weld.
The heat input into the component is specifically controlled by the cyclical process change between pulsed arc or CMT.
mix drive 2)
PMC
Also required:
PushPull drive unit WF 25i Robacta Drive or WF 60i Robacta Drive CMT
Pulse and PMC welding packages
Characteristic for producing a rippled weld by means of a cyclical process interruption of the pulsed arc and an additional wire movement
multi arc
PMC
Characteristic for components being welded by several arcs each influencing the other Ideal for increased welding circuit inductance or mutual welding circuit coupling.
open root
LSC, CMT
Characteristic with powerful arc, especially suitable for root passes with air gap
PCS 3)
PMC
The characteristic changes directly from a pulsed arc to a concentrated spray arc above a certain power. The advantages of pulsed and spray arcs combined in a single characteristic.
PCS mix
PMC
The characteristic changes cyclically between a pulsed or spray arc to a dip transfer arc, depending on the power range. It is especially suitable for vertical-up welds due to the alternating hot and then cold, supporting process phase.
pin
CMT
Characteristic for welding brads to an electrically conductive surface
The retraction movement of the wire electrode and the set current curve progression define the appearance of the pin.
pin picture
CMT
Characteristic for welding brads with a spherical end onto an electrically conductive surface, especially for creating pin pictures.
pin print
CMT
Characteristic for writing texts, patterns or markings on electrically conductive component surfaces
Writing takes place by positioning individual dots the size of a welding droplet.
pin spike
CMT
Characteristic for welding brads with pointed ends onto an electrically conductive surface.
pipe
PMC, Pulse, Standard
Characteristics for pipe applications and positional welding on narrow gap applications
pipe cladding
PMC, CMT
Characteristics for overlay welding of outer pipe claddings with little penetration, low dilution and wide weld seam flow
retro
CMT, Puls, PMC, Standard
The characteristic has the same weld properties as the predecessor TransPuls Synergic (TPS) series.
ripple drive 2)
PMC
Also required:
CMT drive unit WF 60i Robacta Drive CMT
Characteristic for producing a rippled weld by means of a cyclical process interruption of the pulsed arc and an additional wire movement.
The weld rippling characteristics are similar to that of TIG welds.
root
CMT, LSC, Standard
Characteristics for root passes with powerful arc
seam track
PMC, Pulse
Characteristic with amplified current control, especially suitable for the use of a seam tracking system with external current measurement.
TIME
PMC
Characteristic for welding with very long stickout and TIME shielding gases to increase the deposition rate.
(TIME = Transferred Ionized Molten Energy)
TWIN cladding
PMC
MIG/MAG tandem characteristics for overlay welding with low penetration, low dilution and wide weld seam flow for improved wetting.
TWIN multi arc
PMC
MIG/MAG tandem characteristic for components being welded by several arcs each influencing the other. Ideal for increased welding circuit inductance or mutual welding circuit coupling.
TWIN PCS
PMC
The MIG/MAG tandem characteristic changes from a pulsed arc directly to a concentrated spray arc above a certain power. The two arcs are not synchronised.
TWIN universal
PMC, Pulse, CMT
MIG/MAG tandem characteristic for all standard welding tasks, optimised for the mutual magnetic interaction of the arcs. The two arcs are not synchronised.
universal
CMT, PMC, Puls, Standard
The characteristic is ideal for all standard welding tasks.
weld+
CMT
Characteristics for welding with short stickout and Braze+ gas nozzle (gas nozzle with small opening and high flow velocity)
1) | Can only be used with iWave AC/DC multiprocess welding machines |
2) | Welding characteristics with special properties provided by additional hardware |
3) | Mixed process characteristics |
Depending on the welding process and shielding gas mix, various process-optimised welding characteristics are available when selecting the filler metal.
Examples of welding characteristics:
The additional designation (*) next to the welding process provides information about the special properties and use of the welding characteristic.
The description of the characteristics is set out as follows:
Designation
Process
Properties
AC additive 1)
PMC, CMT
Characteristic for welding bead onto bead in adaptive structures
The characteristic changes the polarity cyclically to keep heat input low and achieve more stability with a higher deposition rate.
AC heat control 1)
PMC, CMT
The characteristic changes the polarity cyclically to keep the heat input into the component low. The heat input into the component can be additionally controlled by appropriate correction parameters.
AC universal 1)
PMC, CMT
The characteristic changes the polarity cyclically to keep the heat input into the component low and is ideal for all standard welding tasks.
additive
CMT
Characteristics with reduced heat input and greater stability at a higher deposition rate for welding bead onto bead in adaptive structures
ADV 2)
CMT
Also required:
Inverter module for an alternating current process
Negatively poled process phase with low heat input and high deposition rate
ADV 2)
LSC
Also required:
Electronic switch for interrupting power
Maximum reduction in current caused by opening the circuit in each desired process phase
Only in conjunction with TPS 400i LSC ADV
ADV braze
CMT
Characteristics for brazing processes (reliable wetting and good flow of braze material)
Almost no welding spatter occurs in dip transfer arc area. The characteristic is ideal for long hosepacks and return lead cables.
arc blow
PMC
Characteristic to avoid arc breaks due to arc blow.
ADV root
LSC Advanced
Characteristics for root passes with powerful arc.
Almost no welding spatter occurs in dip transfer arc area. The characteristic is ideal for long hosepacks and return lead cables.
ADV universal
LSC Advanced
Characteristic for all standard welding tasks, with almost no welding spatter in the dip transfer arc area. The characteristic is ideal for long hosepacks and return lead cables.
arcing
Standard
Characteristics for a special type of hardfacing on a wet or dry surface
(e.g. grinding rollers in the sugar and ethanol industries)
base
standard
Characteristics for a special type of hardfacing on a wet or dry surface
(e.g. grinding rollers in the sugar and ethanol industries)
braze
CMT, LSC, PMC
Characteristic for brazing processes (reliable wetting and good flow of braze material)
braze+
CMT
Characteristic for brazing processes with the special Braze+ gas nozzle and high brazing speed (gas nozzle with narrow opening and high flow rate)
CC/CV
CC/CV
Characteristic with constant current or constant voltage curve for operating the welding machine with a power supply unit. A wirefeeder is not required.
cladding
CMT, LSC, PMC
Characteristics for overlay welding with low penetration, low dilution and wide weld seam flow for improved wetting
constant current
PMC
Constant current characteristic
For applications where no arc length control is required (stickout changes are not compensated)
CW additive
PMC, ConstantWire
Characteristic with constant wire speed progression for the additive production process
With this characteristic, no arc is ignited, the welding wire is only fed as filler metal.
dynamic
CMT, PMC, Puls, Standard
Characteristic for deep penetration and reliable root fusion at high welding speeds
dynamic +
PMC
Characteristic with short arc length for high welding speeds with arc length control independent of the material surface.
edge
CMT
Characteristic for welding corner seams with targeted energy input and high welding speed
flanged edge
CMT
Characteristic for welding flange welds with targeted energy input and high welding speed
galvanized
CMT, LSC, PMC, Puls, Standard
Characteristics for galvanised sheet surfaces (low risk of zinc pores and reduced penetration)
galvannealed
PMC
Characteristics for iron-zinc-coated material surfaces
gap bridging
CMT, PMC
Characteristic for the best gap-bridging ability due to very low heat input
hotspot
CMT
Characteristic with hot start sequence, specially for plug welds and MIG/MAG spot weld joints
mix 2) / 3)
PMC
Also required:
Pulse and PMC welding packages
Characteristic for generating a rippled weld.
The heat input into the component is specifically controlled by the cyclical process change between pulsed and dip transfer arc.
LH fillet weld
PMC
Characteristics for LaserHybrid fillet weld applications
(laser + MIG/MAG process)
LH flange weld
PMC
Characteristics for LaserHybrid corner weld applications
(laser + MIG/MAG process)
LH Inductance
PMC
Characteristics for LaserHybrid applications with high welding circuit inductance
(laser + MIG/MAG process)
LH lap joint
PMC, CMT
Characteristics for LaserHybrid lap joint applications
(laser + MIG/MAG process)
marking
Characteristics for marking conductive surfaces
Characteristic for marking electrically conductive surfaces.
Marking is performed by low power spark erosion and a reversing wire movement.
mix 2) / 3)
CMT
Also required:
CMT drive unit WF 60i Robacta Drive CMT
Pulse, Standard and CMT welding packages
Characteristic for producing a rippled weld.
The heat input into the component is specifically controlled by the cyclical process change between pulsed arc or CMT.
mix drive 2)
PMC
Also required:
PushPull drive unit WF 25i Robacta Drive or WF 60i Robacta Drive CMT
Pulse and PMC welding packages
Characteristic for producing a rippled weld by means of a cyclical process interruption of the pulsed arc and an additional wire movement
multi arc
PMC
Characteristic for components being welded by several arcs each influencing the other Ideal for increased welding circuit inductance or mutual welding circuit coupling.
open root
LSC, CMT
Characteristic with powerful arc, especially suitable for root passes with air gap
PCS 3)
PMC
The characteristic changes directly from a pulsed arc to a concentrated spray arc above a certain power. The advantages of pulsed and spray arcs combined in a single characteristic.
PCS mix
PMC
The characteristic changes cyclically between a pulsed or spray arc to a dip transfer arc, depending on the power range. It is especially suitable for vertical-up welds due to the alternating hot and then cold, supporting process phase.
pin
CMT
Characteristic for welding brads to an electrically conductive surface
The retraction movement of the wire electrode and the set current curve progression define the appearance of the pin.
pin picture
CMT
Characteristic for welding brads with a spherical end onto an electrically conductive surface, especially for creating pin pictures.
pin print
CMT
Characteristic for writing texts, patterns or markings on electrically conductive component surfaces
Writing takes place by positioning individual dots the size of a welding droplet.
pin spike
CMT
Characteristic for welding brads with pointed ends onto an electrically conductive surface.
pipe
PMC, Pulse, Standard
Characteristics for pipe applications and positional welding on narrow gap applications
pipe cladding
PMC, CMT
Characteristics for overlay welding of outer pipe claddings with little penetration, low dilution and wide weld seam flow
retro
CMT, Puls, PMC, Standard
The characteristic has the same weld properties as the predecessor TransPuls Synergic (TPS) series.
ripple drive 2)
PMC
Also required:
CMT drive unit WF 60i Robacta Drive CMT
Characteristic for producing a rippled weld by means of a cyclical process interruption of the pulsed arc and an additional wire movement.
The weld rippling characteristics are similar to that of TIG welds.
root
CMT, LSC, Standard
Characteristics for root passes with powerful arc
seam track
PMC, Pulse
Characteristic with amplified current control, especially suitable for the use of a seam tracking system with external current measurement.
TIME
PMC
Characteristic for welding with very long stickout and TIME shielding gases to increase the deposition rate.
(TIME = Transferred Ionized Molten Energy)
TWIN cladding
PMC
MIG/MAG tandem characteristics for overlay welding with low penetration, low dilution and wide weld seam flow for improved wetting.
TWIN multi arc
PMC
MIG/MAG tandem characteristic for components being welded by several arcs each influencing the other. Ideal for increased welding circuit inductance or mutual welding circuit coupling.
TWIN PCS
PMC
The MIG/MAG tandem characteristic changes from a pulsed arc directly to a concentrated spray arc above a certain power. The two arcs are not synchronised.
TWIN universal
PMC, Pulse, CMT
MIG/MAG tandem characteristic for all standard welding tasks, optimised for the mutual magnetic interaction of the arcs. The two arcs are not synchronised.
universal
CMT, PMC, Puls, Standard
The characteristic is ideal for all standard welding tasks.
weld+
CMT
Characteristics for welding with short stickout and Braze+ gas nozzle (gas nozzle with small opening and high flow velocity)
1) | Can only be used with iWave AC/DC multiprocess welding machines |
2) | Welding characteristics with special properties provided by additional hardware |
3) | Mixed process characteristics |
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen is een impulslichtboogproces met gestuurde materiaalovergang.
Hierbij wordt in de basisstroomfase de energietoevoer zo ver verlaagd dat de lichtboog nog net stabiel brandt en het oppervlak van het werkstuk alvast wordt opgewarmd. In de pulsstroomfase zorgt een exact gedoseerde stroomimpuls voor de gerichte afgifte van een druppel lasmateriaal.
Op deze wijze kan nauwkeurig en zonder spatten binnen het gehele vermogensbereik worden gelast.
MIG/MAG-puls-synergisch-lassen is een impulslichtboogproces met gestuurde materiaalovergang.
Hierbij wordt in de basisstroomfase de energietoevoer zo ver verlaagd dat de lichtboog nog net stabiel brandt en het oppervlak van het werkstuk alvast wordt opgewarmd. In de pulsstroomfase zorgt een exact gedoseerde stroomimpuls voor de gerichte afgifte van een druppel lasmateriaal.
Op deze wijze kan nauwkeurig en zonder spatten binnen het gehele vermogensbereik worden gelast.
Het MIG/MAG standaard synergisch lassen is een MIG-MAG-lasproces over het gehele vermogensbereik van het lasapparaat met de volgende vlamboogvormen:
Kortsluitboog
De druppelovergang vindt plaats bij kortsluiting in het onderste vermogensbereik.
Overgangsvlamboog
De overgangsvlamboog wisselt onregelmatig af tussen kortsluiting en sproeiovergangen. Dit leidt tot meer spatten. Effectief gebruik van deze vlamboog is niet mogelijk en moet daarom worden vermeden.
Sproeivlamboog
In het hoge vermogensbereik vindt een materiaalovergang plaats zonder kortsluiting.
PMC = Pulse Multi Control
PMC is een impulslichtbooglasproces met snelle gegevensverwerking, nauwkeurige processtatusdetectie en verbeterde druppelafscheiding. Sneller lassen met een stabiele lichtboog en gelijkmatige inbranding is mogelijk.
LSC = Low Spatter Control
LSC is een spatarm korte-lichtboogproces. Voordat de kortsluitbrug wordt verbroken, wordt de stroom verlaagd en vindt herontsteking plaats bij aanzienlijk lagere lasstroomwaarden.
Synchropuls is standaard beschikbaar voor standaard-, puls-, LSC- en PMC-lassen.
Bij Synchropuls wordt het lasvermogen cyclisch tussen twee werkpunten gewisseld waardoor een geschubde lasnaad ontstaat als gevolg van een niet-continue toevoer van warmte.
CMT = Cold Metal Transfer
Voor het CMT-proces is een speciale CMT-aandrijfeenheid vereist.
De omkering van de draadbeweging in het CMT-proces resulteert in druppelscheiding met verbeterde korte-lichtboogeigenschappen.
De voordelen van het CMT-proces zijn:
Het CMT-proces is geschikt voor:
Een CMT-handboek met voorbeeldtoepassingen is beschikbaar,
ISBN 978-3-8111-6879-4.
CMT Cycle Step is een doorontwikkeling van het CMT-lasproces. Ook hiervoor is een speciale CMT-aandrijfeenheid vereist.
CMT Cycle Step is het lasproces met de laagste warmtetoevoer.
In het CMT Cycle Step-lasproces is er een cyclische wisseling tussen CMT lassen en pauzes met instelbare pauzetijd.
De laspauzes verminderen de warmtetoevoer, de continuïteit van de lasnaad blijft behouden.
Er zijn ook afzonderlijke CMT-cycli mogelijk. De grootte van de CMT-laspunten wordt bepaald door het aantal CMT-cycli.
Voor alle staalkarakteristieken is de SlagHammer-functie geïmplementeerd.
In combinatie met een CMT-aandrijfeenheid WF 60i CMT wordt de slak door een omkerende draadbeweging zonder lichtboog voor het lassen van de lasnaad en het draadelektrode-uiteinde gestoten.
Door het afkloppen van de slak wordt een veilige en nauwkeurige ontsteking van de lichtboog gegarandeerd.
Voor de SlagHammer-functie is geen draadbuffer vereist.
De SlagHammer-functie wordt automatisch uitgevoerd als er een CMT-aandrijfeenheid in het lassysteem aanwezig is.
Een actieve SlagHammer-functie wordt op de statusbalk onder het SFI-symbool weergegeven. |
Bij intervallassen kunnen alle lasprocessen cyclisch worden onderbroken. Zo wordt de warmtetoevoer gericht geregeld.
De lastijd, pauzetijd en het aantal intervalcycli kunnen individueel worden ingesteld (bijv. voor het maken van een schuine lasnaad, voor het hechten van dunne platen of voor langere pauzetijden voor eenvoudig, automatisch puntlassen).
Intervallassen is mogelijk in elke bedrijfsmodus.
In het speciale 2-stapsproces en het speciale 4-stapsproces worden tijdens de start- en eindfase geen intervalcycli uitgevoerd. De intervalcycli worden alleen in de hoofdprocesfase uitgevoerd.
WireSense is een hulpmethode voor geautomatiseerde toepassingen waarbij de draadelektrode als sensor fungeert.
De draadelektrode kan worden gebruikt om de positie van het onderdeel vóór elke las te controleren, en de werkelijke hoogtes van de plaatranden en hun positie worden betrouwbaar gedetecteerd.
Voordelen:
Voor WireSense is CMT-hardware vereist:
WF 60i Robacta Drive CMT, SB 500i R met draadbuffer of SB 60i R, WFi REEL
Het Welding Package CMT is niet vereist voor WireSense.
ConstantWire wordt gebruikt bij het lasersolderen en andere lasertoepassingen.
De lasdraad wordt naar het soldeer- of lasbad gevoerd, de ontsteking van een lichtboog wordt voorkomen door de draadtoevoer te regelen.
Toepassingen in constante stroom (CC) en constante spanning (CV) zijn mogelijk.
De lasdraad kan onder stroom worden aangevoerd voor toepassingen met hete draad of stroomloos voor toepassingen met koude draad.
Bij gutsen wordt een lichtboog ontstoken tussen een koolstofelektrode en het werkstuk, het basismateriaal wordt gesmolten en met perslucht uitgeblazen.
De bedrijfsparameters voor het gutsen worden in een speciale karakteristiek gedefinieerd.
Toepassingen:
BELANGRIJK! Gutsen is alleen mogelijk met materiaal van staal!
De voor het lassen vereiste parameters kunnen eenvoudig met behulp van een stelwiel worden geselecteerd en gewijzigd.
De parameters worden tijdens het lassen op het display weergegeven.
Door de functie Synergic worden bij het wijzigen van een enkele parameter ook andere parameters ingesteld.
Naar aanleiding van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven (of omgekeerd).
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
De voor het lassen vereiste parameters kunnen eenvoudig met behulp van een stelwiel worden geselecteerd en gewijzigd.
De parameters worden tijdens het lassen op het display weergegeven.
Door de functie Synergic worden bij het wijzigen van een enkele parameter ook andere parameters ingesteld.
Naar aanleiding van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven (of omgekeerd).
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
De voor het lassen vereiste parameters kunnen eenvoudig met behulp van een stelwiel worden geselecteerd en gewijzigd.
De parameters worden tijdens het lassen op het display weergegeven.
Door de functie Synergic worden bij het wijzigen van een enkele parameter ook andere parameters ingesteld.
Naar aanleiding van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet zijn beschreven (of omgekeerd).
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | USB-aansluiting voor servicedoeleinden voor het aansluiten van TPS/i Licence Key, TPS/i Demonstrator Dongle und TPS/i Service Dongle Informatie over de functie van de USB-aansluiting, zie pagina (→). BELANGRIJK! De aansluiting USB wordt niet galvanisch van het lascircuit gescheiden. Apparaten die een elektrische verbinding met een ander apparaat maken, mogen daardoor niet meer op de aansluiting USB worden aangesloten! |
(2) | Stelwiel met draai-/drukfunctie voor het selecteren van elementen, het instellen van waarden en het scrollen in lijsten |
(3) | Display (met aanraakfunctie)
|
(4) | Leeszone voor NFC-keys
NFC-key = NFC-kaart of NFC-sleutelhanger |
(5) | Toets Draadinvoer Voor gas- en stroomloze invoer van de draadelektrode in het lastoortsslangenpakketten |
(6) | Toets Gascontrole Voor het instellen van de benodigde hoeveelheid gas voor het drukreduceerstuk. Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt er gedurende 30 seconden gas naar buiten. Door nogmaals te drukken wordt dit voortijdig beëindigd. |
Display aanraken
Als u een element op het display aanraakt en dus selecteert, wordt het element gemarkeerd. |
Stelwiel draaien
Voor sommige parameters wordt een waarde die wordt gewijzigd door aan het stelwiel te draaien, automatisch overgenomen zonder dat het stelwiel hoeft te worden ingedrukt. |
Stelwiel indrukken
|
Toetsen indrukken
Door op de toets Draadinvoer te drukken, wordt de draadelektrode zonder gas of stroom in het lastoortsslangenpakket gevoerd. | |
Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt 30 seconden lang gas naar buiten. Door nog een keer te drukken wordt het proces voortijdig beëindigd. |
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | Statusbalk Bevat informatie over:
Informatie, zie vanaf pagina (→) |
(2) | Linker menubalk De linker menubalk bevat de volgende menu's:
De linker menubalk wordt bediend door het display aan te raken. |
(3) | Hoofdgedeelte In het hoofdgedeelte worden lasparameters, grafieken, lijsten of navigatie-elementen weergegeven. Afhankelijk van de toepassing is het hoofdgedeelte anders gestructureerd en gevuld met elementen. (3a) beschikbare lasparameters In het hoofdgedeelte worden de functies bediend via het stelwiel of door het display aan te raken. |
(4) | Rechter menubalk De rechter menubalk kan als volgt worden gebruikt, afhankelijk van het in de linker menubalk geselecteerde menu:
De rechter menubalk wordt bediend door het display aan te raken. |
(5) | Weergave van laswaarden Lasstroom, lasspanning, draadsnelheid, lasvermogen (in kW) Afhankelijk van de situatie worden hier verschillende waarden weergegeven:
|
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | Statusbalk Bevat informatie over:
Informatie, zie vanaf pagina (→) |
(2) | Linker menubalk De linker menubalk bevat de volgende menu's:
De linker menubalk wordt bediend door het display aan te raken. |
(3) | Hoofdgedeelte In het hoofdgedeelte worden lasparameters, grafieken, lijsten of navigatie-elementen weergegeven. Afhankelijk van de toepassing is het hoofdgedeelte anders gestructureerd en gevuld met elementen. (3a) beschikbare lasparameters In het hoofdgedeelte worden de functies bediend via het stelwiel of door het display aan te raken. |
(4) | Rechter menubalk De rechter menubalk kan als volgt worden gebruikt, afhankelijk van het in de linker menubalk geselecteerde menu:
De rechter menubalk wordt bediend door het display aan te raken. |
(5) | Weergave van laswaarden Lasstroom, lasspanning, draadsnelheid, lasvermogen (in kW) Afhankelijk van de situatie worden hier verschillende waarden weergegeven:
|
De statusbalk is verdeeld in segmenten en bevat de volgende informatie:
(1) | Momenteel ingestelde lasprocedure |
(2) | Momenteel ingestelde bedrijfsmodus |
(3) | Momenteel ingesteld lasprogramma (materiaal, beschermgas, laskarakter en draaddiameter) |
(4) | Weergave Procesfuncties |
| Vlambooglengtestabilisator | |
| Inbrandstabilisator | |
| Synchropuls | |
| Spatter Free Ignition, SlagHammer, SFI Hotstart | |
| CMT Cycle Step (alleen in combinatie met CMT-lasprocedure) | |
| Interval | |
|
|
|
| Symbool brandt groen: | |
| Symbool brandt grijs: |
(5) | Bluetooth/WLAN-statusweergave (alleen op gecertificeerde apparaten)
of Weergave overgangsvlamboog |
(6) | alleen in TWIN-bedrijf: lasapparaatnummer, LEAD / TRAIL / SINGLE alleen in bedrijf met een draadaanvoer WF 25i Dual met dubbele kop: momenteel geselecteerde lasproceslijn Bij het Teachen, bij de Touchsensing en bij de WireSense: |
| Teachen - actief bedrijf | |
| Teachen - contact met werkstuk gedetecteerd | |
| Touchsensing - actief bedrijf | |
| Touchsensing - contact met werkstuk gedetecteerd | |
| WireSense - actief bedrijf | |
| WireSense - rand gedetecteerd |
(7) | Momenteel aangemelde gebruiker (bij actief gebruikersbeheer) of het sleutelsymbool bij geblokkeerd lasapparaat (bijv. wanneer profiel / rol "locked" geactiveerd is) |
(8) | Tijd en datum |
De volgende functies kunnen direct op de statusbalk worden geselecteerd en ingesteld:
(1) Lasproces
(2) Bedrijfsmodus
(3) Eigenschap van laskarakter (bijv. dynamic, root, universal enz.)
