LogoTransTig 170 / 210
  • nl
    • Contact
    • Impressum
    • Algemene voorwaarden
    • Privacyverklaring
    • 010-24092024
    • Veiligheidsvoorschriften
      • Verklaring veiligheidsaanwijzingen
      • Algemeen
      • Gebruik overeenkomstig de bedoeling
      • Omgevingsvoorwaarden
      • Verplichtingen van de gebruiker
      • Verplichtingen van het personeel
      • Netaansluiting
      • Lekstroom-beveiligingsschakelaar
      • Bescherming van uzelf en derden
      • Informatie over de geluidsemissie
      • Gevaar door schadelijke gassen en dampen
      • Gevaar door vonken
      • Gevaren door net- en lasstroom
      • Zwerfstromen
      • EMV-apparaatclassificaties
      • EMV-maatregelen
      • EMF-maatregelen
      • Bijzondere gevaren
      • Eisen aan het beschermgas
      • Gevaar door beschermgasflessen
      • Gevaar op uitstromend beschermgas
      • Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport
      • Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik
      • Inbedrijfname, onderhoud en reparatie
      • Veiligheidscontrole
      • Verwijdering
      • Veiligheidssymbolen
      • Gegevensbescherming
      • Auteursrecht
    • Algemene informatie
      • Algemeen
        • Apparaatconcept
        • Werkingsprincipe
        • Toepassingsgebieden
        • Gebruik afstandsbediening
        • Waarschuwingen op het apparaat
    • Bedieningselementen en aansluitingen
      • Bedieningspaneel
        • Algemeen
        • Veiligheid
        • Bedieningspaneel
      • Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten
        • Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten
    • Installatie en ingebruikneming
      • Minimale uitrusting voor het lassen
        • Algemeen
        • TIG-DC-lassen
        • Elektrodelassen
      • Voor installatie en ingebruikneming
        • Veiligheid
        • Gebruik overeenkomstig de bedoeling
        • Vereisten aan de installatielocatie
        • Netaansluiting
        • Generatormodus
      • Netkabel aansluiten
        • Algemeen
        • Veiligheid
        • Netkabel aansluiten
      • Inbedrijfstelling
        • Veiligheid
        • Algemeen
        • Gasfles aansluiten
        • Lastoorts op stroombron aansluiten
        • Aardeverbinding met het werkstuk maken
        • Lascircuitweerstand 'r' vaststellen
    • Laswerkzaamheid
      • TIG-bedrijfsmodi
        • Veiligheid
        • Symbolen en toelichting
        • 2-taktbedrijf
        • 4-taktbedrijf
        • Puntlassen
      • TIG-lassen
        • Veiligheid
        • Voorbereiding
        • TIG-lassen
        • Lasparameters
      • Lichtboog ontsteken
        • Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie
          (HF-ontsteken)
        • Aanraakontsteking voor lasbranders met brandertoets
        • Aanraakontsteking voor lasbranders zonder brandertoets
        • Lichtboog ontsteken door hoogfrequent aanraken
          (Touch-HF)
        • Overbelasting van de wolfraamelektrode
        • Laseinde
      • Speciale functies
        • Functie Controle afgebroken lichtboog
        • Functie Ignition time-out
        • TIG-pulsen
        • Hechtfunctie
      • Elektrode lassen
        • Veiligheid
        • Voorbereiding
        • Elektrodelassen
        • Elektrodelassen met CEL-elektroden
        • Pulslassen
        • Startstroom > 100 % (Hotstart)
        • Startstroom < 100 %
          (Soft-Start)
        • Functie Anti-stick
    • Instellingen setup
      • Het Setup-menu
        • Algemeen
        • Het Setup-menu openen
        • Parameters wijzigen
        • Overzicht
      • Setup-menu TIG
        • Parameters in Setup-menu TIG
        • Parameters in Setup-menu TIG - Niveau 2
        • Parameters in Setup-menu - Niveau 2
      • Setup-menu Staafelektrode
        • Parameters in het Setup-menu Staafelektrode
    • Storingen opheffen en onderhoud
      • Storingsdiagnose en storingen opheffen
        • Algemeen
        • Veiligheid
        • Weergegeven storingen
        • Servicemeldingen
        • Geen functie
        • Gebrekkige functie
      • Verzorging, onderhoud en recycling
        • Algemeen
        • Veiligheid
        • Bij elke ingebruikname
        • Onderhoud elke 2 maanden
        • Recycling
    • Annex
      • Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen
        • Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen
      • Technische gegevens
        • Speciale spanning
        • TT 170 EF,
          TT 170 np
        • TT 170 MV/B,
          TT 170 MV/np
        • TT 210 EF,
          TT 210 np
        • TT 210 MV/B,
          TT 210 MV/np
        • Verklaring van de voetnoten
        • Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat

    TransTig 170 / 210 Bedieningshandleiding

    Bedieningspaneel
    Bedieningselementen en aansluitingen
    Inbedrijfstelling
    TIG-lassen
    Setup-menu
    Technische gegevens
    Reserveonderdelen

    Veiligheidsvoorschriften

    Verklaring veiligheidsaanwijzingen

    WAARSCHUWING!

    Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.

    Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

    GEVAAR!

    Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.

    Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.

    VOORZICHTIG!

    Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.

    Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.

    OPMERKING!

    Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Verklaring veiligheidsaanwijzingen

    WAARSCHUWING!

    Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.

    Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

    GEVAAR!

    Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.

    Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.

    VOORZICHTIG!

    Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.

    Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.

    OPMERKING!

    Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Algemeen

    Het apparaat is volgens de laatste stand van de techniek conform de officiële veiligheidseisen vervaardigd. Onjuiste bediening of misbruik levert echter potentieel gevaar op voor:
    • het leven van de gebruiker of dat van derden
    • het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker
    • de efficiëntie van het werken met het apparaat.
    Alle personen die met ingebruikname, bediening, onderhoud en reparatie van het apparaat te maken hebben, moeten:
    • beschikken over de juiste kwalificaties
    • kennis van lassen hebben en
    • deze bedieningshandleiding volledig lezen en exact opvolgen.

    De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.

    Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:
    • in leesbare toestand houden
    • niet beschadigen
    • niet verwijderen
    • niet afdekken, afplakken of overschilderen.

    De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat.
    Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
    Het gaat om uw eigen veiligheid!

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Gebruik overeenkomstig de bedoeling

    Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.

    Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
    Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.

    Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook:
    • het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen in de handleiding
    • het volledig lezen en opvolgen van alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren
    • het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden.
    Gebruik het apparaat nooit voor de volgende doeleinden:
    • het ontdooien van leidingen
    • het laden van batterijen of accu's
    • het starten van motoren

    Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.

    De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Omgevingsvoorwaarden

    Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.

    Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
    • tijdens het lassen: -10 °C tot + 40 °C (14 °F tot 104 °F)
    • tijdens transport en opslag: -20 °C tot +55 °C (-4 °F tot 131 °F)
    Relatieve luchtvochtigheid:
    • tot 50% bij 40 °C (104 °F)
    • tot 90% bij 20 °C (68 °F)

    Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
    Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Verplichtingen van de gebruiker

    De gebruiker is verplicht uitsluitend personen met het apparaat te laten werken die:
    • op de hoogte zijn van de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie, en vertrouwd zijn met de bediening van het apparaat
    • deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", hebben gelezen en begrepen, en dit door het zetten van hun handtekening hebben bevestigd
    • voldoende gekwalificeerd zijn voor de werkzaamheden die zij uitvoeren.

    Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Verplichtingen van het personeel

    Alle personen die met het apparaat moeten werken, verplichten zich vóór aanvang van de werkzaamheden:
    • de fundamentele voorschriften over arbeidsveiligheid en ongevallenpreventie na te leven
    • deze bedieningshandleiding, met name het hoofdstuk "Veiligheidsvoorschriften", te lezen, en door het zetten van hun handtekening te bevestigen dat zij deze hebben begrepen en zullen naleven.

    Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Netaansluiting

    Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.

    Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:
    • aansluitbeperkingen
    • eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie *)
    • eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen *)

    *) telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
    zie de technische gegevens

    In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.

    BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Lekstroom-beveiligingsschakelaar

    Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen.
    Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Bescherming van uzelf en derden

    Neem bij het werken met het apparaat staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bijvoorbeeld:
    • vonken, rondvliegende hete metaaldeeltjes
    • voor ogen en huid schadelijke straling van de boog
    • schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pacemaker levensgevaarlijk zijn
    • gevaar van elektrische schokken door net- en lasstroom
    • verhoogde geluidsbelasting
    • schadelijke lasrook en -gassen
    Neem bij het werken met het apparaat moeten geschikte beschermende kleding dragen. De beschermende kleding moet de moet de volgende eigenschappen hebben:
    • moeilijk ontvlambaar
    • isolerend en droog
    • het hele lichaam bedekkend, onbeschadigd en in goede toestand
    • veiligheidshelm
    • broek zonder omslag
    Onder het dragen van beschermende kleding wordt onder meer verstaan:
    • Het afschermen van ogen en gezicht met een laskap die is uitgerust met de juiste filters ter bescherming tegen UV-straling, hitte en vonken.
    • Het dragen (achter de laskap) van een geschikte lasbril met zijbescherming.
    • Het dragen van stevige schoenen die ook onder vochtige omstandigheden isoleren.
    • Het beschermen van de handen met geschikte handschoenen (elektrisch isolerend, hittebestendig).
    • Het dragen van gehoorbescherming ter vermindering van de geluidsbelasting en ter voorkoming van gehoorschade.
    Personen, vooral kinderen, tijdens het gebruik van het apparaat en tijdens het lassen van de werkplek weghouden. Bevinden zich echter nog personen in de omgeving, dan:
    • wijst u deze op alle mogelijke gevaren (schade aan de ogen door het licht van de boog, letstel door vonken, schadelijke lasrook, geluidsbelasting, risico van schokken door net- of lasstroom, enz.)
    • stelt u geschikte veiligheidsmiddelen ter beschikking of
    • installeert u geschikte beschermwanden en beschermgordijnen.
    1. Veiligheidsvoorschriften

    Informatie over de geluidsemissie

    Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.

    Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Gevaar door schadelijke gassen en dampen

    De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.

    Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.

    Ruimte op tijd schoon zuigen.
    Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.

    Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.

    Ontstane rook en schadelijke gassen
    • niet inademen
    • via een geschikte methode afzuigen uit de werkplaats.

    Zorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.

    Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.

    Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.

    Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:
    • de metalen die voor het werkstuk worden gebruikt
    • de gebruikte elektroden
    • de toegepaste coatings
    • de gebruikte reinigingsmiddelen, ontvettingsmiddelen e.d.
    • gebruikte lasproces

    De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.

    Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).

    Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.

    Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Gevaar door vonken

    Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.

    Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.

    Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.

    Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.

    Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.

    Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.

    Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Gevaren door net- en lasstroom

    Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.

    Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.

    Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.

    De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.

    Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.

    Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
    Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
    Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.

    Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.

    De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
    • nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
    • nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.

    Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.

    De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.

    Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.

    Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
    Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.

    Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.

    Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.

    Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.

    Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.

    Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.

    Na het openen van het apparaat:
    • alle onderdelen die elektrisch geladen zijn, ontladen
    • controleren of alle componenten van het apparaat stroomloos zijn.

    Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Zwerfstromen

    Als onderstaande aanwijzingen niet worden opgevolgd, ontstaan er mogelijk zwerfstromen. Deze kunnen het volgende veroorzaken:
    • brand
    • oververhitting van onderdelen die in contact staan met het werkstuk
    • beschadiging van randaardeleidingen
    • beschadiging van het apparaat en andere elektrische installaties

    Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.

    De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.

    Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.

    Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.

    Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    EMV-apparaatclassificaties

    Apparaten van emissieklasse A:
    • zijn uitsluitend bedoeld voor toepassing in industriegebieden;
    • kunnen in andere gebieden leidinggebonden storingen of storingen door straling veroorzaken.
    Apparaten van emissieklasse B:
    • voldoen aan de emissievereisten voor woon- en industriegebieden. Dit geldt ook voor woongebieden waar de energievoorziening is gebaseerd op het openbare laagspanningsnet.

    EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    EMV-maatregelen

    In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
    In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.

    Controleer en beoordeel of de immuniteit van installaties in de omgeving van het apparaat in overeenstemming is met de nationale en internationale voorschriften. Voorbeelden van storingsgevoelige installaties die door het apparaat beïnvloed kunnen worden:
    • Veiligheidsvoorzieningen
    • Netkabels, signaalkabels en kabels voor gegevensoverdracht
    • Data- en telecommunicatie-installaties
    • Meet- en kalibratie-installaties
    Ondersteunende maatregelen ter voorkoming van EMV-problemen:
    1. Netvoeding
      • Treden er, ondanks reglementaire aansluiting op het elektriciteitsnet, elektromagnetische storingen op, tref dan extra maatregelen (gebruik bijvoorbeeld een geschikt netfilter).
    1. Laskabels
      • Houd ze zo kort mogelijk.
      • Laat ze dicht bij elkaar lopen (ook ter voorkoming van EMF-problemen).
      • Leg ze ver verwijderd van andere leidingen.
    1. Potentiaalvereffening
    1. Aarding van het werkstuk
      • Breng, indien noodzakelijk, via geschikte condensatoren een aardeverbinding tot stand.
    1. Afscherming, indien noodzakelijk
      • Scherm andere installaties in de omgeving af.
      • Scherm de complete lasinstallatie af.
    1. Veiligheidsvoorschriften

    EMF-maatregelen

    Elektromagnetische velden kunnen nog onbekende schade aan de gezondheid veroorzaken:
    • Gevolgen voor de gezondheid van personen die zich in de nabijheid bevinden, bijvoorbeeld dragers van pacemakers en hoortoestellen.
    • Dragers van pacemakers moeten zich door hun arts laten adviseren voordat zij zich in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat en het lasproces begeven.
    • De afstand tussen de laskabels en het hoofd/lichaam van de lasser moet om veiligheidsredenen zo groot mogelijk worden gehouden.
    • Laskabels en slangenpakketten niet over de schouder dragen en niet om het lichaam of lichaamsdelen wikkelen.
    1. Veiligheidsvoorschriften

    Bijzondere gevaren

    Handen, haren, kledingstukken en gereedschappen uit de buurt houden van bewegende onderdelen zoals:
    • ventilatoren
    • tandwielen
    • rollen
    • aandrijfassen
    • draadspoelen en lasdraden

    Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.

    Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.

    Tijdens het gebruik:
    • Controleren of alle afdekkingen zijn gesloten en alle zijdelen correct zijn gemonteerd.
    • Alle afdekkingen en zijdelen gesloten houden.

    Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).

    Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.

    Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.

    Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.

    Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.

    In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
    - geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.

    Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.

    Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.

    Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.

    Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).

    Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.

    Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
    Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.

    Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Eisen aan het beschermgas

    Vooral bij ringleidingen kan verontreinigd beschermgas leiden tot schade aan de apparatuur en tot een vermindering van de laskwaliteit.
    Het beschermgas moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:
    • Deeltjesgrootte van vaste stoffen <  40 µm
    • Druk-dauwpunt <  -20 °C
    • Max. oliegehalte <  25 mg/m³

    Gebruik indien nodig filters!