(4) Synchropuls, Spatter Free Ignition, Interval, CMT Cycle Step, inbrandstabilisator, vlambooglengtestabilisator
Raak de gewenste functie op de statusbalk aan en stel in het geopende venster een waarde voor deze functies in.
Voor het laskarakter (3) en voor Synchropuls, SFI enz. (4) kan aanvullende informatie worden opgeroepen via de respectievelijke buttons.
Als tijdens het MIG/MAG-lassen de karakteristiekafhankelijke stroomgrens wordt bereikt, verschijnt op de statusregel een bij behorende melding.
De informatie wordt weergegeven.
Meer informatie over de stroomlimiet vindt u in de paragraaf Storingsdiagnose en storingen opheffen op pagina (→)
Het display wordt in de volledig-schermmodus weergegeven:
Door de EasyJobs te verbergen wordt een optimale volledig-schermweergave bereikt:
Voorinstellingen / Aanzicht / EasyJobs / EasyJobs uit
Met enkele voorinstellingen en de instelmogelijkheden via de statusbalk kan het lasapparaat volledig worden bediend bij handmatige toepassingen in volledig scherm.
Het aantal en de volgorde van de weergegeven parameters kan variëren afhankelijk van het type apparaat, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
Als een menu meer dan zes parameters bevat, worden de parameters over meerdere pagina's verdeeld.
Navigatie tussen verschillende pagina's gebeurt via de buttons "Volgende pagina" en "Vorige pagina":
Voor bepaalde parameters worden geanimeerde grafieken op het display weergegeven.
Deze geanimeerde grafieken veranderen wanneer de waarde van de parameter wordt gewijzigd.
In de menu's worden bepaalde parameters grijs weergegeven omdat ze geen functie hebben voor de huidige geselecteerde instellingen.
Uitgegrijsde parameters kunnen worden geselecteerd en gewijzigd, maar hebben geen invloed op het huidige lasproces of het lasresultaat.
(a) | Uitgegrijsde parameter (bijv. inbrandstabilisator) |
(b) | Uitgegrijsde parameter geselecteerd |
(c) | Waarde van de uitgegrijsde parameter wordt gewijzigd |
(d) | Uitgegrijsde parameter met gewijzigde waarde - geen invloed op huidige instellingen |
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | Netschakelaar voor het in- en uitschakelen van het lasapparaat |
(2) | Afdekplaatje van bedieningspaneel voor het beschermen van het bedieningspaneel |
(3) | Bedieningspaneel met display voor het bedienen van het lasapparaat |
(4) | (-)-stroombus met bajonetsluiting voor het aansluiten van de aardkabel bij het MIG/MAG-lassen |
(5) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede (+) stroombus met bajonetsluiting |
(6) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede SpeedNet-aansluiting |
(7) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede SpeedNet-aansluiting |
(8) | (+) stroombus met fijne draad (Power Connector) voor het aansluiten van de stroomkabel van het verbindingsslangenpakket bij MIG/MAG-lassen |
(9) | Aansluiting SpeedNet voor het aansluiten van het verbindingsslangenpakket |
(10) | Aansluiting Ethernet |
(11) | Netkabel met trekontlasting |
(12) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede (-) stroombus met bajonetsluiting De tweede (-) stroombus dient voor het aansluiten van het verbindingsslangenpakket bij MIG/MAG-lassen voor poolomkering (bijv. bij voldraadlassen). |
(13) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede SpeedNet-aansluiting of robotinterface RI FB Inside/i Op de TPS 600i is nog een afdekplaatje gemonteerd, die de systeembusaansluiting van de optie OPT/i TPS 4x Switch SpeedNet bevat. |
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | Netschakelaar voor het in- en uitschakelen van het lasapparaat |
(2) | Afdekplaatje van bedieningspaneel voor het beschermen van het bedieningspaneel |
(3) | Bedieningspaneel met display voor het bedienen van het lasapparaat |
(4) | (-)-stroombus met bajonetsluiting voor het aansluiten van de aardkabel bij het MIG/MAG-lassen |
(5) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede (+) stroombus met bajonetsluiting |
(6) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede SpeedNet-aansluiting |
(7) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede SpeedNet-aansluiting |
(8) | (+) stroombus met fijne draad (Power Connector) voor het aansluiten van de stroomkabel van het verbindingsslangenpakket bij MIG/MAG-lassen |
(9) | Aansluiting SpeedNet voor het aansluiten van het verbindingsslangenpakket |
(10) | Aansluiting Ethernet |
(11) | Netkabel met trekontlasting |
(12) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede (-) stroombus met bajonetsluiting De tweede (-) stroombus dient voor het aansluiten van het verbindingsslangenpakket bij MIG/MAG-lassen voor poolomkering (bijv. bij voldraadlassen). |
(13) | Afdekplaatje Bedoeld voor optie tweede SpeedNet-aansluiting of robotinterface RI FB Inside/i Op de TPS 600i is nog een afdekplaatje gemonteerd, die de systeembusaansluiting van de optie OPT/i TPS 4x Switch SpeedNet bevat. |
Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met het lasapparaat te werken.
Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met het lasapparaat te werken.
Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met het lasapparaat te werken.
Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Het lasapparaat is uitsluitend bedoeld voor MIG/MAG-, elektrode- en WIG-lassen. Elk ander of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Tot het beoogde gebruik behoort ookHet apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP 23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen) moet worden vermeden.
Gevaar door naar beneden vallende of omvallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel het apparaat op op een vlakke, vaste ondergrond. Zorg dat het apparaat stabiel staat.
Na de montage controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Geproduceerd elektrisch geleidend stof (bijvoorbeeld bij het werken met polijststeen) mag niet rechtstreeks de installatie worden binnengezogen.
Gebruik van een elektrische installatie met onvoldoende capaciteit kan ernstige materiële schade tot gevolg hebben.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de bestaande elektriciteitsvoorziening worden aangelegd.
De technische gegevens op het kenplaatje zijn van kracht.
Het lasapparaat kan in combinatie met een generator worden gebruikt.
Voor het bepalen van het benodigde generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S1max van het lasapparaat vereist.
Het maximale schijnbare vermogen S1max van het lasapparaat wordt als volgt berekend voor het driefasige apparaat:
S1max = I1max x U1 x √3
I1max en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator SGEN kan aan de hand van de volgende formule worden berekend:
SGEN = S1max x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden gebruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator SGEN mag niet kleiner zijn dan het maximale schijnbare vermogen S1max van het lasapparaat!
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf "Technische gegevens".
Nauwkeurige informatie over de montage en aansluiting van de systeemonderdelen vindt u in de betreffende bedieningshandleidingen van de systeemonderdelen.
Als er geen netkabel is aangesloten, moet voor de inbedrijfname een voor de aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd.
Op het lasapparaat is een universele trekontlasting voor een kabeldiameter van 12 - 30 mm (0,47 - 1,18 in.) gemonteerd.
Trekontlastingen voor kabels met andere doorsneden kunnen op dezelfde wijze worden bevestigd.
Als er geen netkabel is aangesloten, moet voor de inbedrijfname een voor de aansluitspanning geschikte netkabel worden gemonteerd.
Op het lasapparaat is een universele trekontlasting voor een kabeldiameter van 12 - 30 mm (0,47 - 1,18 in.) gemonteerd.
Trekontlastingen voor kabels met andere doorsneden kunnen op dezelfde wijze worden bevestigd.
Lasapparaat
Netspanning: VS en Canada * | Europa
TPS 320i /nc
3 x 400 V: AWG 12 | 4 G 2,5
3 x 460 V: AWG 14 | 4 G 2,5
TPS 320i /MV/nc
3 x 230 V: AWG 10 | 4 G 4
3 x 460 V: AWG 14 | 4 G 2,5
TPS 320i /600 V/nc **
3 x 575 V: AWG 14 | -
TPS 400i /nc
3 x 400 V: AWG 10 | 4 G 4
3 x 460 V: AWG 12 | 4 G 4
TPS 400i /MV/nc
3 x 230 V: AWG 6 | 4 G 6
3 x 460 V: AWG 10 | 4 G 4
TPS 400i /600 V/nc **
3 x 575 V: AWG 12 | -
TPS 500i /nc
3 x 400 V: AWG 8 | 4 G 4
3 x 460 V: AWG 10 | 4 G 4
TPS 500i /MV/nc
3 x 230 V: AWG 6 | 4 G 10
3 x 460 V: AWG 10 | 4 G 4
TPS 500i /600 V/nc **
3 x 575 V: AWG 10 | -
TPS 600i /nc
3 x 400 V: AWG 6 | 4 G 10
3 x 460 V: AWG 6 | 4 G 10
TPS 600i /600V/nc **
3 x 575 V: AWG 6 | -
* | Kabeltype voor VS / Canada: Extra-hard usage |
** | Lasapparaat zonder CE-aanduiding; niet in Europa beschikbaar |
AWG = American wire gauge (= Amerikaanse maat voor kabeldoorsnede)
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De hieronder beschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
De nationale normen en richtlijnen moeten worden opgevolgd.
Gevaar door ondeskundig voorbereide netkabel.
Dit kan kortsluitingen of schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle fasegeleiders en de randaarde van de uitgedreven netkabel moeten worden voorzien van ader-eindhulzen.
BELANGRIJK! De randaarde moet ca. 30 mm (1,18 in.) langer zijn dan de fasegeleiders.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
De inbedrijfstelling van de lasapparaten TPS 320i / 400i / 500i / 600i wordt beschreven aan de hand van een handmatige, watergekoelde MIG/MAG-toepassing.
De volgende afbeeldingen geven u een overzicht van de constructie van de afzonderlijke systeemcomponenten.
Gedetailleerde informatie over de betreffende handelingen vindt u in de gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten.
Bij gasgekoelde systemen is geen koelapparaat voorhanden.
Het aansluiten van de koelmiddelaansluitingen vervalt bij gasgekoelde systemen.
Gevaar voor beschadiging van de componenten van een lasinstallatie door oververhitting ten gevolge van een verkeerd geplaatst verbindingsslangpakket.
Verbindingsslangpakket zonder lus plaatsen
Verbindingsleidingpakket niet bedekken
Verbindingsleidingpakket niet bij de gasfles opwikkelen en niet om de gasfles wikkelen
BELANGRIJK!
Gevaar door omvallende gasflessen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen. Gasflessen tegen omvallen beveiligen.
De veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant opvolgen.
Wanneer een aardeverbinding wordt gemaakt, moet op het volgende worden gelet:
Voor elk lasapparaat een eigen aardekabel gebruiken
Plus- en aardekabel zo lang en dicht mogelijk bij elkaar houden
Lascircuitkabels van afzonderlijke lasapparaten zo ver mogelijk uit elkaar houden
Meerdere aardekabels niet parallel leggen;
als parallel leggen niet kan worden vermeden, moet een minimumafstand van 30 cm tussen de lascircuitkabels worden aangehouden
Aardekabel zo kort mogelijk houden, grote kabeldoorsnede gebruiken
Aardekabels niet kruisen
Geen ferromagnetische materialen tussen aardekabel en verbindingsslangenpakket aanbrengen
Lange aardekabels niet opwikkelen vanwege spoelwerking.
Lange aardekabels in lussen opbergen
Aardekabels niet in ijzeren buizen, metalen kabelgoten, op stalen dwarsliggers of in kabelkanalen plaatsen
(de plus- en aardekabel kunnen wel samen in een ijzeren buis worden aangebracht)
Wanneer meerdere aardekabels aanwezig zijn, aardpunten van onderdeel zo ver mogelijk uit elkaar houden en gekruiste stroompaden onder de afzonderlijke vlambogen voorkomen.
Gecompenseerde verbindingsslangenpakketten gebruiken (verbindingsslangenpakketten met geïntegreerde aardekabel)
BELANGRIJK! Voor optimale laseigenschappen moet de aardekabel zo dicht mogelijk bij het verbindingsslangenpakket worden geplaatst.
Ongunstige lasresultaten door gemeenschappelijke aardverbinding van meerdere lasapparaten!
Als meerdere lasapparaten aan één onderdeel lassen, kan een gemeenschappelijke aardverbinding de lasresultaten enorm beïnvloeden.
Lasstroomkring ontkoppelen!
Zorg voor een aparte aardeverbinding voor elke lasstroomkring!
Geen gemeenschappelijke aardeverbinding gebruiken!
* | Bij watergekoelde lastoortsen: |
BELANGRIJK! Voor optimale lasresultaten adviseert de fabrikant een R/L-synchronisatie uit te voeren bij het eerste gebruik en bij elke wijziging van het lassysteem. Meer informatie over de R/L-synchronisatie vindt u in het hoofdstuk "Lasproces" in de paragraaf "Procesparameters" onder "R/L-synchronisatie" (pagina (→)).
Als tijdens de draadinvoer contact wordt gemaakt met de aarde, dan wordt de draadelektrode automatisch gestopt.
Als de lasbrandertoets een keer wordt ingedrukt, beweegt de draadelektrode 1 mm naar voren.
Bij een push-draadtoevoersysteem:
Als tijdens de draadinvoer contact wordt gemaakt met het werkstuk, wordt de draadspeling in de draadgeleiderkern gemeten. Als de meting is gelukt, wordt in het gebeurtenissenlogboek een waarde voor de draadspeling ingevoerd, die wordt gebruikt om het systeem te regelen.
NFC-key = NFC-kaart of NFC-sleutelhanger
Het lasapparaat kan door middel van een NFC-key worden vergrendeld, bijv. om ongewenste toegang of het wijzigen van lasparameters te voorkomen.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van het lasapparaat hoeft het bedieningspaneel niet te worden aangeraakt.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van het lasapparaat moet het lasapparaat zijn ingeschakeld.
NFC-key = NFC-kaart of NFC-sleutelhanger
Het lasapparaat kan door middel van een NFC-key worden vergrendeld, bijv. om ongewenste toegang of het wijzigen van lasparameters te voorkomen.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van het lasapparaat hoeft het bedieningspaneel niet te worden aangeraakt.
Voor het vergrendelen en ontgrendelen van het lasapparaat moet het lasapparaat zijn ingeschakeld.
Lasapparaat vergrendelen
Op het display wordt het sleutelsymbool kort weergegeven.
Het sleutelsymbool wordt vervolgens in de statusbalk weergegeven.
Het lasapparaat is nu geblokkeerd.
Alleen de lasparameters kunnen met het stelwiel worden bekeken en ingesteld.
Als een geblokkeerde functie wordt opgeroepen, wordt een dienovereenkomstige melding weergegeven.
Lasapparaat ontgrendelen
Op het display wordt het doorgestreepte sleutelsymbool kort weergegeven.
Het sleutelsymbool wordt niet meer in de statusbalk weergegeven.
Alle functies van het lasapparaat zijn weer onbeperkt beschikbaar.
Meer informatie over het blokkeren van het lasapparaat vindt u in het hoofdstuk "Voorinstellingen - Beheer / Administratie" vanaf pagina (→).
Onjuiste bediening kan ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen.
Gebruik de beschreven functies alleen als de gebruiksaanwijzingen van alle systeemcomponenten volledig zijn gelezen en begrepen.
De indicatoren betreffende instelling, correctiegebied en maateenheden van de beschikbare parameters aan het Setup-menu ontlenen.
Onjuiste bediening kan ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen.
Gebruik de beschreven functies alleen als de gebruiksaanwijzingen van alle systeemcomponenten volledig zijn gelezen en begrepen.
De indicatoren betreffende instelling, correctiegebied en maateenheden van de beschikbare parameters aan het Setup-menu ontlenen.
Onjuiste bediening kan ernstig letsel en zware materiële schade veroorzaken.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen.
De beschreven functies pas gebruiken nadat de handleiding volledig is gelezen en begrepen.
Gebruik de beschreven functies alleen als de gebruiksaanwijzingen van alle systeemcomponenten volledig zijn gelezen en begrepen.
De indicatoren betreffende instelling, correctiegebied en maateenheden van de beschikbare parameters aan het Setup-menu ontlenen.
GPr
Gasvoorstroming
I-S
Startstroomfase: snelle opwarming van het basismateriaal ondanks hoge warmteafvoer aan het begin van het lassen
t-S
Startstroomduur
Start lichtbooglengtecorrectie
SL1
Slope 1: continue verlaging van de startstroom naar de lasstroom
I
Lasstroomfase: gelijkmatige toepassing van de temperatuur op het door de toegevoerde warmte verhitte basismateriaal
I-E
Eindstroomfase: om plaatselijke oververhitting van het basismateriaal door warmteontwikkeling aan het laseinde te voorkomen. Het uitzakken van de lasnaad wordt verhinderd.
t-E
Eindstroomduur
Einde lichtbooglengtecorrectie
SL2
Slope 2: continue verlaging van de lasstroom naar de eindstroom
GPo
Gasnastroming
SPt
Puntlastijd
Gedetailleerde uitleg van de parameters in het hoofdstuk Procesparameters.
De bedrijfsmodus '4-stapsproces' is voor langere lasnaden geschikt.
De bedrijfsmodus "Speciaal 4-stapsproces" is met name geschikt voor het lassen van aluminium materialen. Het speciale verloop van de lasstroom houdt rekening met de hoge warmtegeleiding van aluminium.
De bedrijfscyclus "speciaal 2-stapsproces" is in het bijzonder geschikt voor het lassen met hogere capaciteit. In de speciale bedrijfscyclus 2-stapsproces start de lichtboog met geringe capaciteit, wat een eenvoudigere stabilisering van de lichtboog tot gevolg heeft.
De bedrijfsmodus "Puntlassen" is met name geschikt voor lasverbindingen op overlappende platen.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
De paragraaf 'MIG/MAG- en CMT-lassen' bevat de volgende stappen:
Bij gebruik van een koelapparaat moeten de veiligheidsvoorschriften en de bedrijfsvoorwaarden in de gebruiksaanwijzing van het koelapparaat in acht worden genomen.
Een in het lassysteem aanwezig koelapparaat begint te werken.
BELANGRIJK! Voor optimale lasresultaten adviseert de fabrikant een R/L-synchronisatie uit te voeren bij het eerste gebruik en bij iedere wijziging aan het lassysteem.
Meer informatie over R/L-synchronisatie vindt u in het hoofdstuk 'Procesparameter MIG/MAG' onder 'R/L-synchronisatie' (pagina (→)).
Het overzicht met lasprocedures wordt weergegeven.
Het aantal en de volgorde van de weergegeven lasprocedures kan variëren afhankelijk van het apparaattype, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
Het overzicht van de bedrijfsmodi wordt weergegeven.
Het aantal en de volgorde van de weergegeven bedrijfsmodi kan variëren afhankelijk van het apparaattype, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
De lasprocedure en bedrijfsmodus kunnen ook via de menubalk worden ingesteld.
Het aantal en de volgorde van de weergegeven lasprocedures kan variëren afhankelijk van het apparaattype, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
Het overzicht van de lasprocedure wordt weergegeven.
Afhankelijk van het type lasapparaat of het geïnstalleerde functiepakket, zijn verschillende lasprocedures beschikbaar.
Het overzicht van de bedrijfsmodi wordt weergegeven.
De beschikbare karakteristieken per proces worden niet weergegeven als slechts een karakteristiek beschikbaar is voor het geselecteerde extra materiaal.
De bevestigingsstap van de extra-materiaalwizard volgt direct, de werkstappen 10 - 14 vervallen.
De bevestigingsstap van de extra-materiaalwizard wordt weergegeven.
Het ingestelde extra materiaal en de bijbehorende karakteristiek per procedure worden opgeslagen.
De waarde van de parameter wordt als een horizontale schaal weergegeven. De parameter wordt geïllustreerd met een geanimeerde grafiek:
De geselecteerde parameter kan nu worden gewijzigd.
De gewijzigde waarde van de parameter wordt direct overgenomen.
Als een van de parameters Draadtoevoer, Plaatdikte, Lasstroom of Lasspanning tijdens het synergisch lassen wordt gewijzigd, worden de overige parameters ook onmiddellijk aan de wijziging aangepast.
Als zich een WF 25i Dual draadtoevoer met dubbele kop in het lassysteem bevindt, moeten de las- en procesparameters voor beide lasproceslijnen afzonderlijk worden ingesteld.
Gevaar door naar buiten komende elektrode.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Lastoorts zodanig houden dat de kop van de lastoorts niet op gezicht en lichaam is gericht.
Een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
De lastoorts niet op personen richten.
Ervoor zorgen dat de draadelektrode alleen opzettelijk contact kan maken met elektrisch geleidende voorwerpen.
Bij elk laseinde worden de laswaarden afhankelijk van de instelling, Hold of Mean, op het display weergegeven (zie ook pagina (→)).
Parameters die op een systeemcomponent worden ingesteld, zoals draadaanvoer of afstandsbediening, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van het lasapparaat worden gewijzigd.
Puntlassen wordt toegepast op unilateraal toegankelijke lasverbindingen op overlappende platen.
Voor puntlassen is standaard de bedrijfsmodus 4-stapsproces ingesteld.