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Gevaar door beschermgasflessen

    Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.

    Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.

    Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.

    Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).

    Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.

    Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.

    Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.

    Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.

    Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.

    Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.

    Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.

    Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Gevaar op uitstromend beschermgas

    Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas

    Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.

    • Zorg voor voldoende aanvoer van frisse lucht - ventilatievolume van minimaal 20 m³/uur
    • Volg de veiligheids- en onderhoudsinstructies van de beschermgasfles of hoofdgaskraan op
    • Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan.
    • De beschermgasfles of hoofdgaskraan moet voor ieder gebruik gecontroleerd worden op eventueel ongecontroleerd uitstromend gas.
    1. Veiligheidsvoorschriften

    Veiligheidsmaatregelen op de opstelplaats en bij transport

    Een omvallend apparaat kan resulteren in levensgevaar! Plaats het apparaat stabiel op een vlakke, vaste ondergrond.
    • Een hellingshoek van maximaal 10° is toelaatbaar.
    In brand- en explosiegevaarlijke ruimten gelden bijzondere voorschriften.
    • Houd u aan de betreffende nationale en internationale bepalingen.

    Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.

    Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.

    Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.

    Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.

    Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!

    Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:
    • Draadtoevoer
    • Draadspoel
    • Beschermgasfles

    Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Veiligheidsmaatregelen bij normaal gebruik

    U mag uitsluitend met het apparaat werken als alle veiligheidsvoorzieningen volledig operationeel zijn. Zijn de veiligheidsvoorzieningen niet volledig operationeel, dan levert dit gevaar op voor:
    • het leven van de gebruiker of dat van derden;
    • het apparaat en andere bezittingen van de gebruiker;
    • de efficiëntie van het werken met het apparaat.

    Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.

    Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.

    Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.

    Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.

    Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.

    Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.

    Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.

    Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.

    Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.

    Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.

    Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.

    Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.

    Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Inbedrijfname, onderhoud en reparatie

    Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.

    • Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen).
    • Breng zonder toestemming van de fabrikant geen wijzigingen aan het apparaat aan.
    • Onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, dient u direct te vervangen.
    • Geef bij bestellingen op: de exacte benaming en het onderdeelnummer volgens de onderdelenlijst, het serienummer van uw apparaat.

    De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
    Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Veiligheidscontrole

    De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.

    De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.

    Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:
    • na het aanbrengen van wijzigingen
    • na installatie of ombouw
    • na het uitvoeren van reparaties en onderhoud
    • na elke periode van maximaal twaalf maanden.

    Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.

    Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Verwijdering

    Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wetten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvriendelijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Veiligheidssymbolen

    Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).

    Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com

    Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Gegevensbescherming

    De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.

    1. Veiligheidsvoorschriften

    Auteursrecht

    Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.

    Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.

    Algemene informatie

    Algemeen

    Apparaatconcept

    De TIG-stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 zijn microprocessorgestuurde inverterstroombronnen.

    Het modulaire ontwerp en de mogelijkheden om het systeem eenvoudig uit te breiden, zorgen voor een hoge mate van flexibiliteit.
    De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator en zijn uitgerust met beschermd aangebrachte bedieningselementen en een robuuste kunststof behuizing.

    Dankzij het eenvoudige bedieningsconcept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instelbaar.

    Via de standaard TMC-aansluiting kan de stroombron ook met diverse afstandsbedieningen of een Up/Down-lasbrander worden bediend.

    De stroombron beschikt over de functionaliteit van een TIG-impulslichtboog met een breed frequentiegebied.

    Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC die de stroomopname van de stroombron aan de sinusvormige netspanning aanpast. Daardoor ontstaan o.a. de volgende voordelen:

    • geringe primaire stroom
    • gering vermogensverlies
    • late activering van de lijnbeveiligingsschakelaar
    • verbeterde stabiliteit bij spanningswisselingen
    • lange netvoedingskabels mogelijk
    • bij multivoltage-apparaten een doorlopend ingangsspanningsbereik
    1. Algemene informatie

    Algemeen

    Apparaatconcept

    De TIG-stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 zijn microprocessorgestuurde inverterstroombronnen.

    Het modulaire ontwerp en de mogelijkheden om het systeem eenvoudig uit te breiden, zorgen voor een hoge mate van flexibiliteit.
    De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator en zijn uitgerust met beschermd aangebrachte bedieningselementen en een robuuste kunststof behuizing.

    Dankzij het eenvoudige bedieningsconcept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instelbaar.

    Via de standaard TMC-aansluiting kan de stroombron ook met diverse afstandsbedieningen of een Up/Down-lasbrander worden bediend.

    De stroombron beschikt over de functionaliteit van een TIG-impulslichtboog met een breed frequentiegebied.

    Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC die de stroomopname van de stroombron aan de sinusvormige netspanning aanpast. Daardoor ontstaan o.a. de volgende voordelen:

    • geringe primaire stroom
    • gering vermogensverlies
    • late activering van de lijnbeveiligingsschakelaar
    • verbeterde stabiliteit bij spanningswisselingen
    • lange netvoedingskabels mogelijk
    • bij multivoltage-apparaten een doorlopend ingangsspanningsbereik
    1. Algemene informatie
    2. Algemeen

    Apparaatconcept

    De TIG-stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 zijn microprocessorgestuurde inverterstroombronnen.

    Het modulaire ontwerp en de mogelijkheden om het systeem eenvoudig uit te breiden, zorgen voor een hoge mate van flexibiliteit.
    De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator en zijn uitgerust met beschermd aangebrachte bedieningselementen en een robuuste kunststof behuizing.

    Dankzij het eenvoudige bedieningsconcept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instelbaar.

    Via de standaard TMC-aansluiting kan de stroombron ook met diverse afstandsbedieningen of een Up/Down-lasbrander worden bediend.

    De stroombron beschikt over de functionaliteit van een TIG-impulslichtboog met een breed frequentiegebied.

    Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC die de stroomopname van de stroombron aan de sinusvormige netspanning aanpast. Daardoor ontstaan o.a. de volgende voordelen:

    • geringe primaire stroom
    • gering vermogensverlies
    • late activering van de lijnbeveiligingsschakelaar
    • verbeterde stabiliteit bij spanningswisselingen
    • lange netvoedingskabels mogelijk
    • bij multivoltage-apparaten een doorlopend ingangsspanningsbereik
    1. Algemene informatie
    2. Algemeen

    Werkingsprincipe

    Het gehele lasproces wordt gestuurd door de centrale besturingseenheid van de stroombron.
    Tijdens het lassen worden er continu actuele gegevens verzameld; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.

    Het resultaat hiervan is:
    • een nauwkeurig lasproces
    • een hoge reproduceerbaarheid van alle gebeurtenissen
    • uitstekende laseigenschappen.
    1. Algemene informatie
    2. Algemeen

    Toepassingsgebieden

    De stroombron is bij uitstek geschikt voor het uitvoeren van reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in productie- en fabricageprocessen.

    1. Algemene informatie
    2. Algemeen

    Gebruik afstandsbediening

    De stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 kunnen worden gebruikt met de volgende afstandsbedieningen:
    • RC Bar 1P
    • RC Panel MMA
    • RC Pedal TIG
    • RC Panel Basic TIG
    1. Algemene informatie
    2. Algemeen

    Waarschuwingen op het apparaat

    Op stroombronnen met het CSA-goedkeuringsmerk voor het gebruik in Noord-Amerika (VS en Amerika) bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.

    * MV-stroombronnen: 1 ~ 120 - 230 V

    Veiligheidssymbolen op het kenplaatje:

    Lassen is gevaarlijk. Aan de volgende basisvoorwaarden moet worden voldaan:
    • Voldoende kwalificatie voor het lassen
    • Geschikte beschermingsmiddelen
    • Het weghouden van buitenstaanders
    De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
    • deze gebruiksaanwijzing
    • alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften

    Bedieningselementen en aansluitingen

    Bedieningspaneel

    Algemeen

    OPMERKING!

    Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omgekeerd.

    Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.

    1. Bedieningselementen en aansluitingen

    Bedieningspaneel

    Algemeen

    OPMERKING!

    Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omgekeerd.

    Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.

    1. Bedieningselementen en aansluitingen
    2. Bedieningspaneel

    Algemeen

    OPMERKING!

    Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omgekeerd.

    Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.

    1. Bedieningselementen en aansluitingen
    2. Bedieningspaneel

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    1. Bedieningselementen en aansluitingen
    2. Bedieningspaneel

    Bedieningspaneel

    ItemProduct
    (1)
    Speciale weergaven
    Weergave HF-ontsteken (hoogfrequentie-ontsteken)
    licht op als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld
    Weergave Hechten
    brandt als de Setup-parameter tAC op een tijdsduur is ingesteld
    Weergave Pulsen
    brandt als de Setup-parameter F-P op een pulsfrequentie is ingesteld
    Weergave Puntlassen
    brandt als de Setup-parameter SPt op een puntlastijd is ingesteld
    (2)
    Speciale weergaven
    Weergave Afstandsbediening
    licht op als een voet-afstandsbediening is aangesloten
    Weergave Elektrode overbelast
    licht op bij overbelasting van de wolfraamelektrode
    Meer informatie over de weergave Elektrode overbelast vindt u in het hoofdstuk Lasbedrijf, paragraaf TIG-lassen
    Weergave CEL
    licht op als de Setup-parameter CEL op 'on' is ingesteld
    Weergave Trigger
    licht op als de Setup-parameter tri op 'off' is ingesteld
    (3)
    Weergave Lasstroom
    voor het weergeven van de lasstroom voor de parameters
    • Startstroom IS
    • Lasstroom I1
    • Reductiestroom I2
    • Eindstroom IE
    Voor het lasbegin toont het linker digitale scherm de gewenste waarde. Voor IS, I2 en IE toont het rechter digitale scherm bovendien het %-aandeel van lasstroom I1.
    Na lasbegin toont het linker digitale scherm de actuele werkelijke waarde van de lasstroom.
    De desbetreffende lasparameter in het lasproces wordt in het overzicht Lasparameters (10) gevisualiseerd door middel van een verlicht segment
    (4)
    Linker digitaal scherm
    (5)
    Weergave HOLD
    na het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de Hold-weergave licht op.
    De weergave Hold heeft betrekking op de laatst bereikte hoofdstroom I1. De Hold-weergave gaat uit bij elke verdere interactie met de stroombron.
    BELANGRIJK! Er worden geen Hold-waarden getoond als de hoofdstroomfase niet is bereikt.
    (6)
    Rechter digitaal scherm
    (7)
    Weergave Lasspanning
    licht op bij geselecteerde parameter I1
    Tijdens het lassen wordt op het rechter digitale scherm de actuele werkelijke waarde van de lasspanning getoond.
    Voor het lassen toont het rechter digitale scherm
    • 0.0 als een van de bedrijfsmodi voor TIG-lassen is geselecteerd
    • de actuele waarde van de nullastspanning als de Setup-parameter tri op 'off' is ingesteld of als de bedrijfsmodus Elektrodelassen is geselecteerd (na een vertraging van 3 seconden; 93 V is ongeveer het gemiddelde van de gepulste nullastspanning)
    (8)
    Eenhedenweergaven
    Weergave s
    licht op als de parameters tup en tdown of een van de volgende Setup-parameters zijn geselecteerd:
    GPr | GPo | SPt | tAC | t-S | t-E | Hti | Ito | ArC | St1 | St2 | SPb
    Weergave Hz
    licht op:
    als voor de Setup-parameter F-P een waarde voor de pulsfrequentie is ingesteld,
    als Setup-parameter F-P is geselecteerd.
    Weergave %
    licht op als de parameters IS, I2 en IE evenals de Setup-parameters dcY, I‑G en HCU zijn geselecteerd
    Weergave mm
    licht op als de Setup-parameter ELd is ingesteld
    (9)
    Toets Bedrijfsmodus
    voor het selecteren van de bedrijfsmodus
    2-taktbedrijf
    4-taktbedrijf
    Elektrodelassen
    Bij de geselecteerd bedrijfsmodus licht de desbetreffende LED op.
    Als in het Setup-menu de parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld of als een voet-afstandsbediening is aangesloten, lichten de LED's van 2T en 4T tegelijkertijd op.
    (10)
    Overzicht Lasparameters
    Het overzicht Lasparameters bevat de belangrijkste lasparameters voor het lasbedrijf. De volgorde van de lasparameters is door een waslijnstructuur bepaald. Binnen het overzicht Lasparameters kunt u navigeren door aan het stelwiel te draaien.
    Het overzicht Lasparameters bevat de volgende lasparameters:
    Startstroom Is
    voor het TIG-lassen
    Up-Slope tup 
    tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen van de startstroom IS naar de vastgestelde hoofdstroom I1 wordt verhoogd
    Op het linker digitale scherm wordt 't-u' voor de Up-Slope weergegeven.
    BELANGRIJK! De Up-Slope tup wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
    • 2-taktbedrijf,
    • 4-taktbedrijf,
    • als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
    • als een voet-afstandsbediening is aangesloten.
    Hoofdstroom (lasstroom) I1
    • voor het TIG-lassen
    • voor het elektrodelassen
    Reductiestroom I2
    voor het TIG-4-taktbedrijf
    Down-Slope tdown
    tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen vanaf de vastgestelde hoofdstroom I1 naar de eindstroom IE wordt verlaagd
    Op het linker digitale scherm wordt 't-d' voor de Down-Slope weergegeven.
    BELANGRIJK! De Down-Slope tdown wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
    • 2-taktbedrijf,
    • 4-taktbedrijf,
    • als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
    Eindstroom IE
    voor het TIG-lassen
    Pulsen *)
    pulsfrequentie voor het TIG-lassen
    Hechten *)
    tijdsduur van de gepulste lasstroom
    *)
    De parameters Pulsen en Hechten worden alleen weergegeven als de Setup-parameter Ptd - Pulse-TAC-Display op 'on' is ingesteld.
    (11)
    Stelwiel met draai-/drukfunctie
    voor het selecteren van elementen, het instellen van waarden en het scrollen in lijsten
    (12)
    Toets Gascontrole
    voor het instellen van de benodigde hoeveelheid beschermgas op de drukverminderaar
    Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt 30 seconden lang beschermgas naar buiten. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken of door een lasproces te starten.
    1. Bedieningselementen en aansluitingen

    Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten

    Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten

    (1)
    Bedieningspaneel
    (2)
    (-)-stroombus met geïntegreerde gasaansluiting
    voor het aansluiten:
    van de TIG-lasbrander
    van de elektrodekabel bij het elektrodelassen
    (3)
    Aansluiting TMC (TIG Multi Connector)
    voor het aansluiten van de stuurstekker van de TIG-lasbrander
    voor het aansluiten van voet-afstandsbedieningen
    voor het aansluiten van afstandsbedieningen bij het elektrodelassen
    (4)
    (+)-stroombus met bajonetsluiting
    voor het aansluiten van de aardleiding
    (5)
    Draagriem
    (6)
    Kabelriem
    voor opname van netkabel en laskabels
    BELANGRIJK! De kabelriem niet gebruiken voor transport van het apparaat!
    (7)
    Netschakelaar
    (8)
    Netkabel met trekontlasting
    bij MV-apparaten: netkabel om aan te sluiten
    (zie 'Netkabel aansluiten' op pagina (→))
    (9)
    Luchtfilter
    (10)
    Aansluiting beschermgas
    1. Bedieningselementen en aansluitingen
    2. Aansluitingen, schakelaars en mechanische componenten