Toortsschakelaar indrukken - Puntlasprocedure loopt tot einde van puntlastijd - Opnieuw indrukken stopt de puntlastijd voortijdig
Onder Voorinstellingen / Systeem / Bedrijfsmodus Setup kan de parameter Puntlassen worden gewijzigd in 2-stapsproces
(meer informatie over 2-stapsproces en 4-stapsproces bij puntlassen vindt u vanaf pagina (→))
Gevaar door naar buiten komende elektrode.
Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Lasbrander zodanig houden, dat de kop van de lasbrander niet op gezicht en lichaam is gericht.
Een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
De lasbrander niet op personen richten.
Ervoor zorgen dat de draadelektrode alleen opzettelijk contact kan maken met elektrisch geleidende voorwerpen.
Handelwijze bij het vervaardigen van een laspunt:
De ingestelde parameters voor de lasstart en het laseinde zijn ook actief voor het puntlassen.
Onder Procesparameter / Algemeen MIG/MAG / Lasstart/laseinde kan zo een lasstart/laseindebewerking voor het puntlassen worden opgeslagen.
Als de eindstroomtijd is geactiveerd, is het laseinde niet na de ingestelde puntlastijd, maar pas nadat de ingestelde Slope- en eindstroomtijd zijn doorlopen.
Puntlassen wordt toegepast op unilateraal toegankelijke lasverbindingen op overlappende platen.
Voor puntlassen is standaard de bedrijfsmodus 4-stapsproces ingesteld.
Toortsschakelaar indrukken - Puntlasprocedure loopt tot einde van puntlastijd - Opnieuw indrukken stopt de puntlastijd voortijdig
Onder Voorinstellingen / Systeem / Bedrijfsmodus Setup kan de parameter Puntlassen worden gewijzigd in 2-stapsproces
(meer informatie over 2-stapsproces en 4-stapsproces bij puntlassen vindt u vanaf pagina (→))
Gevaar door naar buiten komende elektrode.
Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Lasbrander zodanig houden, dat de kop van de lasbrander niet op gezicht en lichaam is gericht.
Een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
De lasbrander niet op personen richten.
Ervoor zorgen dat de draadelektrode alleen opzettelijk contact kan maken met elektrisch geleidende voorwerpen.
Handelwijze bij het vervaardigen van een laspunt:
De ingestelde parameters voor de lasstart en het laseinde zijn ook actief voor het puntlassen.
Onder Procesparameter / Algemeen MIG/MAG / Lasstart/laseinde kan zo een lasstart/laseindebewerking voor het puntlassen worden opgeslagen.
Als de eindstroomtijd is geactiveerd, is het laseinde niet na de ingestelde puntlastijd, maar pas nadat de ingestelde Slope- en eindstroomtijd zijn doorlopen.
Gevaar door naar buiten komende elektrode.
Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Lasbrander zodanig houden, dat de kop van de lasbrander niet op gezicht en lichaam is gericht.
Een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
De lasbrander niet op personen richten.
Ervoor zorgen dat de draadelektrode alleen opzettelijk contact kan maken met elektrisch geleidende voorwerpen.
Handelwijze voor interval-lassen:
Instructies voor intervallassen
Bij PMC-karakteristieken is de instelling van de parameter SFI van invloed op de herontstekingsprocedure bij intervalbedrijf:
SFI = aan
De herontsteking verloopt via SFI.
SFI = uit
De herontsteking verloopt via contactontsteking.
Bij aluminiumlegeringen wordt bij Puls en PMC altijd met SFI ontstoken. De SFI-ontsteking kan niet worden gedeactiveerd.
Als de SlagHammer-functie in de geselecteerde karakteristiek is opgeslagen, vindt een snellere en stabielere SFI-ontsteking plaats in combinatie met een CMT-aandrijfeenheid en een draadbuffer.
Voor MIG/MAG Puls-Synergic-lassen en voor PMC-lassen kunnen de volgende lasparameters worden ingesteld en weergegeven onder "Lassen":
Draadaanvoer 1)
0,5 - max. 2) 3) m/min / 19,69 - max 2) 3) ipm.
Materiaalsterkte 1)
0,1 - 30,0 mm 2) / 0,004 - 1,18 2) inch
Stroom 1) [A]
Instelbereik: afhankelijk van de geselecteerde lasprocedure en het geselecteerde lasprogramma
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Vlambooglengtecorrectie
voor het corrigeren van de vlambooglengte;
-10 - +10
Fabrieksinstelling: 0
- ... kortere vlambooglengte
0 ... neutrale vlambooglengte
+ ... langere vlambooglengte
Bij een aanpassing van de lengtecorrectie van de vlamboog verandert de lasspanning, terwijl de lasstroom en de draadsnelheid gelijk blijven.
Op het display wordt de spanningswaarde bij ongewijzigde vlambooglengtecorrectie (1), de spanningswaarde die overeenkomt met de huidige ingestelde vlambooglengtecorrectie (2) en het symbool van een actieve vlambooglengtecorrectie (3).
Bij bepaalde PMC-laskarakters kan de vlambooglengtecorrectie niet worden ingesteld als de vlambooglengtestabilisator actief is.
De vlambooglengtecorrectie wordt dan niet meer in de lasparameters weergegeven.
Pulscorrectie
voor het corrigeren van de pulsenergie bij impulsvlambogen
-10 - +10
Fabrieksinstelling: 0
- ... lagere druppelafscheidingskracht
0 ... neutrale druppelafscheidingskracht
+ ... hogere druppelafscheidingskracht
Synchropuls kan via de statusbalk worden geactiveerd.
(zie pagina (→))
Als Synchropuls is geactiveerd, worden de Synchropuls-parameters ook bij de lasparameters weergegeven.
Voor MIG/MAG Puls-Synergic-lassen en voor PMC-lassen kunnen de volgende lasparameters worden ingesteld en weergegeven onder "Lassen":
Draadaanvoer 1)
0,5 - max. 2) 3) m/min / 19,69 - max 2) 3) ipm.
Materiaalsterkte 1)
0,1 - 30,0 mm 2) / 0,004 - 1,18 2) inch
Stroom 1) [A]
Instelbereik: afhankelijk van de geselecteerde lasprocedure en het geselecteerde lasprogramma
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Vlambooglengtecorrectie
voor het corrigeren van de vlambooglengte;
-10 - +10
Fabrieksinstelling: 0
- ... kortere vlambooglengte
0 ... neutrale vlambooglengte
+ ... langere vlambooglengte
Bij een aanpassing van de lengtecorrectie van de vlamboog verandert de lasspanning, terwijl de lasstroom en de draadsnelheid gelijk blijven.
Op het display wordt de spanningswaarde bij ongewijzigde vlambooglengtecorrectie (1), de spanningswaarde die overeenkomt met de huidige ingestelde vlambooglengtecorrectie (2) en het symbool van een actieve vlambooglengtecorrectie (3).
Bij bepaalde PMC-laskarakters kan de vlambooglengtecorrectie niet worden ingesteld als de vlambooglengtestabilisator actief is.
De vlambooglengtecorrectie wordt dan niet meer in de lasparameters weergegeven.
Pulscorrectie
voor het corrigeren van de pulsenergie bij impulsvlambogen
-10 - +10
Fabrieksinstelling: 0
- ... lagere druppelafscheidingskracht
0 ... neutrale druppelafscheidingskracht
+ ... hogere druppelafscheidingskracht
Synchropuls kan via de statusbalk worden geactiveerd.
(zie pagina (→))
Als Synchropuls is geactiveerd, worden de Synchropuls-parameters ook bij de lasparameters weergegeven.
Voor MIG/MAG Standard-Synergic-lassen, LSC-lassen en CMT-lassen kunnen de volgende lasparameters in het menu-item "Lassen" worden ingesteld en weergegeven:
Draadaanvoer 1)
0,5 - max. 2) 3) m/min / 19,69 - max 2) 3) ipm.
Materiaalsterkte 1)
0,1 - 30,0 mm 2) / 0,004 - 1,18 2) inch
Stroom 1) [A]
Instelbereik: afhankelijk van de geselecteerde lasprocedure en het geselecteerde lasprogramma
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Vlambooglengtecorrectie
voor het corrigeren van de vlambooglengte;
-10 - +10
Fabrieksinstelling: 0
- ... kortere vlambooglengte
0 ... neutrale vlambooglengte
+ ... langere vlambooglengte
Bij een aanpassing van de lengtecorrectie van de vlamboog verandert de lasspanning, terwijl de lasstroom en de draadsnelheid gelijk blijven.
Op het display wordt de spanningswaarde bij ongewijzigde vlambooglengtecorrectie (1), de spanningswaarde die overeenkomt met de huidige ingestelde vlambooglengtecorrectie (2) en het symbool van een actieve vlambooglengtecorrectie (3).
Bij bepaalde PMC-laskarakters kan de vlambooglengtecorrectie niet worden ingesteld als de vlambooglengtestabilisator actief is.
De vlambooglengtecorrectie wordt dan niet meer in de lasparameters weergegeven.
Dynamiekcorrectie
voor het instellen van de kortsluitingsstroom en de stroom bij kortsluiting
-10 - +10
Fabrieksinstelling: 0
-10
hardere vlamboog (hogere stroom bij kortsluiting, meer lasspatten)
+10
zachtere vlamboog (lagere stroom bij kortsluiting, minder vorming van lasspatten)
Synchropuls kan via de statusbalk worden geactiveerd.
(zie pagina (→))
Als Synchropuls is geactiveerd, worden de Synchropuls-parameters ook bij de lasparameters weergegeven.
Voor MIG/MAG standaard handmatige lassen kunnen de volgende lasparameters worden ingesteld en weergegeven in het menu-item 'Lassen':
Spanning 1) [V]
Instelbereik: afhankelijk van de geselecteerde lasprocedure en het geselecteerde lasprogramma
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Draadtoevoer 1)
voor het instellen van een hardere en stabielere lichtboog
0,5 - max. 2) m/min / 19,69 - max 2) ipm.
Dynamiek
voor het beïnvloeden van de kortsluitdynamiek op het moment van een druppelovergang
0 - 10
Fabrieksinstelling: 1,5
0 ... hardere en stabielere lichtboog
10 ... zachtere en spatarme lichtboog
1) | Synergische parameter Als een synergische parameter wordt gewijzigd, worden alle andere synergische parameters automatisch ook ingesteld als gevolg van de synergische functie. Het werkelijke instelbereik is afhankelijk van het gebruikte lasapparaat en de draadaanvoer en het geselecteerde lasprogramma. |
2) | Het werkelijke instelbereik is afhankelijk van het geselecteerde lasprogramma. |
3) | De maximale waarde is afhankelijk van de gebruikte draadaanvoer. |
Als de EasyJob-modus is geactiveerd, worden 5 extra buttons op het display weergegeven, waarmee snel max. 5 werkpunten kunnen worden opgeslagen.
De huidige lasrelevante instellingen worden hierbij opgeslagen.
Als er een robotinterface in het lassysteem aanwezig is, worden de EasyJob-buttons niet weergegeven, wordt de EasyJob-modus grijs weergegeven en kan deze niet worden geactiveerd.
Als de EasyJob-modus is geactiveerd, worden 5 extra buttons op het display weergegeven, waarmee snel max. 5 werkpunten kunnen worden opgeslagen.
De huidige lasrelevante instellingen worden hierbij opgeslagen.
Als er een robotinterface in het lassysteem aanwezig is, worden de EasyJob-buttons niet weergegeven, wordt de EasyJob-modus grijs weergegeven en kan deze niet worden geactiveerd.
Het overzicht voor het activeren/deactiveren van de EasyJob-modus wordt weergegeven.
De EasyJob-modus is geactiveerd. De voorkeuren worden weergegeven.
Bij de lasparameters worden de 5 EasyJob-buttons weergegeven.
De EasyJobs worden opgeslagen onder de jobnummers 1 - 5 en kunnen ook via het job-bedrijf worden opgeroepen.
Het opslaan van een EasyJob overschrijft een job die onder hetzelfde jobnummer is opgeslagen!
De button verandert eerst van grootte en kleur. Na ca. 3 seconden wordt de button groen en wordt een omkadering weergegeven.
De instellingen zijn opgeslagen. De instellingen die het laatst zijn opgeslagen zijn geactiveerd. Een actieve EasyJob wordt met een vinkje op de EasyJob-button aangegeven.
Ongebruikte EasyJob-buttons worden donkergrijs weergegeven.
Als EasyJob-buttons worden gebruikt, wordt het cijfer van de button wit weergegeven.
De button verandert kort van grootte en kleur en wordt vervolgens met een vinkje weergegeven:
Als er na het aanraken van een EasyJob-button geen vinkje verschijnt, is er geen werkpunt onder deze button opgeslagen.
De button
Het EasyJob-werkpunt is gewist.
* ... rood gemarkeerd
Met deze functie kan elke opgeslagen job als EasyJob in het lasmenu worden geladen zonder over te schakelen naar het job-bedrijf.
Het overzicht voor het activeren/deactiveren van de EasyJob-modus wordt weergegeven.
De uitgebreide EasyJob-modus is geactiveerd, de voorinstellingen worden weergegeven.
In de lasparameters wordt in de rechter menubalk ook de button "Job laden" weergegeven.
De lijst met opgeslagen jobs wordt weergegeven.
De job wordt in het lasmenu geladen, het lasapparaat bevindt zich niet in het job-bedrijf.
Tot 1.000 jobs kunnen in het lasapparaat worden opgeslagen en gereproduceerd.
Handmatige documentatie van de lasparameters is niet langer nodig.
Het job-bedrijf verhoogt zo de kwaliteit van geautomatiseerde en handmatige toepassingen.
Jobs kunnen alleen worden opgeslagen vanuit het lasbedrijf. Bij het opslaan van jobs worden naast de huidige lasinstellingen ook de procesparameters en bepaalde machinevoorinstellingen in aanmerking genomen.
Tot 1.000 jobs kunnen in het lasapparaat worden opgeslagen en gereproduceerd.
Handmatige documentatie van de lasparameters is niet langer nodig.
Het job-bedrijf verhoogt zo de kwaliteit van geautomatiseerde en handmatige toepassingen.
Jobs kunnen alleen worden opgeslagen vanuit het lasbedrijf. Bij het opslaan van jobs worden naast de huidige lasinstellingen ook de procesparameters en bepaalde machinevoorinstellingen in aanmerking genomen.
De lijst van jobs wordt weergegeven.
Om een bestaande job te overschrijven, selecteert u deze door het stelwiel te draaien en in te drukken (of door "Volgende" te selecteren).
Nadat een veiligheidsvraag wordt weergegeven, kan de geselecteerde job worden overschreven.
Voor een nieuwe job 'Nieuwe job maken' selecteren
Het volgende vrije jobnummer wordt weergegeven.
Het toetsenbord wordt weergegeven.
De naam worde overgenomen, de bevestiging via het opslaan van de job wordt weergegeven.
Voor het opvragen van een Job controleren of de lasinstallatie overeenkomstig de Job is opgebouwd en geïnstalleerd.
Het job-bedrijf is geactiveerd.
"Job lassen" en de gegevens van de laatst opgeroepen job worden weergegeven.
BELANGRIJK! In het job-bedrijfs kan alleen de lasparameter "Job" worden gewijzigd, de overige lasparameters kunnen alleen worden bekeken.
De lijst van jobs wordt weergegeven.
Het toetsenbord wordt weergegeven.
De jobnaam is veranderd, de lijst met jobs wordt weergegeven.
Als alternatief voor de hierboven beschreven procedure kan de job ook worden hernoemd in de procesparameters:
Procesparameter / Job / Job optimaliseren / Job hernoemen
De lijst van jobs wordt weergegeven.
De veiligheidsvraag voor het wissen van de job wordt weergegeven.
De job is gewist, de lijst met jobs wordt weergegeven.
Als alternatief voor de hierboven beschreven procedure kan de job ook worden verwijderd in de procesparameters:
Procesparameter / Job / Job optimaliseren / Job verwijderen
Met de functie 'Job laden' kunnen de gegevens van een opgeslagen job of van EasyJobs in het gedeelte Lassen worden geladen. De overeenkomstige gegevens van de job worden in de lasparameters weergegeven en kunnen gelast, gewijzigd of als nieuwe job of EasyJob worden opgeslagen.
De lijst van jobs wordt weergegeven.
De informatie over het laden van de job wordt weergegeven.
De gegevens van de geselecteerde job worden in het gedeelte Lassen geladen.
De gegevens van de geladen job kunnen nu gelast (geen job-bedrijf), gewijzigd of als nieuwe job of EasyJob opgeslagen worden.
Het overzicht van de job-functies wordt weergegeven.
Het overzicht van de laatste geoptimaliseerde job wordt weergegeven.
Voor elke job kunnen individuele correctiegrenzen voor lasvermogen en lichtbooglengte worden ingesteld.
Als voor een job correctiegrenzen zijn ingesteld, dan kunnen het lasvermogen en de lichtbooglengte van de betreffende job tijdens het lassen van de job binnen de ingestelde grenzen worden gecorrigeerd.
Het overzicht van de job-functies wordt weergegeven.
Het overzicht met de jobcorrectiegrenzen van de laatste opgeroepen jobs wordt weergegeven.
Onder Voorkeuren voor 'Opslaan als job' kunnen standaardwaarden worden ingesteld die voor elke nieuw gemaakte taak worden overgenomen.
Het overzicht van de job-functies wordt weergegeven.
De voorkeuren voor het opslaan van nieuwe jobs worden weergegeven.
Als een draadtoevoer WF 25i Dual met dubbele kop in het lassysteem aanwezig is, zijn ook de volgende parameters beschikbaar:
Lasproceslijn
De parameter wijst een lasproceslijn aan de job toe:
1
De job kan alleen op lasproceslijn 1 worden gelast.
2
De job kan alleen op lasproceslijn 2 worden gelast.
negeren
De job kan door beide lasproceslijnen worden gebruikt.
De lasproceslijn wordt geselecteerd via de lasbrandertoets, de statusregel, de toetsen op de WF Dual of de afstandsbediening.
Door een job te selecteren, wordt automatisch de bijbehorende lasproceslijn geactiveerd.
De job kan uit beide lasproceslijnen worden geselecteerd.
Voor jobs die zijn gemaakt met een firmwareversie < 4.0.0, wordt de parameter tijdens een firmware-update automatisch op "negeren" gezet.
Als in het systeem in plaats van de WF Dual in geautomatiseerde toepassingen een andere optie voor een robot met dubbele kop aanwezig is, is de parameter niet beschikbaar.
De lasproceslijn wordt via de robotinterface geselecteerd.
Lasproceslijn negeren
De parameter geeft aan welke standaardwaarde wordt gebruikt voor de lasproceslijn bij het maken van een job.
Nee
De lasproceslijn wordt overgenomen van de momenteel actieve lasproceslijn bij het maken van een job (kan worden gewijzigd).
Ja
De lasproceslijn wordt aanvankelijk gevuld met "negeren" wanneer een job wordt gemaakt (kan worden gewijzigd).
De parameter is standaard ingesteld op "Nee". Bij het maken van een job wordt altijd de op dat moment actieve lasproceslijn overgenomen.
De parameter wordt niet weergegeven in geautomatiseerde lassystemen en heeft geen invloed.
Voor het job-bedrijf met een WF 25i Dual wordt een JobMaster-lasbrander aanbevolen.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
BELANGRIJK! Voor TIG-lassen moet de optie OPT/i TPS 2e plusbus op het lasapparaat zijn gemonteerd.
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de netschakelaar in de 'I'-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelektrode van de lastoorts.
Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Als alternatief kan de lasprocedure ook via de statusregel worden geselecteerd (vergelijk met de vanaf pagina (→) beschreven selectie).
Het overzicht van de lasprocedure wordt weergegeven.
Afhankelijk van het type lasapparaat of het geïnstalleerde functiepakket, zijn verschillende lasprocedures beschikbaar.
De lasspanning wordt met een vertraging van 3 s op de lasbus geschakeld.
Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonderdeel worden ingesteld, zoals afstandsbediening of draadaanvoer, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van het lasapparaat worden gewijzigd.
De TIG-lasparameters worden weergegeven.
De waarde van de parameter wordt als horizontale schaal weergegeven:
De geselecteerde parameter kan nu worden gewijzigd.
De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
BELANGRIJK! Een massakabel met PowerConnector is vereist voor elektrodelassen. Voor andere massakabels moet de optie OPT/i TPS 2e plusbus op het lasapparaat zijn gemonteerd.
Informatie over of de staafelektroden op de pluspool of op de minpool moeten worden gelast, vindt u op de verpakking van of de sticker op de staafelektroden.
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de I-stand staat, staat de staafelektrode in de elektrodenhouder onder spanning.
Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Als alternatief kan de lasprocedure ook via de statusregel worden geselecteerd (vergelijk met de vanaf pagina (→) beschreven selectie).
Het overzicht van de lasprocedure wordt weergegeven.
Afhankelijk van het type lasapparaat of het geïnstalleerde functiepakket, zijn verschillende lasprocedures beschikbaar.
De lasspanning wordt met een vertraging van 3 s op de lasbus geschakeld.
Als de procedure Elektrodelassen geselecteerd is, wordt een eventueel aanwezig koelapparaat automatisch uitgeschakeld. Het is niet mogelijk om dit in te schakelen.
Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonderdeel worden ingesteld, zoals afstandsbediening of draadaanvoer, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van het lasapparaat worden gewijzigd.
De elektrodelasparameters worden weergegeven.
De waarde van de parameter wordt als horizontale schaal weergegeven:
De geselecteerde parameter kan nu worden gewijzigd.
Voor elektrodelassen kunnen de volgende lasparameters worden ingesteld en weergegeven onder "Lassen":
Dynamiek
om de kortsluitdynamiek te beïnvloeden op het moment van de druppelovergang
0 - 100
Fabrieksinstelling: 20
0 ... zachte en spatarme vlamboog
100 .... hardere en stabielere vlamboog
Hoofdstroom [A]
Instelbereik: afhankelijk van het bestaande lasapparaat
Voor aanvang van het lassen wordt automatisch een richtwaarde getoond op basis van de geprogrammeerde parameters. Tijdens het lassen wordt de actuele werkelijke waarde getoond.
Startstroom
voor het instellen van een startstroomwaarde in het bereik van 0 - 200% van de ingestelde lasstroom om slakinsluitsels of bindingsfouten te voorkomen.
De startstroom is afhankelijk van het type elektrode.
0 - 200%
Fabrieksinstelling: 150%
De startstroom is actief gedurende de onder de procesparameters ingestelde startstroomtijd.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
BELANGRIJK! Voor het gutsen is een massakabel met PowerConnector en een diameter van 120 mm² vereist. Voor andere massakabels zonder PowerConnector moet de optie OPT/i TPS 2e plusbus op het lasapparaat zijn gemonteerd.
Bovendien is een adapter PowerConnector - Dinse vereist voor het aansluiten van de gutstoorts.
Gevaar van letsel en materiële schade door elektrische schok.
Zodra de schakelaar in de I-stand staat, staat de elektrode in de gutstoorts onder spanning.
Let erop dat de elektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.)
Risico op lichamelijk letsel door harde geluiden.
Tijdens het gutsen moet gehoorbescherming worden gedragen!
Instellingen van de afbreekspanning en de startstroomtijd worden genegeerd.
Als de procedure Elektrodelassen geselecteerd is, wordt een eventueel aanwezig koelapparaat automatisch uitgeschakeld. Het is niet mogelijk om dit in te schakelen.
Parameters die op een systeemcomponent worden ingesteld, zoals draadaanvoer of afstandsbediening, kunnen onder voorwaarden niet op het bedieningspaneel van het lasapparaat worden gewijzigd.
De parameters voor het gutsen worden weergegeven:
Bij hogere stroomsterktes moet de gutstoorts met twee handen worden vastgehouden!
Geschikte lashelm gebruiken.
De hoek van de koolstofelektrode en de voegsnelheid bepalen de diepte van een voeg.
De parameters voor het gutsen komen overeen met de lasparameters voor elektrodelassen, zie pagina (→).
Procesparameter / Algemeen ... zie pagina (→)
Procesparameter / Componenten en monitoring ... zie pagina (→)
Procesparameter / JOB ... zie pagina (→)
Procesparameter / Algemeen ... zie pagina (→)
Procesparameter / Componenten en monitoring ... zie pagina (→)
Procesparameter / JOB ... zie pagina (→)
Procesparameter / Algemeen ... zie pagina (→)
Procesparameter / Componenten en monitoring ... zie pagina (→)
Procesparameter / JOB ... zie pagina (→)
De weergave en de volgorde van de procesparameters kan variëren afhankelijk van het apparaattype, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
De weergave en de volgorde van de procesparameters kan variëren afhankelijk van het apparaattype, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
De volgende procesparameters kunnen worden ingesteld en weergegeven voor de lasstart en het laseinde:
Speciaal 2/4-stapsparameter
Startstroom
voor het instellen van de startstroom voor MIG/MAG-lassen (bijv. bij lasstart aluminium).
0 - 400% (van lasstroom)
Fabrieksinstelling: 135%
Start lengtecorrectie lichtboog
Voor de correctie van de vlambooglengte bij lasstart
-10 - -0,1 / automatisch / 0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: automatisch
- ... kortere vlambooglengte
0 ... neutrale vlambooglengte
+ ... langere vlambooglengte
automatisch:
de in de lasparameters ingestelde waarde wordt overgenomen
Startstroomtijd
voor het instellen van de tijd hoe lang de startstroom actief moet zijn
uit / 0,1 - 10,0 s
Fabrieksinstelling: uit
Slope 1
Voor het instellen van de tijd, waarin de startstroom tot de lasstroom wordt gereduceerd of verhoogd
0,0 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 1,0 s
Slope 2
Voor het instellen van de tijd, waarin de startstroom tot de eindkraterstroom (eindstroom) wordt gereduceerd of verhoogd
0,0 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 1,0 s
Eindstroom
Voor het instellen van de eindkraterstroom (eindstroom), om
0 - 400% (van lasstroom)
Fabrieksinstelling: 50%
Einde lengtecorrectie vlamboog
Voor de correctie van de vlambooglengte bij laseinde
-10 - -0,1 / automatisch / 0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: automatisch
- ... kortere vlambooglengte
0 ... neutrale vlambooglengte
+ ... langere vlambooglengte
automatisch:
de in de lasparameters ingestelde waarde wordt overgenomen
Eindstroomtijd
voor het instellen van de tijd hoe lang de eindstroom actief moet zijn
uit / 0,1 - 10,0 s
Fabrieksinstelling: uit
SFI-parameter
SFI
voor het activeren/deactiveren van de functie SFI (Spatter Free Ignition - spatvrije ontsteking van de vlamboog)
SFI veroorzaakt een bijna spatvrije ontsteking van de vlamboog dankzij een gecontroleerde startstroom met gesynchroniseerde draadterugtrekbeweging.
uit / aan
Fabrieksinstelling: uit
SFI is permanent geïntegreerd in bepaalde lasprocessen en kan niet worden gedeactiveerd.
Als SH in de statusbalk voor SFI wordt weergegeven, is naast SFI ook de functie SlagHammer actief.
SFI en SH kunnen niet worden gedeactiveerd.
SFI Hotstart
voor het instellen van een hotstart-tijd in combinatie met de SFI-ontsteking.
Tijdens de SFI-ontsteking vindt binnen de ingestelde hotstart-tijd een sproeivlamboogfase plaats, die de warmteïnbreng ongeacht de bedrijfsmodus verhoogt en zo zorgt voor een diepere inbranding vanaf de lasstart.
uit / 0,01 - 2,00 s
Fabrieksinstelling: uit
Handmatig-parameter
Ontstekingsstroom (handmatig)
voor het instellen van de ontstekingsstroom bij MIG/MAG Standard-handmatig lassen
100 - 550 A (TPS 320i, TPS 320i C)
100 - 600 A (TPS 400i)
100 - 650 A (TPS 500i, TPS 600i)
Fabrieksinstelling: 500 A
Draadterugtrekking (handmatig)
voor het instellen van de draadterugtrekwaarde (= combinatiewaarde van draadterugtrekbeweging en een tijd) bij MIG/MAG Standard-handmatig lassen.
Het terugtrekken van de draad hangt af van de uitrusting van de lastoorts.
0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
Draadterugtrekking
Draadterugtrekking
voor het instellen van de draadterugtrekwaarde (= combinatiewaarde van draadterugtrekbeweging en een tijd)
Het terugtrekken van de draad hangt af van de uitrusting van de lastoorts.
0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
De volgende procesparameters kunnen worden ingesteld en weergegeven voor Gas-Setup:
Gasvoorstroming
Voor het instellen van de gasstroomtijd vóór het ontsteken van de vlamboog
0 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 0,1 s
Gasnastroming
voor het instellen van de gasstroomtijd na het ontsteken van de vlamboog
0 - 60 s
Fabrieksinstelling: 0,5 s
Gasfactor
afhankelijk van het gebruikte beschermgas
(alleen in combinatie met de optie OPT/i-gasregelaar)
automatisch / 0,90 - 20,00
Fabrieksinstelling: automatisch
(voor standaardgassen uit de Fronius-lasdatabase wordt de correctiefactor automatisch ingesteld)
Gasrichtwaarde
beschermgasdoorstroming
(alleen in combinatie met een optie OPT/i-gasregelaar in de draadaanvoerunit)
uit / automatisch / 0,5 - 30,0 l/min
Fabrieksinstelling: 15,0 l/min
Voor een goede werking van de gasregelaar moet de ingangsdruk bij de draadaanvoerunit minstens 4,5 bar (65 psi) zijn met het ingestelde debiet gehandhaafd.
Om de minimale ingangsdruk van 4,5 bar (65 psi) te bereiken, moeten indien nodig bestaande debietregelaars worden verwijderd.
Instellingen voor gasrichtwaarde "automatisch"
Bij instelling op "automatisch" wordt de gasrichtwaarde automatisch aangepast aan de huidige lasstroom binnen een ingesteld stroombereik.
Ondergrens stroombereik
voor het instellen van de ondergrens van het stroombereik
0 - max. A
Fabrieksinstelling: 50 A
Gasrichtwaarde bij ondergrens stroombereik
0,5 - 30,0 l/min
Fabrieksinstelling: 8,0 l/min
Bovengrens stroombereik
voor het instellen van de bovengrens van het stroombereik
0 - max. A
Fabrieksinstelling: 400 A
Gasrichtwaarde bij bovengrens stroombereik
0,5 - 30,0 l/min
Fabrieksinstelling: 25,0 l/min
In het job-bedrijf kunnen de ingestelde waarden van de bovenstaande parameters voor elke job afzonderlijk worden opgeslagen.
De volgende procesparameters kunnen worden ingesteld en weergegeven voor de procesregeling:
De inbrandstabilisator wordt gebruikt om de maximaal toelaatbare draadsnelheidsverandering in te stellen om de lasstroom en dus de inbranding bij variabele Stickout stabiel of constant te houden.
De parameter Inbrandstabilisator is alleen beschikbaar als de optie WP PMC (Welding Process Pulse Multi Control) of de optie WP LSC (Welding Process Low Spatter Control) op het lasapparaat is ingeschakeld.
automatisch / 0,0 - 10,0 m/min (ipm)
Fabrieksinstelling: 0 m/min
automatisch
een waarde van 10 m/min wordt in alle laskarakters opgeslagen, de inbrandstabilisator wordt geactiveerd.
0
De inbrandstabilisator is niet geactiveerd.
De draadsnelheid blijft constant.
0,1 - 10,0
De inbrandstabilisator is geactiveerd.
De lasstroom blijft constant.
Toepassingsvoorbeelden
Inbrandstabilisator = 0 m/min (niet geactiveerd)
Een verandering in de contactbuisafstand (h) veroorzaakt een verandering in de weerstand in het lascircuit als gevolg van een langere Stickout (s2).
De constante spanningsregeling voor een constante vlambooglengte veroorzaakt een reductie van de gemiddelde stroomwaarde en dus een kleinere inbranddiepte (x2).
Inbrandstabilisator = n m/min (geactiveerd)
Het vooraf instellen van een waarde voor de inbrandstabilisator veroorzaakt een constante vlambooglengte zonder grote stroomveranderingen bij een Stickout-verandering (s1 ==> s2).
De inbranddiepte (x1, x2) blijft ongeveer gelijk en stabiel.
Inbrandstabilisator = 0,5 m/min (geactiveerd)
Om de verandering van de lasstroom zo laag mogelijk te houden tijdens een Stickout-verandering (s1 ==> s3), wordt de draadsnelheid met 0,5 m/min verhoogd of verlaagd.
In het weergegeven voorbeeld wordt tot de ingestelde waarde van 0,5 m/min (stand 2) het stabiliserende effect gehandhaafd zonder stroomverandering.
I ... Lasstroom vD ... Draadsnelheid
Vlambooglengtestabilisator
De vlambooglengtestabilisator dwingt via een kortsluitregeling korte, lastechnisch voordelige vlambogen af en houdt deze ook bij variabele Stickout of bij externe storingen stabiel.
De parameter Vlambooglengtestabilisator is alleen beschikbaar als de optie WP PMC (Welding Process Pulse Multi Control) op het lasapparaat is ingeschakeld.
0,0 / automatisch / 0,1 - 5,0 (invloed van stabilisator)
Fabrieksinstelling: 0,0
0,0
De vlambooglengtestabilisator is gedeactiveerd.
automatisch
0,1 - 5,0
De vlambooglengtestabilisator is geactiveerd.
De vlambooglengte wordt verminderd tot er kortsluiting ontstaat.
Als de vlambooglengtestabilisator is geactiveerd, werkt de normale vlambooglengtecorrectie alleen bij de lasstart.
De vlambooglengtecorrectie wordt dan niet meer in de lasparameters weergegeven.
Toepassingsvoorbeelden
Vlambooglengtestabilisator = 0 / 0,5 / 2,0
Vlambooglengtestabilisator = 0
Vlambooglengtestabilisator = 0,5
Vlambooglengtestabilisator = 2
Door de vlambooglengtestabilisator te activeren, wordt de vlambooglengte verminderd tot er kortsluiting optreedt. Hierdoor kunnen de voordelen van een korte, stabiel geregelde vlamboog beter worden benut.
Een verhoging van de vlambooglengtestabilisator veroorzaakt een verdere verkorting van de vlambooglengte (L1 ==> L2 ==> L3). De voordelen van een korte, stabiel geregelde vlamboog kunnen beter worden benut.
Vlambooglengtestabilisator voor naadvorm- en positieverandering
Vlambooglengtestabilisator niet geactiveerd
Veranderingen in de naadvorm of de laspositie kunnen het lasresultaat negatief beïnvloeden
Vlambooglengtestabilisator geactiveerd
Aangezien het aantal keer en de duur van de kortsluitingen worden geregeld, blijven de eigenschappen van de vlamboog gelijk wanneer de naadvorm of de laspositie wordt veranderd.
I ... Lasstroom vD ... Draadsnelheid U ... Lasspanning
* ... Aantal keren kortsluitingVoorbeeld: Stickout-verandering
Lichtbooglengtestabilisator zonder inbrandstabilisator
De voordelen van een korte lichtboog blijven behouden, zelfs bij een Stickout-verandering, aangezien de kortsluitkarakteristieken dezelfde blijven.
Lichtbooglengtestabilisator met inbrandstabilisator
In het geval van een Stickout-verandering met geactiveerde inbrandstabilisator blijft de inbranding ook hetzelfde.
Het kortsluitgedrag wordt geregeld door de lichtbooglengtestabilisator.
I ... Lasstroom vD ... Draadsnelheid U ... Lasspanning
* ... Aantal keren kortsluiting Δs ... Stickout-veranderingDe volgende procesparameters kunnen worden ingesteld voor Synchropuls-lassen:
(1) Synchropuls
Voor het activeren / deactiveren van Synchropuls
uit / aan
Fabrieksinstelling: aan
(2) Draadaanvoer
Voor het instellen van de gemiddelde draadsnelheid en dus het lasvermogen bij Synchropuls
Bijvoorbeeld: 2 - 25 m/min (ipm)
(afhankelijk van de draadaanvoer en het laskarakter)
Fabrieksinstelling: 5,0 m/min
(3) Draadaanvoersnelheidsvariatie
voor het instellen van de draadaanvoersnelheidsvariatie:
met Synchropuls wordt de ingestelde draadsnelheid afwisselend verhoogd en verlaagd door de draadaanvoersnelheidsvariatie. De betroffen parameters passen zich aan deze versnelling/vertraging van de draadaanvoer aan.
0,1 - 6,0 m/min / 5 - 235 ipm
Fabrieksinstelling: 2,0 m/min
De maximaal instelbare draadaanvoersnelheidsvariatie van 6 m/min (235 ipm) is slechts mogelijk tot een frequentie van ca. 3 Hz.
In het frequentiebereik van 3 - 10 Hz neemt de instelbare draadaanvoersnelheidsvariatie af.
(4) Frequentie
voor het instellen van de frequentie bij Synchropuls
0,5 - 10,0 Hz
Fabrieksinstelling: 3,0 Hz
In het TWIN-bedrijf is de frequentie-instelling op het Lead-lasapparaat ook van invloed op het Trail-lasapparaat.
Het instellen van de frequentie op het Trail-lasapparaat heeft geen effect.
(5) Duty Cycle (high)
Voor het wegen van de periodeduur van het hogere werkpunt in een Synchropuls-periode
10 - 90%
Fabrieksinstelling: 50 Hz
In het TWIN-bedrijf is de Duty Cycle-instelling (high) op het Lead-lasapparaat ook van invloed op het Trail-lasapparaat.
Het instellen van de Duty Cycly (high) op het Trail-lasapparaat heeft geen effect.
(6) Vlamboogcorrectie high
Voor correctie van de vlambooglengte bij Synchropuls in het bovenste werkpunt (= middelste draadsnelheid plus draadaanvoersnelheidsvariatie)
-10,0 - +10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
- ... kortere vlamboog
0 ... niet gecorrigeerde vlambooglengte
+ ... langere vlamboog
Als Synchropuls is geactiveerd, heeft de normale vlambooglengtecorrectie geen effect op het lasproces.
De vlambooglengtecorrectie wordt dan niet meer in de lasparameters weergegeven.
(7) Vlamboogcorrectie low
voor het corrigeren van de vlambooglengte bij Synchropuls in het onderste werkpunt (= middelste draadsnelheid min draadaanvoersnelheidsvariatie)
-10,0 - +10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
- ... kortere vlamboog
0 ... niet gecorrigeerde vlambooglengte
+ ... langere vlamboog
Voor mengprocessen kunnen de volgende procesparameters worden ingesteld onder Procesmix:
Draadaanvoerunit D *
Draadsnelheid
1,0 - 25,0 m/min / 40 - 985 ipm
De waarde voor de draadsnelheid wordt overgenomen of kan worden gespecificeerd en gewijzigd in de procesmixparameters.
Vlambooglengtecorrectie
-10,0 - +10,0
De waarde voor de vlambooglengtecorrectie wordt overgenomen of kan worden gespecificeerd en gewijzigd in de procesmixparameters.
Pulscorrectie
voor het wijzigen van de pulsenergie in de impulsvlamboogprocesfase
-10,0 - +10,0
De waarde voor de pulscorrectie wordt overgenomen of kan worden gespecificeerd en gewijzigd in de procesmixparameters.
Bovenste vermogensduurcorrectie (3) *
Voor het instellen van de duur van de hete procesfase tijdens een mengproces
-10,0 - +10,0
Fabrieksinstelling: 0
Met de bovenste en onderste vermogensduurcorrectie wordt de verhouding tussen de hete en koude procesfase ingesteld.
Het verhogen van de bovenste vermogensduurcorrectie leidt tot een verlaging van de procesfrequentie en een langere PMC-procesfase.
Het verlagen van de bovenste vermogensduurcorrectie leidt tot een verhoging van de procesfrequentie en een kortere PMC-procesfase.
Onderste vermogensduurcorrectie (2) *
Voor het instellen van de duur van de koude procesfase tijdens een mengproces
-10,0 - +10,0 / 1 - 100 CMT-cycli (bij laskarakter CMT mix)
Fabrieksinstelling: 0
Met de bovenste en onderste vermogensduurcorrectie wordt de verhouding tussen de hete en koude procesfase ingesteld.
Het verhogen van de onderste vermogensduurcorrectie veroorzaakt een verlaging van de procesfrequentie en een langere LSC-procesfase of een langere CMT-procesfase voor CMT mix.
Het verlagen van de onderste vermogensduurcorrectie veroorzaakt een verhoging van de procesfrequentie en een kortere LSC-procesfase of een kortere CMT-procesfase voor CMT mix.
Onderste vermogenscorrectie (1) *
Voor het instellen van de energietoevoer in de koude procesfase tijdens een mengproces
-10,0 - +10,0
Fabrieksinstelling: 0
Het verhogen van de onderste vermogenscorrectie leidt tot een hogere draadsnelheid en dus tot een hogere energietoevoer in de koude LSC-procesfase of in de koude CMT-procesfase.
* Weergave van de parameters in de volgende grafieken
(1) | Onderste vermogenscorrectie |
(2) | Onderste vermogensduurcorrectie |
(3) | Bovenste vermogensduurcorrectie |
vD | Draadsnelheid |
De procesparameters voor de TWIN-procesregeling zijn alleen beschikbaar in het TWIN-bedrijf.
Draadaanvoerunit
Draadsnelheid
1,0 - 25,0 m/min / 40 - 985 ipm
De waarde voor de draadsnelheid wordt overgenomen of kan worden gespecificeerd en gewijzigd in de TWIN-parameters.
Vlambooglengtecorrectie
-10,0 - +10,0
De waarde voor de vlambooglengtecorrectie wordt overgenomen of kan worden gespecificeerd en gewijzigd in de TWIN-parameters.
Pulscorrectie of dynamiekcorrectie
(afhankelijk van ingestelde lasprocedure)
-10,0 - +10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
De waarde voor de pulscorrectie of de dynamiekcorrectie wordt overgenomen of kan worden gespecificeerd en gewijzigd in de TWIN-parameters.
Inbrandstabilisator
informatie, zie pagina (→)
0,0 / automatisch / 0,1 - 10,0 m/min
Fabrieksinstelling: 0 m/min
Vlambooglengtestabilisator
informatie, zie pagina (→)
automatisch / 0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: 0
Puls synchronisatieverhouding
Voor het instellen van sterk uiteenlopende draadsnelheden tussen de Lead- en Trail-vlamboog
automatisch, 1/1, 1/2, 1/3
Fabrieksinstelling: automatisch
Faseverschuiving Lead/Trail
Voor het instellen van een tijdsverschil tussen het vrijkomen van de Lead-druppel en het vrijkomen van de Trail-druppel
automatisch, 0 - 95%
Fabrieksinstelling: automatisch
Ontstekingsvertraging Trail
Voor het instellen van een ontstekingsvertraging tussen de Lead- en de Trail-vlamboog
automatisch / uit / 0 - 2 s
Fabrieksinstelling: automatisch
CMT Cycle Step
voor het activeren/deactiveren van de functie CMT Cycle Step
ein (aan) / aus (uit)
Draadtoevoer
de draadsnelheid bepaalt het afsmeltvermogen in de lasprocesfase en dus de grootte van het laspunt;
Instelbereik: in m/min (ipm), afhankelijk van de laskarakteristiek
De waarde voor de draadsnelheid wordt overgenomen of kan ook worden gespecificeerd en gewijzigd in de CMT Cycle Step-parameters.
Cycli (laspuntgrootte)
voor het instellen van het aantal CMT-cycli (lasdruppels) voor een laspunt;
Het aantal CMT-cycli en de ingestelde draadsnelheid bepalen de grootte van het laspunt.
1 - 2.000
Interval pauzetijd
voor het instellen van de tijd tussen de afzonderlijke laspunten
0,01 - 2,00 s
Hoe hoger de waarde van de intervalpauzetijd, hoe koeler het lasproces (grovere schaalverdeling).
Interval cycli
voor het instellen van het aantal herhalingen van CMT-cycli incl. pauze tot de lasstop
continu / 1 - 2.000
continu
e herhalingen worden continu voortgezet;
lasstop bijvoorbeeld via "Arc Off"
Draadaanvoer
0,0 - max. m/min (afhankelijk van de gebruikte draadaanvoerunit)
Fabrieksinstelling: 5,0 m/min
Stroom
0 - max. m/min (afhankelijk van het gebruikte lasapparaat)
Fabrieksinstelling: 50 A
Spanningsgrens
automatisch / 1 - 50 V
Fabrieksinstelling: automatisch
Indien ingesteld op 'automatisch', wordt de spanningsgrens bepaald door het ingestelde laskarakter.
Contactstabilisator
uit / aan
Fabrieksinstelling: uit
Als de lasdraad ongewenst uit het soldeer-/lasbad wordt gelicht, wordt de lasdraad versneld om het contact onmiddellijk te herstellen.
Hierdoor wordt het soldeerproces gestabiliseerd en worden kortstondige procesfouten gecompenseerd.
Aardverbinding
ja / nee
Fabrieksinstelling: ja
Indien ingesteld op 'ja', wordt de stroomkring gesloten door middel van een aardverbinding, bijvoorbeeld voor toepassingen met hete draden en om de uitgebreide processignalen mogelijk te maken.
Draadterugtrekking
Afstand afgelegd tijdens de achterwaartse beweging van de lasdraad
0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
Door de afstand tijdens de achterwaartse beweging van de lasdraad aan te passen, wordt voorkomen dat de lasdraad aan het einde van het proces blijft vastplakken.