    Bedieningselementen, aansluitingen en mechanische componenten

    (1)
    Bedieningspaneel
    (2)
    (-)-stroombus met geïntegreerde gasaansluiting
    voor het aansluiten:
    van de TIG-lasbrander
    van de elektrodekabel bij het elektrodelassen
    (3)
    Aansluiting TMC (TIG Multi Connector)
    voor het aansluiten van de stuurstekker van de TIG-lasbrander
    voor het aansluiten van voet-afstandsbedieningen
    voor het aansluiten van afstandsbedieningen bij het elektrodelassen
    (4)
    (+)-stroombus met bajonetsluiting
    voor het aansluiten van de aardleiding
    (5)
    Draagriem
    (6)
    Kabelriem
    voor opname van netkabel en laskabels
    BELANGRIJK! De kabelriem niet gebruiken voor transport van het apparaat!
    (7)
    Netschakelaar
    (8)
    Netkabel met trekontlasting
    bij MV-apparaten: netkabel om aan te sluiten
    (zie 'Netkabel aansluiten' op pagina (→))
    (9)
    Luchtfilter
    (10)
    Aansluiting beschermgas

    Installatie en ingebruikneming

    Minimale uitrusting voor het lassen

    Algemeen

    Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de stroombron te werken.
    Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.

    1. Installatie en ingebruikneming

    Minimale uitrusting voor het lassen

    Algemeen

    Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de stroombron te werken.
    Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Minimale uitrusting voor het lassen

    Algemeen

    Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de stroombron te werken.
    Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Minimale uitrusting voor het lassen

    TIG-DC-lassen

    • Stroombron
    • Aardkabel
    • TIG-lasbrander met of zonder wipschakelaar
    • Gasaansluiting (beschermgasvoeding)
    • Toevoegmateriaal (afhankelijk van de toepassing)
    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Minimale uitrusting voor het lassen

    Elektrodelassen

    • Stroombron
    • Aardkabel
    • Elektrodehouder
    • Staafelektrode (afhankelijk van de toepassing)
    1. Installatie en ingebruikneming

    Voor installatie en ingebruikneming

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Voor installatie en ingebruikneming

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Voor installatie en ingebruikneming

    Gebruik overeenkomstig de bedoeling

    De stroombron is uitsluitend bestemd voor TIG-lassen en elektrodelassen.
    Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
    Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.

    Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
    • het naleven van alle aanwijzingen in de bedieningshandleiding
    • het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Voor installatie en ingebruikneming

    Vereisten aan de installatielocatie

    Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 23. Dit betekent:
    • bescherming tegen het binnendringen van vaste vreemde lichamen groter dan Ø 12,5 mm (0.49 inch)
    • bescherming tegen sproeiwater tot een hoek van 60° ten opzichte van de verticale positie

    Conform beschermingsklasse IP 23 kan het apparaat in de buitenlucht worden opgesteld en gebruikt.
    Direct binnendringend vocht (bijv. door regen) moet echter worden vermeden.

    GEVAAR!

    Omkiepende of van de muur vallende apparaten kunnen tot levensgevaarlijk letsel leiden.

    Apparaten stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.

    Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Elektrisch geleidend stof (dat bijvoorbeeld bij het slijpen ontstaat) mag niet rechtstreeks het apparaat worden ingezogen.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Voor installatie en ingebruikneming

    Netaansluiting

    De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. Is de netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moeten deze volgens de nationale normen gemonteerd worden. De beveiliging van de netvoedingskabel vindt u in de technische gegevens.

    VOORZICHTIG!

    Gevaar door elektrische installatie met onvoldoende elektrische capaciteit.

    Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.

    De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de aanwezige stroomvoorziening worden aangelegd.
    De technische gegevens op het kenplaatje zijn van toepassing.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Voor installatie en ingebruikneming

    Generatormodus

    De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.

    Voor de dimensionering van het vereiste generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron vereist.

    Het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron kan als volgt worden berekend:
    S1max = I1max x U1

    I1max en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens

    Het benodigde schijnbare vermogen van de generator SGEN kan aan de hand van de volgende formule worden berekend:
    SGEN = S1max x 1,35

    Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden gebruikt.

    BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator SGEN mag niet kleiner zijn dan het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron!

    Er bij het gebruik van éénfasige apparaten op driefasige generatoren rekening mee houden dat het aangegeven schijnbare vermogen van de generator vaak slechts als geheel via alle drie de fases van de generator ter beschikking zal staan. Eventuele extra informatie over het éénfasige vermogen van de generator kan via de fabrikant van de generator worden verkregen.

    OPMERKING!

    De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.

    De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf ‘Technische gegevens’.

    1. Installatie en ingebruikneming

    Netkabel aansluiten

    Algemeen

    Als stroombronnen zonder gemonteerde netkabel worden geleverd, dan moet voor inbedrijfname een bij de aansluitspanning passende netkabel in de stroombron worden gestoken.
    De netkabel wordt meegeleverd met de stroombron.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Netkabel aansluiten

    Algemeen

    Als stroombronnen zonder gemonteerde netkabel worden geleverd, dan moet voor inbedrijfname een bij de aansluitspanning passende netkabel in de stroombron worden gestoken.
    De netkabel wordt meegeleverd met de stroombron.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Netkabel aansluiten

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Netkabel aansluiten

    Netkabel aansluiten

    1Netkabel aansluiten:
    • Netkabel erin steken
    • Netkabel 45° naar rechts draaien tot de vergrendeling hoorbaar ineensluit

    BELANGRIJK! Als de stroombron met een netkabel zonder netstekker is uitgerust, mag de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet alleen met inachtneming van nationale richtlijnen en door geschoold vakpersoneel worden uitgevoerd.

    1. Installatie en ingebruikneming

    Inbedrijfstelling

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    GEVAAR!

    Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.

    Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

    Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Inbedrijfstelling

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    GEVAAR!

    Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.

    Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

    Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.

    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Inbedrijfstelling

    Algemeen

    Het in gebruik nemen van de stroombron wordt beschreven aan de hand van een standaardconfiguratie voor het voornaamste gebruiksgebied: TIG-lassen.

    De standaardconfiguratie bestaat uit de volgende systeemcomponenten:

    • Stroombron
    • TIG-handlasbrander
    • Drukverminderaar
    • Gasfles
    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Inbedrijfstelling

    Gasfles aansluiten

    GEVAAR!

    Gevaar door omvallende gasflessen.

    Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

    Gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen. Gasflessen tegen omvallen beveiligen.

    De veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant opvolgen.

    1
    2
    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Inbedrijfstelling

    Lastoorts op stroombron aansluiten

    OPMERKING!

    Voor de stroombronnen TransTig geen zuivere wolfraamelektroden gebruiken (herkenningskleur: groen).

    1Lastoorts volgens de gebruiksaanwijzing van de lastoorts uitrusten
    2
    3
    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Inbedrijfstelling

    Aardeverbinding met het werkstuk maken

    1
    1. Installatie en ingebruikneming
    2. Inbedrijfstelling

    Lascircuitweerstand 'r' vaststellen

    BELANGRIJK! Voor een optimaal lasresultaat bepaalt u de lascircuitweerstand ' r ' voordat u met lassen begint.

    De lascircuitweerstand ' r ' moet ook worden bepaald als een van de volgende componenten van het lasapparaat wordt gewijzigd:

    • Lastoorts-slangenpakketten
    • Lastoorts
    • Aardkabel

    Meer informatie over het bepalen van de lascircuitweerstand in het 2nd TIG-menu (zie pagina (→)).

    Laswerkzaamheid

    TIG-bedrijfsmodi

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door onjuiste bediening.

    Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.

    Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gelezen en begrepen.

    Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!

    Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.

    1. Laswerkzaamheid

    TIG-bedrijfsmodi

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door onjuiste bediening.

    Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.

    Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gelezen en begrepen.

    Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!

    Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.

    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-bedrijfsmodi

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door onjuiste bediening.

    Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.

    Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gelezen en begrepen.

    Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!

    Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.

    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-bedrijfsmodi

    Symbolen en toelichting

    Toortsknop naar achteren trekken en vasthouden | toortsknop loslaten | toortsknop kort terugtrekken (< 0,5 s)
    Toortsknop indrukken en vasthouden | toortsknop loslaten
    IS
    Startstroomfase: voorzichtig opwarmen met lage lasstroom, zodat het toevoegmateriaal correct gepositioneerd kan worden
    tS
    Duur van de startstroom
    tup
    Up-Slope Phase: voortdurende verhoging van de startstroom naar de hoofdstroom (lasstroom) I1
    I1
    Hoofdstroomfase (lasstroomfase): gelijkmatige temperatuuraanvoer in het basismateriaal, dat door warmte vooraf is verhit
    I2
    Reductiestroomfase: tussentijdse verlaging van de lasstroom ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal
    tdown
    Down-Slope Phase: voortdurende verlaging van de lasstroom naar de eindkraterstroom
    IE
    Eindstroomfase: ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal door warmtestuwing bij het laseinde. Het uitzakken van de lasnaad wordt verhinderd.
    tE
    Duur van de eindstroom
    SPt
    Puntlastijd
    GPr
    Voorstroomtijd gas
    GPo
    Nastroomtijd gas
    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-bedrijfsmodi

    2-taktbedrijf

    • Lassen: Brandertoets terugtrekken en vasthouden
    • Laseinde: Brandertoets loslaten
    2-taktbedrijf

    Voor het 2-taktbedrijf kan in het Setup-menu een startstroomtijd (t-S) en een eindstroomtijd (t-E) worden ingesteld.

    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-bedrijfsmodi

    4-taktbedrijf

    • Lasstart met startstroom IS: Brandertoets terugtrekken en vasthouden
    • Lassen met hoofdstroom I1: Brandertoets loslaten
    • Verlagen naar eindstroom IE: Brandertoets terugtrekken en vasthouden
    • Laseinde: Brandertoets loslaten
    4-taktbedrijf

    *) Tussentijdse verlaging

    Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom naar een ingestelde reductiestroom I-2  verlaagd.

    • Om de tussentijdse verlaging te activeren, moet u de brandertoets vooraf indrukken en vasthouden
    • Om de hoofdstroom weer te gebruiken, laat u de brandertoets los
    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-bedrijfsmodi

    Puntlassen

    Als voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2-taktbedrijf overeen met de bedrijfsmodus Puntlassen. De speciale weergave Puntlassen op het bedieningspaneel licht op.

    • Lassen: brandertoets kort terugtrekken
      De lasduur komt overeen met de waarde die bij de Setup-parameter SPt is ingevoerd.
    • Voortijdig beëindigen van de lasprocedure: Brandertoets opnieuw terugtrekken

    Bij gebruik van een voet-afstandsbediening begint de puntlastijd bij het inschakelen van de voet-afstandsbediening. Het vermogen is met de voet-afstandsbediening niet te reguleren.

    1. Laswerkzaamheid

    TIG-lassen

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-lassen

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-lassen

    Voorbereiding

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Zodra de schakelaar in de 'I'-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelektrode van de lasbrander.

    Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).

    1
    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-lassen

    TIG-lassen

    1Door het indrukken van de toets Bedrijfsmodus de gewenste TIG-bedrijfsmodus selecteren:
    2Het stelwiel indrukken
    In het overzicht Lasparameters lichten de bijbehorende lasparameters met ca. 50% op, het segment van de momenteel geselecteerde lasparameter licht met 100 % op.
    3Aan het stelwiel draaien en de in te stellen lasparameter kiezen (het segment dat bij de lasparameter in het overzicht Lasparameters hoort, licht op)
    4Het stelwiel indrukken
    5Aan het stelwiel draaien en de waarde van de geselecteerde lasparameter veranderen
    6Het stelwiel indrukken om de waarde van de lasparameter over te nemen
    7Stel indien nodig meer parameters in het Setup-menu in
    (details zijn terug te vinden in het hoofdstuk Setup-instellingen vanaf pagina (→))
    8Gasflesventiel openen
    9De hoeveelheid beschermgas instellen:
    Toets Gascontrole indrukken
    De test-gasstroom duurt hoogstens 30 seconden. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken.
    De stelschroef aan de onderkant van de drukverminderaar aandraaien totdat de manometer de gewenste gashoeveelheid aangeeft

    OPMERKING!

    In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen.

    Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.

    10Met lassen beginnen (lichtboog ontsteken)
    1. Laswerkzaamheid
    2. TIG-lassen

    Lasparameters

    IS
    Startstroom
    1 - 200% van hoofdstroom I1
    Fabrieksinstelling 35%
    tup
    Up-slope
    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 0,5 s
    BELANGRIJK! De Up-Slope tup wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
    • 2-taktbedrijf,
    • 4-taktbedrijf,
    • als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
    • als een voet-afstandsbediening is aangesloten.
    I1
    Hoofdstroom
    10 - 170 A ... TT 170
    10 - 210 A ... TT 210
    Fabrieksinstelling: 100 A
    I2
    Reductiestroom (alleen bij het 4-taktbedrijf)
    1 - 200% (van hoofdstroom I1)
    Fabrieksinstelling: 50%
    tdown
    Down-slope
    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 1,0 s
    BELANGRIJK! De Down-Slope tdown wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
    • 2-taktbedrijf,
    • 4-taktbedrijf,
    • als de Setup-parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld,
    IE
    Eindstroom
    1 - 100% (van hoofdstroom I1)
    Fabrieksinstelling: 30%
      Pulsen *
    F-P (pulsfrequentie)
    off / 0,2 - 990 Hz
    Fabrieksinstelling: off
      Hechten *
    tijdsduur van de gepulste lasstroom
    off / 0,1 - 9,9 s / on
    Fabrieksinstelling: off
    *
    De parameters Pulsen en Hechten worden alleen weergegeven als de Setup-parameter Ptd - Pulse-TAC-Display op 'on' is ingesteld.
    1. Laswerkzaamheid

    Lichtboog ontsteken

    Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie
    (HF-ontsteken)

    VOORZICHTIG!

    Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok

    Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.

    Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!

    Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!

    Niet in een vochtige of natte omgeving werken!

    Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!

    HF-ontsteken is geactiveerd als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld.
    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op.

    Vergeleken met het ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.

    Procedure voor HF-ontsteken:

    1Gasbuis op de ontstekingsplek opstellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 - 1/8 inch) afstand bestaat.
    2Helling van de toorts verhogen en toortstoets volgens de geselecteerde bedrijfsmodus bedienen

    De lichtboog ontsteekt zonder dat het werkstuk wordt aangeraakt.