Puntlastijd
0,1 - 10,0 s
Fabrieksinstelling: 1,0 s
Interval
voor het activeren/deactiveren van intervallassen
uit / aan
Fabrieksinstelling: uit
Draadtoevoer
0,0 - max. m/min (afhankelijk van gebruikte draadtoevoer)
Interval lastijd
0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 0,3 s
Interval pauzetijd
uit / 0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 0,3 s
Interval cycli
continu / 1 - 99
Fabrieksinstelling: continu
Ontstekingsstroom
Voor het instellen van de ontstekingsstroom bij MIG/MAG standaard-handmatig lassen
100 - 550 A (TPS 320i, TPS 320i C)
100 - 600 A (TPS 400i)
100 - 650 A (TPS 500i, TPS 600i)
Fabrieksinstelling: 500 A
Draadterugtrekking
voor het instellen van de draadterugtrekwaarde (= combinatiewaarde van draadterugtrekbeweging en een tijd) bij MIG/MAG Standard-handmatig lassen.
Het terugtrekken van de draad hangt af van de uitrusting van de lastoorts.
0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
Laskarakterhelling
automatisch / U constant / 1000 - 8 A/V
Fabrieksinstelling: automatisch
Weerstand (R) van lascircuit en inductantie (L) van lascircuit aanpassen als een van de volgende componenten van het lassysteem wordt gewijzigd:
Voorwaarden voor R/L-synchronisatie:
Het lassysteem moet volledig gemonteerd zijn: gesloten lascircuit met lastoorts en lastoorts-slangenpakket, draadtoevoeren, aardekabels, verbindingsslangenpakketten.
R/L-synchronisatie uitvoeren:
De huidige waarden van de inductantie en de weerstand van het lascircuit worden weergegeven.
De tweede stap van de R/L-synchronisatiewizard wordt weergegeven.
De derde stap van de R/L-synchronisatiewizard wordt weergegeven.
De vierde stap van de R/L-synchronisatiewizard wordt weergegeven.
Na de meting worden de huidige waarden weergegeven.
Als alternatief kan de R/L-synchronisatie ook via een JobMaster-lasbrander worden uitgevoerd.
De volgende procesparameters kunnen worden ingesteld en weergegeven voor de TIG-procedure en de staafelektrode:
Procesparameter voor elektrodelassen:
Startstroomtijd
Voor het instellen van de tijd, hoelang de startstroom actief moet zijn
0,0 - 2,0 s
Fabrieksinstelling: 0,5 s
Laskarakter
Voor het selecteren van de elektrodenlaskarakters
I-constant / 0,1 - 20,0 A/V / P-constant / Gutsen
Fabrieksinstelling: I-constant
(1) | Werklijn voor staafelektrode |
(2) | Werklijn voor staafelektrode bij verhoogde vlambooglengte |
(3) | Werklijn voor staafelektrode bij verminderde vlambooglengte |
(4) | Laskarakter bij geselecteerde parameter 'I-constant' (constante lasstroom) |
(5) | Laskarakter bij gekozen parameter '0,1 - 20' (dalende karakteristiek met in te stellen helling) |
(6) | Laskarakter bij gekozen parameter 'P-constant' (constant lasvermogen) |
(7) | Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij gekozen laskarakter (4) |
(8) | Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij gekozen laskarakter (5) of (6) |
I-constant (constante lasstroom)
0,1 - 20,0 A/V (dalende karakteristiek met in te stellen helling)
P-constant (constant lasvermogen)
Gutsen
(1) | Werklijn voor staafelektrode |
(2) | Werklijn voor staafelektrode bij verhoogde vlambooglengte |
(3) | Werklijn voor staafelektrode bij verminderde vlambooglengte |
(4) | Laskarakter bij geselecteerde parameter 'I-constant' (constante lasstroom) |
(5) | Laskarakter bij gekozen parameter '0,1 - 20' (dalende karakteristiek met in te stellen helling) |
(6) | Laskarakter bij gekozen parameter 'P-constant' (constant lasvermogen) |
(7) | Voorbeeld voor ingestelde dynamiek bij gekozen laskarakter (5) of (6) |
(8) | Mogelijke stroomwijziging bij gekozen laskarakter (5) of (6) - afhankelijk van de lasspanning (vlambooglengte) |
(a) | Werkpunt bij hoge vlambooglengte |
(b) | Werkpunt bij ingestelde lasstroom IH |
(c) | Werkpunt bij lage vlambooglengte |
De afgebeelde laskarakters (4), (5) en (6) gelden bij gebruik van een staafelektrode waarvan het laskarakter bij een bepaalde vlambooglengte overeenkomt met de werklijn (1).
Al naar gelang de ingestelde lasstroom (I) wordt het snijpunt (werkpunt) van de laskarakters (4), (5) en (6) langs de werklijn (1) verschoven. Het werkpunt geeft uitsluitsel over de actuele lasspanning en de actuele lasstroom.
Bij een vast ingestelde lasstroom (IH) kan het werkpunt zich langs de laskarakters (4), (5) en (6) bevinden, al naargelang de lasspanning op dat moment. De lasspanning U is afhankelijk van de vlambooglengte.
Als de vlambooglengte verandert, bijv. overeenkomstig de werklijn (2), is het werkpunt het snijpunt van het overeenkomstige laskarakter (4), (5) of (6) met de werklijn (2).
Geldt voor de laskarakters (5) en (6): Afhankelijk van de lasspanning (vlambooglengte) wordt de lasstroom (I) eveneens groter of kleiner, bij een gelijkblijvende instelwaarde voor IH.
Anti-Stick
Voor het activeren / deactiveren van de functie Anti-Stick
uit / aan
Fabrieksinstelling: aan
Bij een korter wordende vlamboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd door de functie Anti-Stick. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt het lasapparaat de lasstroom na 1,5 s uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is getild, kan de lasprocedure zonder problemen worden voortgezet.
Afbreekspanning
Voor het instellen van een spanningswaarde waarbij het lassen kan worden beëindigd door de staafelektrode iets op te tillen.
20 - 90 V
Fabrieksinstelling: 90 V
De vlambooglengte is afhankelijk van de lasspanning. Om het lassen te beëindigen, moet de staafelektrode doorgaans duidelijk worden opgetild. De parameter 'Afbreekspanning' staat het beperken van de lasspanning toe op een waarde die het beëindigen van de laswerkzaamheid al bij slechts een gering opheffen van de staafelektrode toestaat.
BELANGRIJK! Als tijdens het lassen de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd, stelt u de afbreekspanning op een hogere waarde in.
Procesparameter voor TIG-lassen:
Afbreekspanning
Voor het instellen van een spanningswaarde waarbij het lassen kan worden beëindigd door de TIG-lastoorts iets op te tillen.
10,0 - 30,0 V
Fabrieksinstelling: 14 V
Comfort Stop-gevoeligheid
voor het activeren/deactiveren van de functie TIG-Comfort-Stop
uit / 0,1 - 1,0 V
Fabrieksinstelling: 0,8 V
Bij het beëindigen van de lasprocedure volgt na een duidelijke verhoging van de vlambooglengte een automatische uitschakeling van de lasstroom. Daardoor wordt verhinderd dat de vlamboog bij het omhoog tillen van de TIG-gasschuiflastoorts onnodig in de lengte moet worden getrokken.
Verloop:
De weergave en de volgorde van de procesparameters kan variëren afhankelijk van het type apparaat, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
De weergave en de volgorde van de procesparameters kan variëren afhankelijk van het type apparaat, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
De volgende procesparameters kunnen worden ingesteld en weergegeven voor de systeemcomponenten van een lasinstallatie:
Koelcircuit
Bedrijfsmodus koelcircuit
Voor een voorkeur, of een koelapparaat uit- of inschakelt of automatisch moet worden aangestuurd
eco / automatisch / aan / uit (afhankelijk van koelapparaat)
Fabrieksinstelling: automatisch
Filtertijd-doorstroombeveiliging
Voor het instellen van de tijd tussen het aanspreken van de doorstroombeveiliging en de uitgave van een waarschuwing
5 - 25 s
Fabrieksinstelling: 5 s
Waarschuwingsgrens doorstroming koeler
(alleen als de optie doorstromingstemperatuursensor beschikbaar is op het koelapparaat)
Als de parameter geactiveerd is, wordt een waarschuwing gegenereerd wanneer de waarde onder de ingevoerde waarde komt.
uit / 0,75 - 0,95 l/min
Fabrieksinstelling: uit
Draadaanvoer
Invoersnelheid
Voor het instellen van de draadsnelheid waarmee de draadelektrode in het lastoortsslangenpakket wordt ingevoerd
Bijvoorbeeld: 2 - 25 m/min / 20 - 3.935 ipm
(afhankelijk van draadaanvoerunit)
Fabrieksinstelling: 10 m/min
De invoersnelheid kan ook worden ingesteld in het venster dat wordt geopend wanneer op de toets Draadinvoer wordt gedrukt:
Toets Draadinvoer indrukken
Stelwiel indrukken en draaien om de waarde voor de invoersnelheid te wijzigen
"Sluiten" selecteren of stelwiel indrukken om de waarde over te nemen
Lasapparaat
Ontstekingstime-out
Draadlengte tot inwerkingtreding veiligheidsuitschakeling
uit / 5 - 100 mm (0,2 - 3,94 in.)
Fabrieksinstelling: uit
De procesparameter ontstekingstime-out is een veiligheidsfunctie.
In het bijzonder bij hoge draadsnelheden kan de voor de veiligheidsuitschakeling vereiste draadlengte afwijken van de ingestelde draadlengte.
Werking
Als er op de toortsschakelaar wordt gedrukt, begint de gasvoorstroom meteen. Aansluitend worden draadontsluiting en aansteekhandeling ingesteld. Als er binnen de ingestelde draadlengte geen stroomvloei tot stand komt, dan schakelt het systeem automatisch uit.
Druk opnieuw op de toortsschakelaar voor een nieuwe poging.
Sense-kabel
Voor het activeren / deactiveren van de functie Sense-kabel
uit / aan
Fabrieksinstelling: aan
De Sense-kabel is extra hardware voor directe spanningsmeting op het werkstuk. De functie wordt gebruikt om de juiste werkelijke waarde te bepalen wanneer meerdere lasprocessen tegelijkertijd aan één onderdeel worden uitgevoerd en er een risico bestaat van gekoppelde stoorspanningen als gevolg van een ongunstige plaatsing van het slangenpakket of gemeenschappelijke aardekabels.
Robotinstellingen
Touchsensing-gevoeligheid
voor het instellen van de gevoeligheid bij Touchsensing in combinatie met de in de draadaanvoer ingebouwde optie OPT/i WF voor het zoeken naar de positie van het gasmondstuk voor verschillende onderdeeloppervlakken en externe storingen
De instelling van de Touchsensing-gevoeligheid heeft geen effect op de optie OPT/i Touch Sense Adv.
Touchsensing = Bepalen van de naadpositie door middel van toegepaste sensorspanning tijdens automatisch lassen
Touchsensing vindt plaats via het gasmondstuk of de draadelektrode.
Touchsensing door middel van een gasmondstuk werkt alleen,
0 - 10
Fabrieksinstelling: 1
0
Voor blanke oppervlakken, lange en korte kortsluiting, robuust en ongevoelig voor interferentie
10
voor geschaalde oppervlakken, hoge meetgerelateerde storingsgevoeligheid
Niet geschikt voor lassen met meerdere lasapparaten op één onderdeel!
Geïsoleerde oppervlakken kunnen niet worden gedetecteerd.
Procedure voor het bepalen van de Touchsensing-gevoeligheid:
BELANGRIJK! Een hogere Touchsensing-gevoeligheid verhoogt ook de storingsgevoeligheid!
Randdetectie "WireSense"
voor het activeren/deactiveren van randdetectie met WireSense (optie)
uit / 0,5 - 20,0 mm
Fabrieksinstelling: uit
De randdetectie 'WireSense' werkt alleen
WireSense wordt meestal geactiveerd via een robotregelaar. Zodra een waarde > 0,5 mm wordt opgegeven door de robotregelaar, wordt de waarde die handmatig is ingesteld op het huidige lasapparaat overschreven.
Als de parameter ontstekingstime-out geactiveerd is, geldt dit ook voor WireSense.
Voor hogergeplaatste robotregelaars met een klein signaalbereik (bijv. lineaire voertuigen), kan WireSense handmatig op het lasapparaat worden ingesteld.
Voorbeeld Economy-Image:
Als twee motoren in een lassysteem worden gebruikt, moeten ze worden uitgebalanceerd om de processtabiliteit te handhaven.
Voor lassystemen met PushPull eenheden of afwikkel-draadtoevoeren moet een systeemuitbalancering worden uitgevoerd na de installatie of vervanging van draadtoevoeren.
Een overeenkomstige aanwijzing wordt weergegeven.
De systeemuitbalanceringswizard wordt gestart.
De systeemuitbalancering kan ook handmatig worden gestart.
Systeemuitbalancering uitvoeren:
Als een systeemuitbalancering nodig is, wordt de systeemuitbalanceringswizard gestart. De eerste stap van de systeemuitbalanceringswizard wordt weergegeven.
Nadat het systeem uitgebalanceerd is, wordt er een overeenkomstige bevestigingsmelding weergegeven.
Het overzicht 'Vlamboogbreukmonitoring' wordt weergegeven.
Het overzicht 'Draad zit vast aan contactbuis - Setupmenu' wordt weergegeven.
Het overzicht 'Draad zit vast aan werkstuk - Setupmenu' wordt weergegeven.
Met deze functie kunnen de in het lascircuit aanwezige inductanties worden gemeten.
Inductanties kunnen leiden tot lasproblemen, bijvoorbeeld wanneer met verschillende systemen aan één onderdeel lasbewerkingen worden uitgevoerd.
Met behulp van inductantiemeting en adequaat kabelbeheer kunnen lasproblemen reeds bij de inbedrijfstelling van een lasinstallatie worden voorkomen.
Als de button 'Koppeling lascircuit' wordt ingedrukt, start de bijbehorende wizard.
Meetresultaat:
Resultaat | Rcoupling | Kcoupling |
---|---|---|
zeer goed | 0 mOhm | 0% |
goed | 1 - 2,5 mOhm | 2 - 15% |
gemiddeld | 3 - 15 mOhm | 16 - 30% |
slecht | 16 - 100 mOhm | 31 - 100% |
De meetresultaten worden in het logboek opgeslagen.
Informatie over de koppeling van het lascircuit vindt u in de gebruiksaanwijzing "Handleiding voor kabelbeheer" - 42,0426,0420,xx.
De gebruiksaanwijzing is als HTML beschikbaar onder de volgende koppeling:
https://manuals.fronius.com/html/4204260420 |
Het overzicht 'Setupmenu draaduiteindemonitoring' wordt weergegeven.
(1) | Draaduiteindereactie voor OPT/i WF R WE ring sensor 4,100,878,CK |
(2) | Draaduiteindereactie voor OPT/i WF R WE drum 4,100,879,CK |
(3) | Draaduiteindereactie voor OPT/i WF R wire end 4,100,869,CK |
De parameters voor de gasmonitoring zijn alleen beschikbaar als de optie OPT/i-gasdoorstromingssensor aanwezig is op de draadtoevoer of SplitBox.
Voor gasmonitoring kan een onderste gasstromingsgrens worden gedefinieerd. Als de gasstroming gedurende een bepaalde tijd onder een bepaald niveau daalt, wordt onmiddellijk een foutmelding gegenereerd en wordt de lasprocedure gestopt.
Het overzicht 'Gasmonitoring' wordt weergegeven.
Een verkeerd ingestelde gasfactor kan de hoeveelheid beschermgas en dus het lasresultaat enorm beïnvloeden.
Bij de instelling 'auto' worden alle standaardgassen uit de lasdatabase van Fronius in aanmerking genomen.
Het handmatig instellen van de gasfactor wordt alleen aanbevolen voor speciale gassen en alleen na overleg.
Het overzicht 'Motorkrachtmonitoring' wordt weergegeven.
De monitoringparameters van het draadbuffer zijn beschikbaar wanneer zich een draadbuffer in het lassysteem bevindt.
De volgende procesparameters kunnen worden ingesteld voor het optimaliseren van jobs:
Lasparameters
Draadaanvoerunit
Voor het instellen van de draadsnelheid
Bijvoorbeeld: 2 - 25 m/min (ipm)
(afhankelijk van de draadaanvoerunit en het laskarakter)
Vlambooglengtecorrectie
Voor het corrigeren van de vlambooglengte
-10,0 - +10,0
- ... kortere vlamboog
0 ... niet gecorrigeerde vlambooglengte
+ ... langere vlamboog
Pulscorrectie
bij het MIG/MAG Puls-Synergic-lassen, PMC-lassen voor corrigeren van de pulsenergie
-10,0 - +10,0
- ... lagere druppelafscheidingskracht
0 ... neutrale druppelafscheidingskracht
+ ... hogere druppelafscheidingskracht
of
Dynamiekcorrectie
bij het MIG/MAG Standard-Synergic-lassen, LSC-lassen en CMT-lassen voor het instellen van de kortsluitingsstroom en de stroom bij kortsluiting
-10,0 - +10,0
-10
hardere vlamboog (hogere stroom bij kortsluiting, meer lasspatten)
+10
zachtere vlamboog (lagere stroom bij kortsluiting, minder vorming van lasspatten)
Lasprocedureparameter
Laskarakter wijzigen - huidige ID: xxxx
Het ID-nummer van het momenteel opgeslagen laskarakter wordt weergegeven.
Na het indrukken van het stelwiel kunnen de procedure en de eigenschap van het laskarakter worden gewijzigd.
Procedure
De procedure die aan het laskarakter is toegewezen, wordt weergegeven.
Eigenschap
De aan het laskarakter toegewezen eigenschap wordt weergegeven.
Lastoortsbedrijfsmodus
Voor het instellen van de bedrijfsmodus
2-staps / 4-staps / S2-staps / S4-staps / Puntlassen
De overige instelbare procesparameters komen overeen met de reeds beschreven procesparameters:
TWIN-procesregeling ... zie pagina (→)
(alleen wanneer zich een TWIN-interface in het lassysteem bevindt)
Lasstart/laseinde ... zie pagina (→)
Puntlassen ... zie pagina (→)
Procesregeling ... zie pagina (→)
Synchropuls ... zie pagina (→)
Instellingen procesmix ... zie pagina (→)
CMT Cycle Step ... zie pagina (→)
alleen wanneer de optie OPT/i CMT Cycle Step op het lasapparaat beschikbaar is.
Gas-Setup ... zie pagina (→)
Vermogen
Vlambooglengtecorrectie ... zie pagina (→)
Jobslope ... zie pagina (→)
Documentatie ... zie pagina (→)
Limit Monitoring ... zie pagina (→)
(alleen in combinatie met de optie OPT/i Limit Monitoring)
Componenten ... zie pagina (→)
Naast het instellen van de parameters kunnen onder "Job optimaliseren" met behulp van de bijbehorende buttons ook jobs worden hernoemd, gekopieerd en verwijderd.
Meer informatie over het optimaliseren van jobs vindt u in het hoofdstuk Lasbedrijf, paragraaf Job-bedrijf op pagina (→).
De volgende procesparameters kunnen worden ingesteld voor de job-correctiegrenzen:
Vermogen
Bovenste vermogensgrens
Voor het instellen van de bovenste vermogensgrens voor een job
0 - 20%
Fabrieksinstelling: 0%
Onderste vermogensgrens
Voor het instellen van de onderste vermogensgrens voor een job
-20 - 0%
Fabrieksinstelling: 0%
Lichtbooglengtecorrectie
Bovenste lichtbooglengtecorrectie- grens
Voor het instellen van de bovenste lichtbooglengtecorrectiegrens voor een job
0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: 0
Onderste lichtbooglengtecorrectie- grens
Voor het instellen van de onderste lichtbooglengtecorrectiegrens voor een job
-10,0 - 0,0
Fabrieksinstelling: 0
Meer informatie over job-correctiegrenzen vindt u in het hoofdstuk Lasbedrijf, paragraaf Job-bedrijf op pagina (→).
Nadat de weergegeven informatie is bevestigd, kunnen in de voorinstellingen voor 'als job opslaan' de volgende procesparameters worden ingesteld:
Jobslope
Jobslope
bepaalt de tijd tussen de actuele, geselecteerde job en de volgende job
0,0 - 10,0 s
Fabrieksinstelling: 0 s
Jobcorrectiegrens MIG/MAG
Bovenste vermogenscorrectiegrens
0 - 20%
Fabrieksinstelling: 0%
Onderste vermogenscorrectiegrens
0 - -20%
Fabrieksinstelling: 0%
Bovenste lichtbooglengtecorrectiegrens
0,0 - 10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
Onderste lichtbooglengtecorrectiegrens
0,0 - -10,0
Fabrieksinstelling: 0,0
Limit Monitoring
(alleen in combinatie met de optie OPT/i Limit Monitoring)
Onderste spanningsgrens
voor het instellen van de onderste spanningsgrens afhankelijk van de richtwaarde
-10,0 - 0,0 V
Fabrieksinstelling: 0 V
Bovenste spanningsgrens
voor het instellen van de bovenste spanningsgrens afhankelijk van de richtwaarde
0,0 - 10,0 V
Fabrieksinstelling: 0 V
Maximumtijd van spanningsafwijking
om in te stellen hoe lang een spanningsafwijking maximaal mag duren
uit / 0,1 - 10,0 s
Fabrieksinstelling: uit
Onderste stroomgrens
voor het instellen van de onderste stroomgrens afhankelijk van de richtwaarde
-100,0 - 0,0 A
Fabrieksinstelling: 0
Bovenste stroomgrens
voor het instellen van de bovenste stroomgrens afhankelijk van de richtwaarde
0,0 - 100,0 A
Fabrieksinstelling: 0
Maximumtijd van stroomafwijking
om in te stellen hoe lang een stroomafwijking maximaal mag duren
uit / 0,1 - 10,0 s
Fabrieksinstelling: uit
Onderste draadtoevoergrens
voor het instellen van de onderste draadtoevoergrens
-10,0 - 0,0 m/min (ipm)
Fabrieksinstelling: 0 m/min
Bovenste draadtoevoergrens
voor het instellen van de bovenste draadtoevoergrens
0,0 - 10,0 m/min (ipm)
Fabrieksinstelling: 0 m/min
Maximumtijd van draadtoevoerafwijking
om in te stellen hoe lang een draadtoevoerafwijking maximaal mag duren
uit / 0,1 - 10,0 s
Fabrieksinstelling: uit
Onderste lasduurgrens
voor het instellen van de onderste lasduurgrens
0,0 ... -50,0 s
Fabrieksinstelling: 1,0
Bovenste lasduurgrens
voor het instellen van de bovenste lasduurgrens
0,0 - 50,0 s
Fabrieksinstelling: 1,0
Lasduur monitoren
voor het activeren/deactiveren van de lasduurmonitoring
aan / uit
Fabrieksinstelling: aan
Onderste energiegrens
voor het instellen van de onderste energiegrens
0,0 ... -max.