    3Toorts in normale positie houden
    4Beginnen met lassen
    1. Laswerkzaamheid
    2. Lichtboog ontsteken

    Lichtboog ontsteken door middel van hoogfrequentie
    (HF-ontsteken)

    VOORZICHTIG!

    Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok

    Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.

    Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!

    Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!

    Niet in een vochtige of natte omgeving werken!

    Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!

    HF-ontsteken is geactiveerd als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld.
    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op.

    Vergeleken met het ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.

    Procedure voor HF-ontsteken:

    1Gasbuis op de ontstekingsplek opstellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 - 1/8 inch) afstand bestaat.
    2Helling van de toorts verhogen en toortstoets volgens de geselecteerde bedrijfsmodus bedienen

    De lichtboog ontsteekt zonder dat het werkstuk wordt aangeraakt.

    3Toorts in normale positie houden
    4Beginnen met lassen
    1. Laswerkzaamheid
    2. Lichtboog ontsteken

    Aanraakontsteking voor lasbranders met brandertoets

    Als de Setup-parameter IGn op 'OFF' is ingesteld, is HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.

    Procedure voor het ontsteken van de lichtboog d.m.v. aanraking voor lasbranders met brandertoets:

    1Gasbuis op de ontstekingsplek opstellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand bestaat
    2Brandertoets bedienen

    Beschermgas stroomt uit

    3Lasbrander langzaam oprichten tot de wolfraamelektrode het werkstuk aanraakt
    4Lasbrander optillen en in de normale positie draaien

    De lichtboog ontsteekt.

    5Beginnen met lassen
    1. Laswerkzaamheid
    2. Lichtboog ontsteken

    Aanraakontsteking voor lasbranders zonder brandertoets

    Als de Setup-parameter IGn op 'oFF' is ingesteld, is HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.

    De Setup-parameter Tri moet op 'oFF' zijn ingesteld.

    Procedure voor het ontsteken van de lichtboog d.m.v. aanraking voor lasbranders zonder brandertoets:

    1Gasbuis op de ontstekingsplek opstellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand bestaat
    2Gasafsluiter bedienen

    Beschermgas stroomt uit

    3Lasbrander langzaam oprichten tot de wolfraamelektrode het werkstuk aanraakt
    4Lasbrander optillen en in de normale positie draaien

    De lichtboog ontsteekt.

    5Beginnen met lassen
    1. Laswerkzaamheid
    2. Lichtboog ontsteken

    Lichtboog ontsteken door hoogfrequent aanraken
    (Touch-HF)

    VOORZICHTIG!

    Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok

    Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.

    Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!

    Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!

    Niet in een vochtige of natte omgeving werken!

    Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!

    Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.

    1. Laswerkzaamheid
    2. Lichtboog ontsteken

    Overbelasting van de wolfraamelektrode

    Bij overbelasting van de wolfraamelektrode licht de weergave 'Elektrode overbelast' op het bedieningspaneel op.

    Mogelijke oorzaken van overbelasting van de wolfraamelektrode:

    • De wolfraamelektrode heeft een te kleine diameter
    • De hoofdstroom I1 is op een te hoge waarde ingesteld

    Remedie:

    • Wolfraamelektrode met grotere diameter gebruiken
      (in dit geval moet ook de waarde van de Setup-parameter ELd aan de nieuwe elektrodediameter worden aangepast)
    • De hoofdstroom reduceren

    BELANGRIJK! De weergave 'Elektrode overbelast' is afgestemd op elektroden met cerium. Voor alle andere typen elektroden geldt de weergave 'Elektrode overbelast' als richtwaarde.

    1. Laswerkzaamheid
    2. Lichtboog ontsteken

    Laseinde

    1Het lassen afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus beëindigen door de brandertoets los te laten
    2Op de ingestelde gas-nastroom wachten. Lasbrander in positie boven het einde van de lasnaad houden.

    Voor lasbranders met of zonder brandertoets staat voor het beëindigen van het lasproces bovendien de functie TIG Comfort Stop (CSS) ter beschikking.
    De functie wordt in het Setup-menu TIG - Niveau 2 ingesteld (zie pagina (→)).

    1. Laswerkzaamheid

    Speciale functies

    Functie Controle afgebroken lichtboog

    Als de lichtboog wordt afgebroken en er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen geleiding tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode "no | Arc".

    Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.

    Het instellen van de Setup-parameter Controle afgebroken lichtboog (Arc) wordt beschreven in het gedeelte "Setup-menu - Niveau 2".

    1. Laswerkzaamheid
    2. Speciale functies

    Functie Controle afgebroken lichtboog

    Als de lichtboog wordt afgebroken en er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen geleiding tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode "no | Arc".

    Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.

    Het instellen van de Setup-parameter Controle afgebroken lichtboog (Arc) wordt beschreven in het gedeelte "Setup-menu - Niveau 2".

    1. Laswerkzaamheid
    2. Speciale functies

    Functie Ignition time-out

    De stroombron beschikt over de functie Ignition time-out.

    Als er op de brandertoets wordt gedrukt, begint de gasvoorstroom meteen. Vervolgens wordt er begonnen met de ontstekingsprocedure. Als er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen lichtboog tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode 'no | IGn'.

    Om het opnieuw te proberen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.

    Het instellen van de parameter Ignition time-out (ito) wordt beschreven in de paragraaf 'Setup-menu - Niveau 2'.

    1. Laswerkzaamheid
    2. Speciale functies

    TIG-pulsen

    De bij het begin van het lassen ingestelde lasstroom is niet altijd gunstig voor de volledige lasprocedure:

    • bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
    • bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.

    De functie TIG-pulsen (TIG-lassen met pulserende lasstroom) biedt uitkomst:
    een lagere grondstroom I-G stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere pulsstroom I1 en daalt volgens de ingestelde tijd dcY (Dutycycle) weer naar de grondstroom I-G.
    Bij het TIG-pulsen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plekken stollen ook snel weer.
    Bij handmatige toepassingen vindt bij het TIG-pulsen het toevoegen van de lasdraad plaats in de maximale-stroomfase (alleen mogelijk in het onderste frequentiegebied van 0,25 - 5 Hz). Hogere pulsfrequenties worden meestal in geautomatiseerde processen gebruikt en dienen hoofdzakelijk ter stabilisatie van de lichtboog.

    TIG-pulsen wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen of bij het lassen van dunne platen.

    Werking van het TIG-pulsen:

    TIG-pulsen - verloop van de lasstroom

    Verklaring van de tekens:

    IS
    Startstroom
    IE
    Eindstroom
    tup
    Up-slope
    tDown
    Down-slope
    F-P
    Pulsfrequentie *)
    dcY
    Duty cycle
    I-G
    Grondstroom
    I1
    Hoofdstroom

    *) (1/F-P = periode tussen twee impulsen)

    1. Laswerkzaamheid
    2. Speciale functies

    Hechtfunctie

    De stroombron beschikt over een hechtfunctie.

    Zodra er voor de Setup-parameter tAC (hechten) een tijdsduur wordt ingesteld, kan in de bedrijfsmodi 2-taktbedrijf en 4-taktbedrijf de hechtfunctie worden gebruikt. Het verloop van de bedrijfsmodi blijft ongewijzigd.
    Tijdens het lassen staat er een gepulste lasstroom tot uw beschikking die het in elkaar vloeien van het smeltbad bij het hechten van twee onderdelen optimaliseert.