Fabrieksinstelling: -1,0
Bovenste energiegrens
voor het instellen van de bovenste energiegrens
0,0 - max
Fabrieksinstelling: 1,0
Energie monitoren
voor het activeren/deactiveren van de energiemonitoring
aan / uit
Fabrieksinstelling: aan
Reactie bij overschrijding
voor het instellen van de reactie, wanneer grenswaarden worden over- of onderschreden
Negeren / Waarschuwing / Fout
Fabrieksinstelling: Negeren
Negeren
Grenswaarden worden niet gemonitord en niet in het logboek geregistreerd
Waarschuwing
Als een grenswaarde wordt over- of onderschreden, verschijnt er een waarschuwing op het display. De lasprocedure wordt niet onderbroken.
Fout
Als een grenswaarde wordt over- of onderschreden, wordt de lasprocedure onmiddellijk gestopt en wordt er een foutmelding op het display weergegeven.
Als gevolg van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing staan beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Als gevolg van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing staan beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Als gevolg van firmware-updates kunnen functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing staan beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen enkele afbeeldingen enigszins afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De 'voorkeuren' bevatten de volgende selectiemogelijkheden:
Het overzicht van de eenheden en normen wordt weergegeven.
De datum en tijd kunnen via NTP (Network Time Protocol) worden toegewezen of handmatig worden ingesteld.
Datum en tijd via NTP toewijzen
Een DNS-server moet bereikbaar zijn of moet worden geconfigureerd bij het handmatig instellen van de netwerkparameters (zie Netwerkparameters handmatig instellen, pagina (→)).
De tijd van de NTP-server wordt op het lasapparaat gesynchroniseerd. Als NTP is ingesteld, wordt de tijd ook na het opnieuw starten van het lasapparaat gesynchroniseerd, op voorwaarde dat een verbinding met de tijdserver tot stand kan worden gebracht.
Datum en tijd handmatig instellen
Voor het handmatig instellen van de datum en tijd moet 'Datum en tijd automatisch' niet zijn geselecteerd.
De weergave Voorinstellingen wordt weergegeven.
De huidige systeemgegevens worden weergegeven.
Vlamboogvermogen van momentele waarden in kW Als de lassnelheid bekend is, kan de elektrische energie per lengte-eenheid worden berekend: E = IP / vs
| |||||||
Vlamboogenergie in kJ E = IE / L
De vlamboogenergie wordt bij handmatig lassen bij voorkeur gebruikt om de energie per lengte-eenheid te berekenen. | |||||||
huidige lassnelheid in cm/min | |||||||
huidige ingestelde job | |||||||
huidige lasnaad | |||||||
duur van de huidige lasnaad in s | |||||||
huidige motorstroom in A, draadaanvoerunit 1 | |||||||
huidige motorstroom in A, draadaanvoerunit 2 | |||||||
huidige motorstroom in A, draadaanvoerunit 3 | |||||||
huidige motorkracht in N, draadaanvoerunitmotor 1 | |||||||
huidige motorkracht in N, draadaanvoerunitmotor 2 | |||||||
huidige motorkracht in N, draadaanvoerunitmotor 3 | |||||||
huidige doorstroomhoeveelheid in l/min in koelapparaat foutmelding als de doorstroomhoeveelheid < 0,7 l/min | |||||||
huidige beschermgasdoorstroming | |||||||
totaal beschermgasverbruik | |||||||
huidige koelmiddeltemperatuur in °C in koelapparaat foutmelding als de koelmiddeltemperatuur > 70 °C | |||||||
Brandduur vlamboog in uren | |||||||
Totaal aantal bedrijfsuren van het lasapparaat in uren |
De weergave Voorinstellingen wordt weergegeven.
De opties voor de weergave van de karakteristieken worden weergegeven.
De weergave Voorkeuren wordt weergegeven.
Met deze functie kunnen extra parameters of instellingen worden weergegeven voor de MIG/MAG-lasparameters.
Werkparameter
Stroom, spanning, materiaalsterkte, vermogen, vlambooglengtecorrectie, pulscorrectie of dynamiekcorrectie
SFI-parameter
SFI, SFI Hotstart
Procesregeling
Inbrandstabilisator, vlambooglengtestabilisator
Synchropuls-instellingen
Synchropuls, draadaanvoerunitsnelheidsvariatie, frequentie, Duty Cycle (high), vlamboogcorrectie high, vlamboogcorrectie low
Intervalinstellingen
Interval, interval cycli, interval pauzetijd, interval lastijd
Procesmix
Bovenste vermogensduurcorrectie, onderste vermogensduurcorrectie, onderste vermogenscorrectie
Cycle Step
CMT Cycle Step, cycli (laspuntgrootte), interval pauzetijd, interval cycli
AC-instellingen
AC-vermogensbalans, AC-cycli negatief, AC-cycli positief
Instellingen lasstart/laseinde
Startstroom, start vlambooglengtecorrectie, startstroomtijd, slope 1, slope 2, eindstroom, einde vlambooglengtecorrectie, eindstroomtijd
Puntlasinstellingen
Puntlastijd
Gasvoorinstellingen
Gasrichtwaarde, gasvoorstroming, gasnastroming
TWIN-procesregeling
Pulssynchronisatieverhouding, faseverschuiving Lead/Trail, ontstekingsvertraging Trail
Parameterweergave vergroten:
De parameter wordt bij de lasparameters weergegeven en kan daar ook worden gewijzigd.
Deze functie wordt gebruikt om de functies en parameters van een JobMaster-lastoorts in te stellen.
Werkparameter
Jobnummer, EasyJobs, stroom, draadaanvoerunit, spanning, materiaalsterkte, vermogen, vlambooglengtecorrectie, puls-/dynamiekcorrectie
Lasprocedureparameter
Procedure, laskaraktereigenschap, bedrijfsmodus lastoorts
SFI-parameter
SFI, SFI Hotstart
Procesregeling
Inbrandstabilisator, vlambooglengtestabilisator
Synchropuls-instellingen
Synchropuls, draadaanvoerunitsnelheidsvariatie, frequentie, Duty Cycle (high), vlamboogcorrectie high, vlamboogcorrectie low
Intervalinstellingen
Interval, interval cycli, interval pauzetijd, interval lastijd
Procesmix
Bovenste vermogensduurcorrectie, onderste vermogensduurcorrectie, onderste vermogenscorrectie
Cycle Step
CMT Cycle Step, cycli (laspuntgrootte), interval pauzetijd, interval cycli
AC-instellingen
AC-vermogensbalans, AC-cycli negatief, AC-cycli positief
Instellingen lasstart/laseinde
Startstroom, start vlambooglengtecorrectie, startstroomtijd, slope 1, slope 2, eindstroom, einde vlambooglengtecorrectie, eindstroomtijd
Puntlasinstellingen
Puntlastijd
Gasvoorinstellingen
Gasrichtwaarde, gasvoorstroming, gasnastroming
Algemene instellingen
R/L-synchronisatie, draadaanvoerunit/draadterugtrekking, gascontrole
Parameter voor de JobMaster-lastoorts definiëren:
De parameter wordt op de JobMaster-lastoorts weergegeven en kan daar ook worden gewijzigd.
De weergave en de volgorde van de voorinstellingen van het systeem kan variëren afhankelijk van het type apparaat, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
De weergave en de volgorde van de voorinstellingen van het systeem kan variëren afhankelijk van het type apparaat, de uitrusting en de beschikbare Welding Packages.
De apparaatgegevens worden weergegeven.
De veiligheidsvraag voor het terugzetten naar de fabrieksinstellingen wordt weergegeven.
De procesparameter- en de machinevoorkeurswaarden worden teruggezet op de fabrieksinstellingen en het overzicht Voorkeurssysteem wordt weergegeven.
De bevestigingsvraag voor het wijzigen van het wachtwoord voor de websites wordt getoond.
Het wachtwoord voor de websites wordt gewijzigd:
gebruikersnaam = admin
wachtwoord = admin
Het overzicht Voorkeurssysteem wordt weergegeven.
De volgende speciale functies kunnen worden ingesteld in de voorkeuren onder 'Setup bedrijfsmodus':
* | Alleen wanneer de optie OPT/i GUN Trigger op het lasapparaat aanwezig is. |
Speciaal 4-staps = Guntrigger
In combinatie met een Jobmaster lastoorts en met de geselecteerde bedrijfsmodus 4-staps maakt de functie het mogelijk om tijdens het lassen tussen jobs te schakelen door middel van de toortsschakelaar. Het omschakelen tussen jobs vindt plaats binnen gedefinieerde jobgroepen.
Een jobgroep wordt gedefinieerd door de volgende niet geprogrammeerde job.
Voorbeeld:
Jobgroep 1: Jobnummer 3 / 4 / 5
Jobnummer 6 is niet bezet ==> Einde van Jobgroep 1
Jobgroep 2: Jobnummer 7 / 8 / 9
Speciale weergave Jobmaster = aan
De volgende punten kunnen nu worden ingesteld en uitgevoerd op de Jobmaster-lastoorts:
De parameter "Speciale weergave JobMaster" is vanaf firmwareversie 4.0.0 niet meer beschikbaar.
U kunt de betreffende instellingen als volgt configureren:
Voorinstellingen / Weergave / JobMaster MIG/MAG-weergave
(zie pagina (→))
Puntlassen
2-staps = Puntlassen in 2-stapsproces:
Het puntlasproces loopt zolang de toortsschakelaar ingedrukt blijft en eindigt ten laatste nadat de puntlastijd verstreken is.
Als u de toortsschakelaar loslaat, stopt het puntlassen voordat de puntlastijd is verstreken.
4-stapsproces = Puntlassen tijdens 4-stapsproces:
Het puntlasproces begint na het indrukken van de toortsschakelaar en eindigt uiterlijk na afloop van de puntlastijd.
Als u nog een keer op de toortsschakelaar drukt, stopt het puntlasproces voordat de puntlastijd is verstreken.
Meer informatie over puntlassen:
Lastoorts-job-selectie = aan
Met deze functie kan met de toortsschakelaar naar de volgende job worden omgeschakeld. Het omschakelen vindt plaats binnen gedefinieerde jobgroepen.
Een jobgroep wordt gedefinieerd door de volgende niet geprogrammeerde job.
Voorbeeld:
Jobgroep 1: Jobnummer 3 / 4 / 5
Jobnummer 6 is niet bezet ==> Einde van Jobgroep 1
Jobgroep 2: Jobnummer 7 / 8 / 9
Er kan worden omgeschakeld bij nullast of tijdens het lassen.
Service Connect is een tool voor onderhoud op afstand voor storingsdiagnose en probleemoplossing, gegevensanalyse of procesoptimalisatie op een TPSi-lasapparaat.
Na eenmalige acceptatie van de gebruiksvoorwaarden direct op het bedieningspaneel van het lasapparaat kan een technicus van Fronius op afstand toegang krijgen tot het lasapparaat.
Procedure voor een probleem met het lasapparaat waarvoor bij Fronius een diagnose op afstand wordt aangevraagd:
Ondersteuning op afstand beëindigen:
De netwerkinstelling bevat de volgende gegevens:
Als DHCP is geactiveerd, worden de netwerkparameters IP-adres, netwerkmasker, standaardgateway DNS-server 1 en DNS-server 2 grijs weergegeven en kunnen ze niet worden ingesteld.
DHCP wordt gedeactiveerd, de netwerkparameters kunnen nu worden ingesteld.
Het numerieke toetsenbord voor de geselecteerde netwerkparameter wordt weergegeven.
De waarde voor de netwerkparameter wordt ingevoerd en de netwerkinstellingen worden weergegeven.
Het overzicht van Setup WLAN wordt weergegeven.
Landcode instellen
WLAN activeren
Netwerk toevoegen
De beschikbare WLAN-netwerken worden weergegeven.
Netwerk wissen
Algemeen
Iedere Bluetooth-deelnemer heeft een eigen MAC-adres. Via het MAC-adres is een gerichte toewijzing aan het lasapparaat mogelijk, verwisselingen worden voorkomen.
Het lasapparaat kan met de volgende Bluetooth-apparaten communiceren:
Een actieve Bluetooth-verbinding wordt op het display in de statusbalk door een blauw oplichtend Bluetooth-symbool weergegeven.
Bij Bluetooth-apparaten van hetzelfde type kan uit veiligheidsoverwegingen slechts één apparaat actief met het lasapparaat worden verbonden.
Actieve Bluetooth-verbindingen met meerdere Bluetooth-apparaten van verschillende types zijn mogelijk.
Een bestaande, actieve Bluetooth-verbinding kan door een andere Bluetooth-deelnemer niet worden onderbroken of beïnvloed.
Bluetooth-afstandsbedieningen hebben voorrang op afstandsbedieningen met kabel of lastoortsen met bedieningsfunctie.
Als tijdens het lasproces de verbinding van afstandsbedieningen (met kabel of Bluetooth) met het lasapparaat wordt onderbroken, wordt het lasproces beëindigd.
Setup Bluetooth uitvoeren
Het overzicht met Bluetooth-apparaten wordt weergegeven.
Bluetooth-functie van het lasapparaat activeren of deactiveren
Bluetooth-apparaat toevoegen
Onder Info weergegeven symbolen:
Actieve Bluetooth-verbinding | |
Gekoppeld | |
Inactief |
Bluetooth-apparaat wissen
WeldCube Air is een cloudgebaseerde gecentraliseerde verzameling van lasgegevens, procesgegevens en andere functionaliteiten.
WeldCube Air is beschikbaar als een online service.
Kennis van netwerktechnologie is vereist om WeldCube Air in te kunnen stellen. Neem contact op met uw IT-afdeling.
Vóór het tot stand brengen van een verbinding met WeldCube Air:
De volgende poorten en domeinen inschakelen
https://dps.prod.air.az.weldcube.com/ Port 443 (HTTPS)
https://stpwwcpcprod001.blob.core.windows.net/ Port 443 (HTTPS)
https://stpwwcashared.blob.core.windows.net/ Port 443 (HTTPS)
Poort 8883 (MQTT)
De tijdserver activeren
Voorinstellingen / Weergave / Datum en tijd / Datum en tijd automatisch selecteren
Bij handmatige tijdinstelling mag de tijdafwijking niet meer dan 2 minuten bedragen.
WeldCube Air deactiveren | |
Apparaat loskoppelen |
Meer informatie over de WeldCube Air vindt u onder:
https://www.weldcube.com
Verhoogde verbindingsbeveiliging
Om de verbindingsbeveiliging tussen WeldCube Premium en het lassysteem te verhogen, kan een bestaande verbinding met WeldCube Premium worden bevestigd onder machtiging van de client.
Verbinding bevestigen:
| Status van de uitgebreide verbinding onbekend Uitgebreide verbinding staat uit Uitgebreide verbinding toegestaan |
De instelling wordt overgenomen.
Lasapparaat = lasapparaat
De lasapparaatconfiguratie wordt weergegeven.
Het toetsenbord wordt weergegeven.
De tekst wordt overgenomen, de lasapparaatconfiguratie wordt weergegeven.
In Setup toevoer kunnen potentiometers die op een draadtoevoer aanwezig zijn, worden geactiveerd of gedeactiveerd.
In Setup interface kan worden bepaald of de lasparameters extern door de robotregelaar of intern door het lasapparaat worden gespecificeerd.
In Setup TWIN worden laslijn 1 en 2 aan de lasapparaten toegewezen.
Het logboek wordt weergegeven.
Door middel van de respectievelijke buttons kunnen lassen, gebeurtenissen, fouten, waarschuwingen of meldingen worden weergegeven.
De volgende gegevens worden in het logboek geregistreerd:
(1) | Nummer van de lasbewerking |
(2) | Datum (ddmmjj) |
(3) | Tijd (uummss) |
(4) | Duur van de lasbewerking in sec |
(5) | Lasstroom in A (gemiddelde waarde) |
(6) | Lasspanning in V (gemiddelde waarde) |
(7) | Draadsnelheid in m/min |
(8) | Lichtboogenergie in kJ (meer informatie, zie pagina (→)) |
(9) | Jobnummer |
Door aan het stelwiel te draaien, kan de lijst worden doorgebladerd.
Door het stelwiel in te drukken, worden de details van een logboekvermelding weergegeven.
Details bij lasbewerkingen:
(10) | Nummer van het lasgedeelte |
(11) | Duur van lassectie in s |
(12) | Lasstroom in A (gemiddelde waarde) |
(13) | Lasspanning in V (gemiddelde waarde) |
(14) | Draadsnelheid in m/min |
(15) | Lassnelheid (cm/min) |
(16) | Lichtboogvermogen van momentele waarden in W (meer informatie, zie pagina (→)) |
(17) | Lichtboogenergie in kJ (meer informatie, zie pagina (→)) |
(18) | Jobnummer |
(19) | Proces |
De instellingen voor de grenswaardemonitoring wordt weergegeven.
Het overzicht Documentatie wordt weergegeven.
Een gebruikersbeheer is zinvol, wanneer meerdere gebruikers met één en hetzelfde lasapparaat werken.
Het gebruikersbeheer vindt plaats met behulp van verschillende rollen en NFC-keys.
Afhankelijk van hun opleidingsniveau of kwalificaties krijgen gebruikers verschillende rollen toegewezen.
Gebruikersbeheer
Het gebruikersbeheer omvat alle in het lasapparaat geregistreerde gebruikers. Afhankelijk van hun opleidingsniveau of kwalificaties krijgen gebruikers verschillende rollen toegewezen.
NFC-kaart
Een NFC-kaart of NFC-sleutelhanger wordt toegewezen aan een specifieke gebruiker die bij het lasapparaat is geregistreerd.
De NFC-kaart en NFC-sleutelhanger worden in deze gebruiksaanwijzing meestal NFC-Key genoemd.
BELANGRIJK! Aan iedere gebruiker moet een eigen NFC-key zijn toegewezen.
Rol
Rollen dienen voor het beheer van geregistreerde gebruikers (= gebruikersbeheer). In de rollen worden toegangsrechten en de door de gebruikers uitvoerbare laswerkzaamheden vastgelegd.
Onder Voorinstellingen / Beheer / Gebruikersbeheer zijn 2 rollen af fabriek voorgedefinieerd:
Administrator
met alle rechten en mogelijkheden
De rol 'Administrator' kan niet worden verwijderd, hernoemd of bewerkt.
De rol 'Administrator' bevat de voorgedefinieerde gebruiker 'Admin', die niet kan worden verwijderd. Aan de gebruiker 'Admin' kunnen naam, taal, eenheid, webwachtwoord en een NFC-key worden toegewezen.
Zodra 'Admin' een NFC-key krijgt toegewezen, is het gebruikersbeheer geactiveerd.
Geblokkeerd
in de fabriek ingesteld met de rechten op de lasprocedures, zonder procesparameters en voorinstellingen
De rol 'Geblokkeerd'
Aan de rol 'Geblokkeerd' kunnen geen NFC-keys worden toegewezen.
Als geen NFC-Key is toegewezen aan de vooraf gedefinieerde gebruiker "Admin", werkt elke NFC-Key om het lasapparaat te blokkeren en te deblokkeren (geen gebruikersbeheer, zie ook paragraaf "Lasapparaat blokkeren en deblokkeren via NFC-Key", pagina (→)).
Het gebruikersbeheer bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het aanleggen van rollen en NFC-keys moet systematisch te werk worden gegaan.
Fronius raadt aan om één of twee administrator-sleutels aan te maken. In het ergste geval kan een lasapparaat niet meer worden bediend zonder administrator-rechten.
Wijze van handelen
Het verlies van een administrator-NFC-key kan afhankelijk van de instellingen leiden tot onbruikbaarheid van het lasapparaat! Een van beide administrator-NFC-keys op een veilige plaats bewaren.
Bij het aanleggen van rollen en NFC-keys moet systematisch te werk worden gegaan.
Fronius raadt aan om één of twee administrator-sleutels aan te maken. In het ergste geval kan een lasapparaat niet meer worden bediend zonder administrator-rechten.
Wijze van handelen
Het verlies van een administrator-NFC-key kan afhankelijk van de instellingen leiden tot onbruikbaarheid van het lasapparaat! Een van beide administrator-NFC-keys op een veilige plaats bewaren.
Wordt aan de vooraf gedefinieerde gebruikers 'Admin' onder Voorkeuren / Beheer / Gebruikersbeheer / Administrator een NFC-key toegewezen, dan is het gebruikersbeheer geactiveerd.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven, administrator is geselecteerd.
De informatie over het overdragen van de NFC-kaart wordt weergegeven.
De aanwijzing over het geactiveerde gebruikersbeheer wordt weergegeven.
Onder Admin / NFC-kaart wordt het nummer van de toegewezen NFC-key weergegeven.
Om een 2e administrator-sleutel aan te maken:
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
Het toetsenbord wordt weergegeven.
De functies die binnen een rol kunnen worden uitgevoerd, worden weergegeven.
Symbolen:
... verborgen | |
... alleen lezen | |
... lezen en schrijven |
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
Om redenen van gegevensbescherming mogen bij het aanmaken van nieuwe gebruikers alleen persoonlijke identificatienummers en geen volledige namen worden ingevoerd.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
Het toetsenbord wordt weergegeven.
De informatie over het overdragen van de NFC-kaart wordt weergegeven.
Om redenen van gegevensbescherming mogen bij het aanmaken van nieuwe gebruikers alleen persoonlijke identificatienummers en geen volledige namen worden ingevoerd.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
Het toetsenbord wordt weergegeven.
De informatie over het overdragen van de NFC-kaart wordt weergegeven.
Om redenen van gegevensbescherming mogen bij het aanmaken van nieuwe gebruikers alleen persoonlijke identificatienummers en geen volledige namen worden ingevoerd.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
De rol wordt geopend, de functies kunnen worden gewijzigd:
Als voor een rol geen gebruiker is opgeslagen, kan de bewerking van de rol ook worden gestart door het stelwiel in te drukken.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
De rol wordt geopend, de functies kunnen worden gewijzigd:
Als voor een rol geen gebruiker is opgeslagen, kan de bewerking van de rol ook worden gestart door het stelwiel in te drukken.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
De rol en alle toegewezen gebruikers worden gewist.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
De aan de rol toegewezen gebruikers worden weergegeven.
Het gebruikersbeheer wordt weergegeven.
De gebruiker wordt gewist.
De veiligheidsvraag om de NFC-kaart te wissen of te vervangen wordt weergegeven.
Wordt voor de voorgedefinieerde gebruiker 'admin' de NFC-kaart gewist, dan is het gebruikersbeheer gedeactiveerd.
Het gebruikersbeheer is gedeactiveerd, het lasapparaat is geblokkeerd.
Het lasapparaat kan worden geblokkeerd en gedeblokkeerd met een NFC-key (zie ook pagina (→)).
Procedure wanneer
CENTRUM is een software voor centraal gebruikersbeheer. Gedetailleerde informatie vindt u in de CENTRUM-gebruiksaanwijzing (42.0426.0338.xx).
De CENTRUM-server kan ook als volgt direct bij het lasapparaat worden geactiveerd:
De Central User Management-server wordt weergegeven.
CENTRUM is een software voor centraal gebruikersbeheer. Gedetailleerde informatie vindt u in de CENTRUM-gebruiksaanwijzing (42.0426.0338.xx).
De CENTRUM-server kan ook als volgt direct bij het lasapparaat worden geactiveerd:
De Central User Management-server wordt weergegeven.
De lasapparaten beschikken dankzij de SmartManager over een eigen website.
Zodra het lasapparaat door middel van een netwerkkabel met een computer is verbonden of in een netwerk is geïntegreerd, kan de SmartManager van het lasapparaat via het IP-adres van het lasapparaat worden opgevraagd.
Voor het opvragen van de SmartManager is minstens IE 10 of een andere moderne browser nodig.
De op de SmartManager weergegeven records kunnen al naargelang de installatieconfiguratie, software-uitbreidingen en beschikbare opties verschillen.
Voorbeelden voor weergegeven records:
|
|
* | Afhankelijk van de bestaande robotinterface wordt de naam van de interface weergegeven als vermelding op de webpagina. |
De lasapparaten beschikken dankzij de SmartManager over een eigen website.
Zodra het lasapparaat door middel van een netwerkkabel met een computer is verbonden of in een netwerk is geïntegreerd, kan de SmartManager van het lasapparaat via het IP-adres van het lasapparaat worden opgevraagd.
Voor het opvragen van de SmartManager is minstens IE 10 of een andere moderne browser nodig.
De op de SmartManager weergegeven records kunnen al naargelang de installatieconfiguratie, software-uitbreidingen en beschikbare opties verschillen.
Voorbeelden voor weergegeven records:
|
|
* | Afhankelijk van de bestaande robotinterface wordt de naam van de interface weergegeven als vermelding op de webpagina. |
De lasapparaten beschikken dankzij de SmartManager over een eigen website.
Zodra het lasapparaat door middel van een netwerkkabel met een computer is verbonden of in een netwerk is geïntegreerd, kan de SmartManager van het lasapparaat via het IP-adres van het lasapparaat worden opgevraagd.
Voor het opvragen van de SmartManager is minstens IE 10 of een andere moderne browser nodig.
De op de SmartManager weergegeven records kunnen al naargelang de installatieconfiguratie, software-uitbreidingen en beschikbare opties verschillen.
Voorbeelden voor weergegeven records:
|
|
* | Afhankelijk van de bestaande robotinterface wordt de naam van de interface weergegeven als vermelding op de webpagina. |
De SmartManager van het lasapparaat wordt weergegeven.
Bij aanmelden op de SmartManager zijn er 2 help-functies beschikbaar:
Activeringsfunctie starten?
Met deze functie kan een onbedoeld geblokkeerd lasapparaat weer worden gedeblokkeerd en vrijgegeven voor alle functies.
Een TXT-bestand met de volgende bestandsnaam wordt opgeslagen in de downloadmap van de computer:
unlock_SN[serienummer]_JJJJ_MM_DD_uummss.txt
Fronius antwoordt via e-mail met een eenmalig activeringsbestand met de volgende bestandsnaam:
response_SN[serienummer]_JJJJ_MM_DD_uummss.txt
Het lasapparaat wordt een keer vrijgeschakeld.
Wachtwoord vergeten?
Na het klikken op 'Wachtwoord vergeten?' verschijnt er een aanwijzing dat het wachtwoord op het lasapparaat gereset kan worden (zie ook 'Wachtwoord website wijzigen', pagina (→)).
Door op dit symbool te klikken
Wachtwoord voor SmartManager wijzigen:
Door op dit symbool te klikken kan voor de SmartManager van het lasapparaat de weergave van laskarakters, materiaalgegevens en bepaalde lasparameters worden vergroot.
De instellingen zijn afhankelijk van de gebruiker die op dat moment is aangemeld.
Door op de taalafkorting te klikken, worden de voor de SmartManager beschikbare talen weergegeven.
Klik op de gewenste taal om de taal te wijzigen.
De huidige status van het lasapparaat wordt weergegeven tussen het Fronius-logo en het weergegeven lasapparaat.
Let op / Waarschuwing |
Fout in lasapparaat * |
Lasapparaat last |
Lasapparaat is bedrijfsgereed (online) |
Lasapparaat is niet bedrijfsgereed (offline) |
* | Bij een fout wordt een rode foutregel met het foutnummer weergegeven boven de regel met het Fronius-logo. Nadat u op de foutregel hebt geklikt, wordt een foutbeschrijving weergegeven. |
Door eenmaal op het Fronius-logo te klikken, wordt de homepage van Fronius geopend: www.fronius.com
De actuele gegevens van het lasapparaat worden weergegeven.
Afhankelijk van de lasprocedure, de uitrusting en bestaande Welding Packages variëren de weergegeven systeemgegevens.
Bijv. systeemgegevens voor MIG/MAG:
|
|
De actuele gegevens van het lasapparaat worden weergegeven.
Afhankelijk van de lasprocedure, de uitrusting en bestaande Welding Packages variëren de weergegeven systeemgegevens.
Bijv. systeemgegevens voor MIG/MAG:
|
|
In de vermelding Documentatie worden de laatste 100 vermeldingen in het logboek weergegeven. Deze logboekvermeldingen kunnen lassen, fouten, waarschuwingen, meldingen en gebeurtenissen zijn.
De button "Tijdfilter" kan worden gebruikt om de weergegeven gegevens volgens een specifieke tijdsperiode te filteren. De invoer wordt gedaan voor datum (jjjj MM dd) en tijd (uu mm), telkens van - tot.
Een leeg filter herlaadt de laatste lasbewerkingen.
De weergave van lasbewerkingen, fouten, waarschuwingen, meldingen en gebeurtenissen kan worden uitgeschakeld.
De volgende gegevens worden weergegeven:
(1) | Nummer van de lasbewerking |
(2) | Starttijd (datum en tijd) |
(3) | Duur van de lasbewerking in s |
(4) | Lasstroom in A (gemiddelde waarde) |
(5) | Lasspanning in V (gemiddelde waarde) |
(6) | Draadsnelheid in m/min |
(7) | IP - Vlamboogvermogen in W (van momentele waarden volgens ISO /TR 18491) |
(8) | IE - Vlamboogenergie in kJ (als som over de gehele lasbewerking volgens ISO/TR 18491) |
Ook de robotsnelheid en -jobs worden weergegeven als deze in het systeem beschikbaar zijn.
Als u op een logboekvermelding klikt, wordt informatie weergegeven.
Lasgegevens:
Section Nr.
(9) | Duur van lassectie in s |
(10) | Lasstroom in A (gemiddelde waarde) |
(11) | Lasspanning in V (gemiddelde waarde) |
(12) | Draadsnelheid in m/min |
(13) | Lassnelheid (cm/min) |
(14) | Vlamboogvermogen van momentane waarden in W (informatie, zie pagina (→)) |
(15) | Vlamboogenergie in kJ (informatie, zie pagina (→)) |
(16) | Jobnummer |
(17) | Proces |
Door op de button 'Kolom toevoegen' te klikken, kunnen meer waarden worden weergegeven:
Als op het lasapparaat de optie OPT/i-documentatie beschikbaar is, kunnen ook afzonderlijke gedeelten van lasbewerkingen worden weergegeven.
Door middel van de knoppen 'PDF' en 'CSV' kan de documentatie in het gewenste formaat worden geëxporteerd.
Voor CSV-exports moet op het lasapparaat de optie OPT/i-documentatie beschikbaar zijn.
In de vermelding Documentatie worden de laatste 100 vermeldingen in het logboek weergegeven. Deze logboekvermeldingen kunnen lassen, fouten, waarschuwingen, meldingen en gebeurtenissen zijn.
De button "Tijdfilter" kan worden gebruikt om de weergegeven gegevens volgens een specifieke tijdsperiode te filteren. De invoer wordt gedaan voor datum (jjjj MM dd) en tijd (uu mm), telkens van - tot.
Een leeg filter herlaadt de laatste lasbewerkingen.
De weergave van lasbewerkingen, fouten, waarschuwingen, meldingen en gebeurtenissen kan worden uitgeschakeld.
De volgende gegevens worden weergegeven:
(1) | Nummer van de lasbewerking |
(2) | Starttijd (datum en tijd) |
(3) | Duur van de lasbewerking in s |
(4) | Lasstroom in A (gemiddelde waarde) |
(5) | Lasspanning in V (gemiddelde waarde) |
(6) | Draadsnelheid in m/min |
(7) | IP - Vlamboogvermogen in W (van momentele waarden volgens ISO /TR 18491) |
(8) | IE - Vlamboogenergie in kJ (als som over de gehele lasbewerking volgens ISO/TR 18491) |
Ook de robotsnelheid en -jobs worden weergegeven als deze in het systeem beschikbaar zijn.
Als u op een logboekvermelding klikt, wordt informatie weergegeven.
Lasgegevens:
Section Nr.
(9) | Duur van lassectie in s |
(10) | Lasstroom in A (gemiddelde waarde) |
(11) | Lasspanning in V (gemiddelde waarde) |
(12) | Draadsnelheid in m/min |
(13) | Lassnelheid (cm/min) |
(14) | Vlamboogvermogen van momentane waarden in W (informatie, zie pagina (→)) |
(15) | Vlamboogenergie in kJ (informatie, zie pagina (→)) |
(16) | Jobnummer |
(17) | Proces |
Door op de button 'Kolom toevoegen' te klikken, kunnen meer waarden worden weergegeven:
Als op het lasapparaat de optie OPT/i-documentatie beschikbaar is, kunnen ook afzonderlijke gedeelten van lasbewerkingen worden weergegeven.
Door middel van de knoppen 'PDF' en 'CSV' kan de documentatie in het gewenste formaat worden geëxporteerd.
Voor CSV-exports moet op het lasapparaat de optie OPT/i-documentatie beschikbaar zijn.
In de basisinstellingen kan de bemonsteringsfrequentie voor de documentatie worden geactiveerd en ingesteld.
Daarnaast kunnen de motorkracht M1 - M3, de werkelijke waarde van de gasstroom en de lassnelheid worden geactiveerd voor de documentatie.
Als de optie OPT/i Jobs beschikbaar is op het lasapparaat, kan het volgende bij de vermelding Jobgegevens worden ingevoerd
* | Het bekijken en exporteren als PDF werkt zelfs als de optie OPT/i Jobs niet aanwezig is op het lasapparaat. |
Als de optie OPT/i Jobs beschikbaar is op het lasapparaat, kan het volgende bij de vermelding Jobgegevens worden ingevoerd
* | Het bekijken en exporteren als PDF werkt zelfs als de optie OPT/i Jobs niet aanwezig is op het lasapparaat. |
Alle in het lassysteem opgeslagen jobs worden in het job-overzicht vermeld.
Na het klikken op een job worden de voor deze job opgeslagen gegevens en parameters weergegeven.
De jobgegevens en parameters kunnen alleen in het job-overzicht worden bekeken. De kolombreedte voor de parameter en waarde kan eenvoudig worden aangepast door de muisaanwijzer te slepen.
Verdere jobs kunnen eenvoudig aan de lijst worden toegevoegd met de weergegeven gegevens door te klikken op de button "Kolom toevoegen".
Alle toegevoegde jobs worden met de geselecteerde job vergeleken.
Bestaande jobs van het lassysteem kunnen worden geoptimaliseerd als de optie OPT/i Jobs op het lasapparaat beschikbaar is.
Ter bevordering van het bewerken van de job kunnen er eenvoudig andere jobs aan de opsomming van getoonde gegevens worden toegevoegd door op 'Job toevoegen' te klikken.
Nieuwe job maken
Met deze functie kunnen extern opgeslagen jobs aan het lassysteem worden overgedragen, op voorwaarde dat de optie OPT/i Jobs op het lasapparaat beschikbaar is.
Met deze functie kunnen jobs extern vanaf het lasapparaat worden opgeslagen, op voorwaarde dat de optie OPT/i Jobs op het lasapparaat beschikbaar is.
De jobs worden als XML-bestand naar de map Downloads van de computer geëxporteerd.
Onder Joboverzicht en Job bewerken kunnen bestaande jobs van het lassysteem als PDF of als CSV bestand worden geëxporteerd.
Voor CSV-export moet de optie OPT/i Jobs op het lasapparaat beschikbaar zijn.
De PDF-instellingen of de CSV-instellingen worden weergegeven.
Van de geselecteerde jobs wordt een PDF of een CSV-bestand gemaakt en afhankelijk van de instellingen van de gebruikte browser opgeslagen.
Onder procesparameters kunnen algemene procesparameters en procesparameters voor componenten en bewaking van een lasapparaat worden bekeken en gewijzigd.
Procesparameter wijzigen
Onder procesparameters kunnen algemene procesparameters en procesparameters voor componenten en bewaking van een lasapparaat worden bekeken en gewijzigd.
Procesparameter wijzigen
Onder Naam en locatie kan de lasapparaatconfiguratie worden bekeken en gewijzigd.
Onder parameterweergave kunnen de lasparameters en speciale functies voor het lasapparaat en de JobMaster-lastoorts worden ingesteld.
De geselecteerde parameters / functies worden
De datum en tijd kunnen automatisch of handmatig worden ingesteld.
De volgende parameters kunnen worden ingesteld onder Netwerkinstellingen:
Management
WLAN
WeldCube Air
Lasapparaat met WeldCubeAir verbinden
(of klikken op het wolksymbool in de rechterbovenhoek)
Wordt alleen weergegeven als de optie OPT/i MQTT op het lasapparaat is gemonteerd.
MQTT - Message Queuing Telemetry Transport
(gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface)
Ondersteunde functies:
MQTT-instellingen vastleggen
Wordt alleen weergegeven als de optie OPT/i OPC-UA op het lasapparaat is gemonteerd.
OPC-UA - Open Platform Communications - Unified Architecture
(gestandaardiseerd protocol voor gegevensinterface)
Ondersteunde functies:
OPC-UA-instellingen vastleggen
In de record Beveiligen en herstellen kunnen
In de record Beveiligen en herstellen kunnen
Beveiligen starten
Herstelbestand zoeken
Als u vragen over de configuratie hebt, kunt u contact opnemen met uw netwerkbeheerder.
Signaalvisualisering is alleen beschikbaar als er een robotinterface aanwezig is.
Voor een correcte weergave van de signaalvisualisering is minstens IE 10 of een andere moderne browser vereist.
De commando's en signalen die via een robotinterface worden doorgegeven, worden weergegeven.
IN ... Signalen van de robotregelaar naar het lasapparaat
OUT ... Signalen van het lasapparaat naar de robotregelaar
De weergegeven signalen kunnen telkens worden doorzocht, gesorteerd en gefilterd.
Om de laskarakters in oplopende of aflopende volgorde te sorteren, klikt u op het pijltje naast de desbetreffende informatie. De kolombreedten kunnen eenvoudig worden aangepast door de muisaanwijzer te verslepen.
De gedetailleerde beschrijving van de signalen wordt gegeven door
Signaalvisualisering is alleen beschikbaar als er een robotinterface aanwezig is.
Voor een correcte weergave van de signaalvisualisering is minstens IE 10 of een andere moderne browser vereist.
De commando's en signalen die via een robotinterface worden doorgegeven, worden weergegeven.
IN ... Signalen van de robotregelaar naar het lasapparaat
OUT ... Signalen van het lasapparaat naar de robotregelaar
De weergegeven signalen kunnen telkens worden doorzocht, gesorteerd en gefilterd.
Om de laskarakters in oplopende of aflopende volgorde te sorteren, klikt u op het pijltje naast de desbetreffende informatie. De kolombreedten kunnen eenvoudig worden aangepast door de muisaanwijzer te verslepen.
De gedetailleerde beschrijving van de signalen wordt gegeven door
In het gedeelte 'Gebruikersbeheer' kunnen
Het gebruikersbeheer wordt aangemaakt via een lasapparaat en kan vervolgens worden opgeslagen met de export-/importfunctie en naar andere lasapparaten worden overgezet.
In het gedeelte 'Gebruikersbeheer' kunnen
Het gebruikersbeheer wordt aangemaakt via een lasapparaat en kan vervolgens worden opgeslagen met de export-/importfunctie en naar andere lasapparaten worden overgezet.
Bestaande gebruikers kunnen worden bekeken, gewijzigd en verwijderd, nieuwe gebruikers kunnen worden aangemaakt.
Gebruiker bekijken / wijzigen:
Gebruiker wissen:
Gebruiker aanmaken:
Bestaande gebruikersrollen kunnen worden bekeken, gewijzigd en verwijderd, nieuwe gebruikersrollen kunnen worden aangemaakt.
Gebruikersrol bekijken / wijzigen:
De rol 'Beheerder' kan niet worden gewijzigd.
Gebruikersrol wissen:
De rollen 'Beheerder’ en 'vergrendeld' kunnen niet worden gewist.
Gebruikersrol aanmaken:
Gebruiker en gebruikersrollen van een lasapparaat exporteren
Het gebruikersbeheer van het lasapparaat wordt opgeslagen in de downloadmap van de computer.
Bestandsindeling: userbackup_SNxxxxxxxx_JJJJ_MM_DD_uummss.user
SN = Serienummer, JJJJ = Jaar, MM = Maand, DD = Dag
uu = Uur, mm = Minuten, ss = Seconden
Gebruiker en gebruikersrollen naar een lasapparaat importeren
Het gebruikersbeheer wordt in het lasapparaat opgeslagen.
Voor het activeren van een CENTRUM-server
(CENTRUM = Central User Management)
In het gedeelte 'Overzicht' worden componenten en opties van de lasinstallatie met alle daarover beschikbare informatie weergegeven, bijv. firmwareversie, artikelnummer, serienummer en productiedatum
In het gedeelte 'Overzicht' worden componenten en opties van de lasinstallatie met alle daarover beschikbare informatie weergegeven, bijv. firmwareversie, artikelnummer, serienummer en productiedatum
Door op de button 'Alle groepen vergroten' te klikken, wordt over de afzonderlijke systeemcomponenten meer informatie gegeven.
Voorbeeld lasapparaat:
Door op de button 'Alle groepen verkleinen' te klikken, worden de gegevens van de systeemcomponenten weer verborgen.
Door te klikken op de button "Componentenoverzicht exporteren als ..." wordt een XML-bestand gemaakt van de systeemcomponentgegevens. Dit XML-bestand kan worden geopend of opgeslagen.
In de record Update kan de firmware van het lasapparaat worden bijgewerkt.
De momenteel op het lasapparaat aanwezige firmwareversie wordt weergegeven.
Firmware van het lasapparaat updaten:
Firmware-link: |
Na de update kan het zijn dat het lasapparaat opnieuw moet worden opgestart.
Nadat de update succesvol is verlopen, wordt er een overeenkomstige bevestigingsmelding weergegeven.
In de record Update kan de firmware van het lasapparaat worden bijgewerkt.
De momenteel op het lasapparaat aanwezige firmwareversie wordt weergegeven.
Firmware van het lasapparaat updaten:
Firmware-link: |
Na de update kan het zijn dat het lasapparaat opnieuw moet worden opgestart.
Nadat de update succesvol is verlopen, wordt er een overeenkomstige bevestigingsmelding weergegeven.
Tijdens de herstart is de SmartManager niet beschikbaar.
Na het opnieuw opstarten is de SmartManager mogelijk niet meer beschikbaar.
Als u Nee selecteert, worden de nieuwe softwarefuncties geactiveerd wanneer het lasapparaat de volgende keer wordt in- of uitgeschakeld.
Door te klikken op de koppeling wordt informatie over Open Source-licenties weergegeven.
In de record Update kan tevens de mobiele toepassing Fronius WeldConnect worden opgevraagd. |
De volgende functies kunnen met WeldConnect worden uitgevoerd:
Fronius WeldConnect staat als volgt ter beschikking:
Meer informatie over Fronius WeldConnect vindt u onder:
De volgende gegevens kunnen worden weergegeven onder Functiepakketten:
De volgende gegevens kunnen worden weergegeven onder Functiepakketten:
In de vermelding 'Karakteristiekenoverzicht' kunnen
De weergegeven karakteristieken kunnen worden doorzocht, gesorteerd en gefilterd.
De volgende informatie wordt voor de karakteristieken weergegeven:
|
|
Om de karakteristieken in oplopende of aflopende volgorde te sorteren, klikt u op de pijl naast de desbetreffende informatie.
De kolombreedten kunnen eenvoudig worden aangepast door te slepen met de muisaanwijzer.
In de vermelding 'Karakteristiekenoverzicht' kunnen
De weergegeven karakteristieken kunnen worden doorzocht, gesorteerd en gefilterd.
De volgende informatie wordt voor de karakteristieken weergegeven:
|
|
Om de karakteristieken in oplopende of aflopende volgorde te sorteren, klikt u op de pijl naast de desbetreffende informatie.
De kolombreedten kunnen eenvoudig worden aangepast door te slepen met de muisaanwijzer.
Na het klikken op het symbool 'Filter weergeven' worden de mogelijke filtercriteria weergegeven. Met uitzondering van 'ID' en 'vervangen door' kunnen de karakteristieken worden gefilterd voor alle informatie.
Het eerste selectievakje = alles selecteren
Om de filtercriteria te verbergen, klikt u op het pictogram 'Filter verbergen'.
In de record Screenshot kan te allen tijde een digitale kopie van het lasapparatendisplay worden gemaakt, ongeacht de navigatie of ingestelde waarden.
Afhankelijk van de gebruikte browser staan verschillende functies voor het opslaan van de screenshot ter beschikking, de weergave kan verschillen.
In de record Screenshot kan te allen tijde een digitale kopie van het lasapparatendisplay worden gemaakt, ongeacht de navigatie of ingestelde waarden.
Afhankelijk van de gebruikte browser staan verschillende functies voor het opslaan van de screenshot ter beschikking, de weergave kan verschillen.
Als een robotinterface aanwezig is, wordt de interfaceaanduiding als een vermelding op de webpagina van het lasapparaat weergegeven.
De volgende parameters kunnen worden weergegeven, gewijzigd, opgeslagen of gewist:
De fabrieksinstellingen kunnen worden hersteld en de module kan opnieuw worden gestart.
Als een robotinterface aanwezig is, wordt de interfaceaanduiding als een vermelding op de webpagina van het lasapparaat weergegeven.
De volgende parameters kunnen worden weergegeven, gewijzigd, opgeslagen of gewist:
De fabrieksinstellingen kunnen worden hersteld en de module kan opnieuw worden gestart.
De lasapparaten zijn uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem, waarbij smeltzekeringen vrijwel geheel achterwege zijn gelaten. Na het verhelpen van een storing kan het lasapparaat direct weer worden gebruikt.
Mogelijke storingen, waarschuwingen of statuscodes worden in de vorm van dialogen als duidelijke tekstweergaven op het display weergegeven.
De lasapparaten zijn uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem, waarbij smeltzekeringen vrijwel geheel achterwege zijn gelaten. Na het verhelpen van een storing kan het lasapparaat direct weer worden gebruikt.
Mogelijke storingen, waarschuwingen of statuscodes worden in de vorm van dialogen als duidelijke tekstweergaven op het display weergegeven.
De lasapparaten zijn uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem, waarbij smeltzekeringen vrijwel geheel achterwege zijn gelaten. Na het verhelpen van een storing kan het lasapparaat direct weer worden gebruikt.
Mogelijke storingen, waarschuwingen of statuscodes worden in de vorm van dialogen als duidelijke tekstweergaven op het display weergegeven.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
'Stroomgrens' is een veiligheidsvoorziening voor MIG/MAG-lassen
Bij een te hoog lasvermogen wordt de vlamboog steeds korter en dreigt deze uit te gaan. Om te voorkomen dat de boog uitgaat, vermindert het lasapparaat de draadsnelheid en dus het lasvermogen.
Op de statusregel van het display wordt een bijbehorende melding weergegeven.
Corrigerende maatregelen
Oorzaak: | De netvoeding is onderbroken, de netstekker is niet in het stopcontact gestoken |
Oplossing: | Netvoedingskabel controleren, de stekker van het netsnoer in het stopcontact steken |
Oorzaak: | De netstekkerdoos of de netstekker is defect |
Oplossing: | De defecte onderdelen vervangen |
Oorzaak: | Netbeveiliging |
Oplossing: | De netbeveiliging vervangen |
Oorzaak: | Kortsluiting bij 24V-voeding van SpeedNet-aansluiting of externe sensor |
Oplossing: | Aangesloten componenten losnemen |
Oorzaak: | Overbelasting, maximale ingeschakelde tijd overschreden |
Oplossing: | Rekening houden met maximale ingeschakelde tijd |
Oorzaak: | Thermo-veiligheidsautomaat heeft de stroombron uitgeschakeld |
Oplossing: | Afkoelfase afwachten; lasapparaat gaat na korte tijd vanzelf weer aan |
Oorzaak: | Onvoldoende toevoer van koellucht |
Oplossing: | Toegankelijkheid van de koelluchtleidingen waarborgen |
Oorzaak: | Ventilator in lasapparaat defect |
Oplossing: | contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Verkeerde aardeverbinding |
Oplossing: | Aardeaansluiting op polariteit controleren |
Oorzaak: | Stroomkabel in lastoorts onderbroken |
Oplossing: | Vervang de lastoorts |
Oorzaak: | De stuurstekker is niet aangesloten |
Oplossing: | Steek stuurstekker in contact |
Oorzaak: | Lastoorts of stuurleiding van de lastoorts is defect |
Oplossing: | Vervang de lastoorts |
Oorzaak: | Verbindingsslangenpakket defect of niet juist aangesloten (niet bij lasapparaten met geïntegreerde draadaanvoer) |
Oplossing: | Verbindingsslangenpakket controleren |
Oorzaak: | Gasfles leeg |
Remedie: | Gasfles vervangen |
Oorzaak: | Gasdrukverminderaar defect |
Remedie: | Gasdrukverminderaar vervangen |
Oorzaak: | Gasleiding niet gemonteerd of beschadigd |
Remedie: | Gasleiding monteren of vervangen |
Oorzaak: | Lasbrander defect |
Remedie: | Lasbrander vervangen |
Oorzaak: | Gasmagneetventiel defect |
Remedie: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Verkeerde lasparameter, verkeerde correctieparameter |
Oplossing: | Instellingen controleren |
Oorzaak: | Massaverbinding slecht |
Oplossing: | Goed contact met werkstuk maken |
Oorzaak: | Meerdere lasapparaten lassen op een onderdeel |
Oplossing: | Afstand tussen de slangenpakketten en de massakabels vergroten; geen gemeenschappelijke massa gebruiken. |
Oorzaak: | Geen of te weinig beschermgas |
Oplossing: | Drukverminderaar, gasleiding, gas-magneetventiel, lastoorts-gasaansluiting enz. controleren |
Oorzaak: | Lastoorts lek |
Oplossing: | Lastoorts vervangen |
Oorzaak: | Verkeerde of uitgeslepen contactbuis |
Oplossing: | Contactbuis vervangen |
Oorzaak: | Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter |
Oplossing: | Ingelegde draadelektrode controleren |
Oorzaak: | Verkeerde draadlegering of verkeerde draaddiameter |
Oplossing: | Lasbaarheid van het basismateriaal controleren |
Oorzaak: | Beschermgas niet geschikt voor draadlegering |
Oplossing: | Juiste soort beschermgas gebruiken |
Oorzaak: | Beschermgas, draadtoevoer, lastoorts of werkstuk verontreinigd of magnetisch geladen |
Oplossing: | R/L-synchronisatie uitvoeren; Lichtbooglengte aanpassen; Beschermgas, draadtoevoer, lastoortspositie of werkstuk op verontreiniging of magnetische lading controleren |
Oorzaak: | rem te sterk afgesteld |
Oplossing: | rem losmaken |
Oorzaak: | boring van de contactbuis te nauw |
Oplossing: | passende contactbuis gebruiken |
Oorzaak: | draadgeleidekern in lasbrander defect |
Oplossing: | draadgeleidekern controleren op knikken, vuil enz. en eventueel vervangen |
Oorzaak: | aandrijfrollen niet geschikt voor gebruikte draadelektrode |
Oplossing: | passende aandrijfrollen gebruiken |
Oorzaak: | verkeerde contactdruk van de aandrijfrollen |
Oplossing: | contactdruk optimaliseren |
Oorzaak: | onjuiste ligging van het slangenpakket van de lasbrander |
Oplossing: | Het slangenpakket van de lasbrander zo rechtlijnig mogelijk leggen, nauwe buigingen vermijden |
Oorzaak: | Lastoorts te zwak gedimensioneerd |
Oplossing: | rekening houden met inschakelduur en belastingsgrenzen |
Oorzaak: | alleen bij watergekoelde apparaten: doorstroming koelmiddel te laag |
Oplossing: | koelmiddelpeil, koelmiddeldoorstroomhoeveelheid, koelmiddelvervuiling enz. controleren. Meer informatie vindt u in de gebruiksaanwijzing van het koelapparaat |
Het lasapparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om de lasinstallatie jarenlang gebruiksklaar te houden.
Het lasapparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, om de lasinstallatie jarenlang gebruiksklaar te houden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.
Gevaar door persluchtinwerking.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Elektronische onderdelen niet van korte afstand met perslucht schoonblazen.
BELANGRIJK! Voor het bijwerken van de firmware is een pc of laptop nodig waarop via Ethernet een verbinding met het lasapparaat tot stand moet worden gebracht.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlijnen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de distributeur of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Door oude apparaten correct af te voeren, kunnen grondstoffen worden hergebruikt en de negatieve invloed op de gezondheid en het milieu worden beperkt.
VerpakkingsmaterialenGemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Diameter van draadelektrode | 1,0 mm | 1,2 mm | 1,6 mm | 2,0 mm | 2 x 1,2 mm (TWIN) |
Gemiddeld verbruik | 10 l/min | 12 l/min | 16 l/min | 20 l/min | 24 l/min |
Grootte van gasmondstuk | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 10 |
Gemiddeld verbruik | 6 l/min | 8 l/min | 10 l/min | 12 l/min | 12 l/min | 15 l/min |
De inschakelduur (in het Duits: Einschaltdauer, ED) is dat gedeelte van een cyclus van 10 minuten waarin het apparaat met het aangegeven vermogen kan worden gebruikt zonder oververhit te raken.
De op het kenplaatje vermelde waarden voor de ED hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 40°C.
Als de omgevingstemperatuur hoger is, moet de ED of het vermogen dienovereenkomstig worden verlaagd.
Voorbeeld: Lassen met 150 A bij 60 % ED
Als het apparaat zonder onderbrekingen moet werken:
De inschakelduur (in het Duits: Einschaltdauer, ED) is dat gedeelte van een cyclus van 10 minuten waarin het apparaat met het aangegeven vermogen kan worden gebruikt zonder oververhit te raken.
De op het kenplaatje vermelde waarden voor de ED hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 40°C.
Als de omgevingstemperatuur hoger is, moet de ED of het vermogen dienovereenkomstig worden verlaagd.
Voorbeeld: Lassen met 150 A bij 60 % ED
Als het apparaat zonder onderbrekingen moet werken:
Bij apparaten die op speciale spanning zijn berekend gelden de technische gegevens op het typeplaatje.
Geldt voor alle apparaten met een toelaatbare netspanning van tot 460 V: De seriematige netstekker maakt werken met een netspanning van tot 400 V mogelijk. Monteer voor netspanningen tot 460 V een daarvoor geschikte netstekker of installeer de netvoorziening rechtstreeks.
Overzicht van kritieke grondstoffen:
Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.
Netspanning (U1) | 3 x 400 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 12,3 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 19,4 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 95 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 320 A |
TIG | 3 - 320 A |
Staafelektrode | 10 - 320 A |
Lasstroom bij | 40% / 320 A |
| 100% / 240 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 30,0 V |
TIG | 10,1 - 22,8 V |
Staafelektrode | 20,4 - 32,8 V |
Nullastspanning | 73 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 35,0 kg / 77,2 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 34,2 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 87% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 380 / 400 / 460 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
3 x 380 V | 12,7 A |
3 x 400 V | 12,3 A |
3 x 460 V | 11,4 A |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
3 x 380 V | 20,1 A |
3 x 400 V | 19,4 A |
3 x 460 V | 18,0 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | -10 / +15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 95 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 320 A |
TIG | 3 - 320 A |
Staafelektrode | 10 - 320 A |
Lasstroom bij | 40% / 320 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 30,0 V |
TIG | 10,1 - 22,8 V |
Staafelektrode | 20,4 - 32,8 V |
Nullastspanning | 84 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 33,7 kg / 74,3 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 34,2 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 87% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 575 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 10,6 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 16,7 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 10% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 320 A |
TIG | 3 - 320 A |
Staafelektrode | 10 - 320 A |
Lasstroom bij | 40% / 320 A |
| 100% / 240 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 30,0 V |
TIG | 10,1 - 22,8 V |
Staafelektrode | 20,4 - 32,8 V |
Nullastspanning | 67 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 32,7 kg / 72,1 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Netspanning (U1) | 3 x 200 / 230 / 380 / 400 / 460 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
3 x 200 V | 22,0 A |
3 x 230 V | 19,0 A |
3 x 380 V | 12,0 A |
3 x 400 V | 11,6 A |
3 x 460 V | 10,7 A |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
3 x 200 V | 34,7 A |
3 x 230 V | 30,1 A |
3 x 380 V | 19,0 A |
3 x 400 V | 18,3 A |
3 x 460 V | 16,8 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | -10 / +15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 54 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 320 A |
TIG | 3 - 320 A |
Staafelektrode | 10 - 320 A |
Lasstroom bij |
|
U1 = 200 - 230 V | 40% / 320 A |
| 60% / 260 A |
| 100% / 240 A |
U1 = 380 - 460 V | 40% / 320 A |
| 60% / 260 A |
| 100% / 240 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 30,0 V |
TIG | 10,1 - 22,8 V |
Staafelektrode | 20,4 - 32,8 V |
Nullastspanning | 68 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 42,8 kg / 94,4 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 49,7 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat bij 320 A / 32,8 V | 86% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 400 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 15,9 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 25,1 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 92 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 400 A |
TIG | 3 - 400 A |
Staafelektrode | 10 - 400 A |
Lasstroom bij | 40% / 400 A |
| 100% / 320 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 34,0 V |
TIG | 10,1 - 26,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 36,0 V |
Nullastspanning | 73 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 36,5 kg / 80,5 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 33,7 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 89% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 380 / 400 / 460 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
3 x 380 V | 16,5 A |
3 x 400 V | 15,9 A |
3 x 460 V | 14,6 A |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
3 x 380 V | 26,1 A |
3 x 400 V | 25,1 A |
3 x 460 V | 23,5 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | -10 / +15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 92 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 400 A |
TIG | 3 - 400 A |
Staafelektrode | 10 - 400 A |
Lasstroom bij | 40% / 400 A |
U1 = 380 - 460 V | 100% / 320 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 34,0 V |
TIG | 10,1 - 26,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 36,0 V |
Nullastspanning | 83 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 35,2 kg / 77,6 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 33,7 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 89% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 575 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 14,3 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 22,6 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 10% |
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 400 A |
TIG | 3 - 400 A |
Staafelektrode | 10 - 400 A |
Lasstroom bij | 40% / 400 A |
| 100% / 320 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 34,0 V |
TIG | 10,1 - 26,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 36,0 V |
Nullastspanning | 68 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 34,6 kg / 76,3 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Netspanning (U1) | 3 x 200 V / 230 V / 380 V / 400 V / 460 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | |
3 x 200 V | 30,5 A |
3 x 230 V | 26,4 A |
3 x 380 V | 16,2 A |
3 x 400 V | 15,5 A |
3 x 460 V | 14,0 A |
Max. primaire stroom (I1max) | |
3 x 200 V | 48,2 A |
3 x 230 V | 41,6 A |
3 x 380 V | 25,5 A |
3 x 400 V | 24,4 A |
3 x 460 V | 22,1 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | -10 / +15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 74 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 400 A |
TIG | 3 - 400 A |
Staafelektrode | 10 - 400 A |
Lasstroom bij |
|
U1 = 200 - 230 V | 40% / 400 A |
U1 = 380 - 460 V | 40% / 400 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 34,0 V |
TIG | 10,1 - 26,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 36,0 V |
Nullastspanning | 67 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 47,1 kg / 103,8 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 49,3 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 87% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 400 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 23,7 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 37,5 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 49 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 500 A |
TIG | 3 - 500 A |
Staafelektrode | 10 - 500 A |
Lasstroom bij | 40% / 500 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 39,0 V |
TIG | 10,1 - 30,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 40,0 V |
Nullastspanning | 71 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 38 kg |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 34,1 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 89% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 380 V / 400 V / 460 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
Max. primaire stroom (I1max) |
|
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | - 10 / + 15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 49 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 500 A |
TIG | 3 - 500 A |
Staafelektrode | 10 - 500 A |
Lasstroom bij |
|
U1 = 380 - 460 V | 40% / 500 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 39,0 V |
TIG | 10,1 - 30,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 40,0 V |
Nullastspanning | 82 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 36,7 kg |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 34,1 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 89% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 575 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 19,7 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 31,2 A |
Netbeveiliging | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 10% |
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 500 A |
TIG | 3 - 500 A |
Staafelektrode | 10 - 500 A |
Lasstroom bij | 40% / 500 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 39,0 V |
TIG | 10,1 - 30,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 40,0 V |
Nullastspanning | 71 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 34,9 kg / 76,9 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | 74 dB (A) |
Netspanning (U1) | 3 x 200 V / 230 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
3 x 200 V | 43,5 A |
3 x 230 V | 37,4 A |
3 x 380 V | 22,7 A |
3 x 400 V | 21,6 A |
3 x 460 V | 19,2 A |
Max. primaire stroom (I1max) | |
3 x 200 V | 68,8 A |
3 x 230 V | 59,2 A |
3 x 380 V | 35,9 A |
3 x 400 V | 34,1 A |
3 x 460 V | 30,3 A |
Netbeveiliging | |
3 x 200 / 230 V | 63 A traag gezekerd |
3 x 380 / 400 / 460 V | 35 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | -10 / +15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 38 mOhm |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 500 A |
TIG | 3 - 500 A |
Staafelektrode | 10 - 500 A |
Lasstroom bij |
|
U1 = 200 - 230 V | 40% / 500 A |
U1 = 380 - 460 V | 40% / 500 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 39,0 V |
TIG | 10,1 - 30,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 40,0 V |
Nullastspanning | 68 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 2) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 47,1 kg / 103,8 lb. |
Max. geluidsemissie (LWA) | < 80 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 46,5 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 88% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 400 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 44,4 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 57,3 A |
Netbeveiliging | 63 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | mogelijke aansluitbeperkingen 2) |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 600 A |
TIG | 3 - 600 A |
Staafelektrode | 10 - 600 A |
Lasstroom bij | 60% / 600 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 44,0 V |
TIG | 10,1 - 34,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 44,0 V |
Nullastspanning | 74 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 3) |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 50 kg / 100,2 lb. |
Maximale druk beschermgas | 7,0 bar / 101.5 psi |
Koelmiddel | Origineel Fronius |
Max. geluidsemissie (LWA) | 83 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 50 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat bij 600 A / 44 V | 89% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Raadpleeg de netwerkbeheerder voordat u het apparaat op het openbare elektriciteitsnet aansluit! |
3) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 380 V / 400 V / 460 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | |
3 x 380 V | 46,6 A |
3 x 400 V | 44,4 A |
3 x 460 V | 39,2 A |
Max. primaire stroom (I1max) | |
3 x 380 V | 60,1 A |
3 x 400 V | 57,3 A |
3 x 460 V | 50,6 A |
Netbeveiliging | 63 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | - 10 / + 15% |
Netfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | mogelijke aansluitbeperkingen 2) |
Aanbevolen lekstroombeveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 600 A |
TIG | 3 - 600 A |
Staafelektrode | 10 - 600 A |
Lasstroom bij | 60% / 600 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 44,0 V |
TIG | 10,1 - 34,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 40,0 V |
Nullastspanning | 85 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
EMV-emissieklasse | A 3) |
Veiligheidssymbolen | S, CE, CSA |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 47,0 kg / 103,6 lb. |
Maximale druk beschermgas | 7,0 bar / 101,49 psi |
Koelmiddel | Origineel Fronius |
Max. geluidsemissie (LWA) | 83 dB (A) |
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 400 V | 50 W |
Energie-efficiëntie van het lasapparaat | 89% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
2) | Raadpleeg de netwerkbeheerder voordat u het apparaat op het openbare elektriciteitsnet aansluit! |
3) | Een apparaat van de emissieklasse A is niet bedoeld voor het gebruik in woongebieden waarin de elektrische voeding via een openbaar laagspanningsnet loopt. De elektromagnetische compatibiliteit kan door geleide of uitgestraalde radiofrequenties worden beïnvloed. |
Netspanning (U1) | 3 x 575 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 37,6 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 48,5 A |
Netbeveiliging | 63 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | +/- 10% |
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz |
Cos Phi (1) | 0,99 |
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar | Type B |
Lasstroombereik (I2) |
|
MIG / MAG | 3 - 600 A |
TIG | 3 - 600 A |
Staafelektrode | 10 - 600 A |
Lasstroom bij | 60% / 600 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) | |
MIG / MAG | 14,2 - 44,0 V |
TIG | 10,1 - 34,0 V |
Staafelektrode | 20,4 - 44,0 V |
Nullastspanning | 73 V |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Afmetingen l x b x h | 706 x 300 x 510 mm |
Gewicht | 42,0 kg / 92,6 lb. |
Maximale druk beschermgas | 7 bar / 101,49 psi |
Koelmiddel | Origineel Fronius |
Max. geluidsemissie (LWA) | 83 dB (A) |
TPS 320i /nc | TPS 320i C /4R/FSC/G/nc | TPS 400i /nc | TPS 400i /MV/nc |
|
TPS 500i /nc | TPS 600i /nc |
| ||
Overeenstemming met Richtlijn 2014/53 / EU - Richtlijn radioapparatuur (ROOD)
Overeenkomstig artikel 10.8 (a) en 10.8 (b) van de RED bevat de volgende tabel informatie over de gebruikte frequentiebanden en het maximale RF-zendvermogen van Fronius-radioproducten die in de EU worden verkocht.
Frequentiebereik | Modulatie |
---|---|
2.412 - 2.462 MHz | 802.11b: DSSS 802.11g: OFDM 802.11n: OFDM |
13,56 MHz | Functies: Protocolnormen: Gegevenssnelheid: Reader/Writer, kaartemulatie, Peer to Peer-modi |
2,402 - 2,482 MHz | GFSK |
Template for No. 52 regulation warning sentences
Micropower equipment shall indicate the following contents in its product operation instructions (including those with electronic display) in Chinese:
(1) | The specific provisions and use scenarios which compliance with "Catalogue and Technical Requirements of Micropower Short-Range Radio Transmission Equipment"; the type and performance of the antenna used, the control, adjustment and switching methods; Specific provisions: Class C equipment:
|
(2) | It is not allowed to change the use scene or use conditions, expand the range of transmission frequency, or increase the transmission power (including the amount) without authorization Install a radio frequency power amplifier outside), and do not change the transmitting antenna without authorization; |
(3) | It shall not cause harmful interference to other lawful radio stations, nor shall it claim protection from such harmful interference; |
(4) | It shall be subjected to interference by equipment for industrial, scientific and medical (ISM) applications radiating radio frequency energy or otherwise legally Radio (station) interference; |
(5) | If harmful interference is caused to other legitimate radio stations, the radio station shall stop using them immediately and take measures Eliminate interference before continuing to use; |
(6) | Radio observatories and meteorological radars set up in the aircraft or in accordance with laws and regulations, relevant State regulations and standards Electromagnetism of military and civilian radio stations (stations) and airports, such as stations, satellite earth stations (including measurement and control, ranging, receiving and navigation stations) The use of micro-power equipment within the environmental protection area shall comply with the provisions of the competent authorities for electromagnetic environmental protection and related industries; |
(7) | It is forbidden to use all kinds of model remote controls in an area with a radius of 5000 meters and the center of the airport runway as the center of the circle; |
(8) | environmental conditions of the temperature and voltage when the micro-power equipment is in use. Temperature when the product is used: -40/+85 Voltage when the product is in use: +24V DC |
Part Name | Hazardous Substances | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Lead | Mercury | Cadmium | hexavalent | polybrominated | polybrominated | |||||
metal parts - copper alloys | X | O | O | O | O | O | ||||
PCB assembly | X | O | O | O | O | O | ||||
cables and cable assemblies | O | O | O | O | O | O | ||||
plastic and polymeric parts | O | O | O | O | O | O | ||||
device housing | O | O | O | O | O | O | ||||
|
|
|
|
|
|
| ||||
This table is prepared in accordance with the provisions of SJ/T 11364. | ||||||||||
|
|
|
|
|
|
| ||||
|
Part Name | Hazardous Substances | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Lead | Mercury | Cadmium | hexavalent | polybrominated | polybrominated | |||||
metal parts - copper alloys | X | O | O | O | O | O | ||||
PCB assembly | X | O | O | O | O | O | ||||
cables and cable assemblies | O | O | O | O | O | O | ||||
plastic and polymeric parts | O | O | O | O | O | O | ||||
device housing | O | O | O | O | O | O | ||||
|
|
|
|
|
|
| ||||
This table is prepared in accordance with the provisions of SJ/T 11364. | ||||||||||
|
|
|
|
|
|
| ||||
|