    Werking van de hechtfunctie:

    Hechtfunctie - verloop van de lasstroom

    Verklaring van de tekens:

    tAC
    Duur van de gepulste lasstroom voor de hechtprocedure
    IS
    Startstroom
    IE
    Eindstroom
    tup
    Up-slope
    tDown
    Down-slope
    I1
    Hoofdstroom

    BELANGRIJK! Voor de gepulste lasstroom geldt het volgende:

    • De stroombron regelt de pulsparameters automatisch, afhankelijk van de ingestelde hoofdstroom I1.
    • Er hoeven geen pulsparameters te worden ingesteld.

    De gepulste lasstroom begint

    • na afloop van de startstroomfase IS
    • met de Up-Slope fase tup

    Afhankelijk van de ingestelde tAC-tijd kan de gepulste lasstroom tot en met de eindstroomfase IE aanhouden (Setup-parameter tAC op 'On').

    Na afloop van de tAC-tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast; eventueel ingestelde pulsparameters staan tot uw beschikking.

    BELANGRIJK! Om een gedefinieerde hechttijd in te stellen, kan de Setup-parameter tAC gecombineerd worden met de Setup-parameter SPt (Spotlastijd).

    1. Laswerkzaamheid

    Elektrode lassen

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Voorbereiding

    1Netschakelaar in stand - O - zetten
    2Netstekker uit het stopcontact halen
    3TIG-lasbrander demonteren
    4Aardkabel insteken en vergrendelen:
    • voor lassen met staafelektrode DC- in de (+)-stroombus
    • voor lassen met staafelektrode DC+ in de (-)-stroombus
    5Met het andere uiteinde van de aardkabel verbinding maken met het werkstuk
    6Elektrodekabel insteken en vergrendelen (naar rechts draaien):
    • voor lassen met staafelektrode DC- in de (-)-stroombus
    • voor lassen met staafelektrode DC+ in de (+)-stroombus
    7Netstekker in het stopcontact steken

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Zodra de netschakelaar in de stand 'I' is gezet, staat de staafelektrode in de elektrodehouder onder stroom.

    Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).

    8Netschakelaar in stand - I - zetten

    Alle weergaven op het bedieningspaneel lichten kort op.

    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Elektrodelassen

    1Door de toets Bedrijfsmodus in te drukken de bedrijfsmodus Elektrodelassen selecteren:
    BELANGRIJK! Als de bedrijfsmodus Elektrodelassen wordt geselecteerd, staat de lasspanning pas na een vertraging van 3 seconden tot uw beschikking.
    2Aan het stelwiel draaien om de lasstroom in te stellen
    De ingestelde waarde wordt meteen overgenomen.
    3Stel indien nodig meer parameters in het Setup-menu in
    (details zijn terug te vinden in het hoofdstuk Setup-instellingen vanaf pagina (→))

    OPMERKING!

    In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen.

    Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.

    4Met lassen beginnen
    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Elektrodelassen met CEL-elektroden

    BELANGRIJK! Voor het lassen van CEL-elektroden moet de Setup-parameter CEL op 'on' zijn ingesteld (zie ook pagina (→))!

    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Pulslassen

    Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.

    Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:
    • bij een te lage stroomsterkte wordt het materiaal niet genoeg versmolten,
    • bij oververhitting bestaat het gevaar dat het vloeibare smeltbad druppelt.

    Instelbereik: off, 0,2 - 990 Hz

    Werking:
    • Een lagere grondstroom I-G stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere pulsstroom I-P en daalt na de tijd Duty cycle dcY weer naar de grondstroom I-G.
    • Bij het pulslassen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plekken stollen ook snel weer.

    OPMERKING!

    De stroombron regelt de parameters Duty cycle dcY en grondstroom I-G overeenkomstig de ingestelde pulsfrequentie.

    Pulslassen - verloop van de lasstroom

    Instelbare parameters:

    F-P
    Pulsfrequentie (1/F-P = tijdsperiode tussen twee impulsen)
    -
    SoftStart / HotStart

    Niet-instelbare parameters:

    I-G
    Grondstroom
    dcY
    Duty cycle
    Pulslassen gebruiken:
    1Bedrijfsmodus Elektrodelassen selecteren
    2In het Setup-menu de parameter F-P op een waarde tussen 0,2 en 990 Hz instellen

    Op het bedieningspaneel van de stroombron licht de speciale weergave Pulsen op.
    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Startstroom > 100 % (Hotstart)

    Voordelen

    • Verbetering van de ontstekingseigenschappen, ook bij elektroden met slechte ontstekingseigenschappen
    • Beter opsmelten van het grondmateriaal in de startfase, daardoor weinig koude plekken
    • Vergaande vermijding van slakinsluitingen
    Voorbeeld voor een startstroom > 100% (Hotstart)

    Verklaring van de tekens:

    Hti
    Hot-current time = Hotstroom-tijd,
    0-2 s,
    Fabrieksinstelling 0,5 sec

    HCU
    Hot-start-current = Hotstart-stroom,
    0-200%,
    Fabrieksinstelling 150%

    I1
    Hoofdstroom = ingestelde lasstroom

    Werkingswijze
    Tijdens de ingestelde Hotstroom-tijd (Hti) wordt de lasstroom I1 naar de Hotstart-stroom HCU verhoogd.

    Het instellen van de beschikbare parameters wordt beschreven in de paragraaf 'Setup-menu' vanaf pagina (→).

    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Startstroom < 100 %
    (Soft-Start)

    Een startstroom < 100% (Soft-Start) is geschikt voor basische elektroden. De ontsteking vindt bij een lage lasstroom plaats. Zodra de lichtboog stabiel is, stijgt de lasstroom continu tot de ingestelde richtwaarde van de lasstroom.

    Voorbeeld voor een startstroom < 100% (Soft-Start)
    Voordelen:
    • Verbetering van de ontstekingseigenschappen van elektroden die bij een lage lasstroom ontsteken
    • Vergaande vermijding van slakinsluitingen
    • Minder lasspetters
    (1)
    Startstroom HCU
    (2)
    Startstroom-tijd Hti
    (3)
    Hoofdstroom I1

    De startstroom en startstroomtijd kunnen in het Setup-menu vanaf pagina (→) worden ingesteld.

    1. Laswerkzaamheid
    2. Elektrode lassen

    Functie Anti-stick

    Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.

    Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.

    De functie Anti-stick kan in het Setup-menu geactiveerd en gedeactiveerd worden, zie pagina (→).

    Instellingen setup

    Het Setup-menu

    Algemeen

    Het Setup-menu van de stroombron geeft eenvoudig toegang tot expertise en extra functies. In het Setup-menu kunt u de parameters eenvoudig aanpassen voor de verschillende taken.

    In het Setup-menu vindt u:

    • Setup-parameters met een rechtstreekse invloed op het lasproces,
    • Setup-parameters voor het vooraf instellen van de lasinrichting.
    1. Instellingen setup

    Het Setup-menu

    Algemeen

    Het Setup-menu van de stroombron geeft eenvoudig toegang tot expertise en extra functies. In het Setup-menu kunt u de parameters eenvoudig aanpassen voor de verschillende taken.

    In het Setup-menu vindt u:

    • Setup-parameters met een rechtstreekse invloed op het lasproces,
    • Setup-parameters voor het vooraf instellen van de lasinrichting.
    1. Instellingen setup
    2. Het Setup-menu

    Algemeen

    Het Setup-menu van de stroombron geeft eenvoudig toegang tot expertise en extra functies. In het Setup-menu kunt u de parameters eenvoudig aanpassen voor de verschillende taken.

    In het Setup-menu vindt u:

    • Setup-parameters met een rechtstreekse invloed op het lasproces,
    • Setup-parameters voor het vooraf instellen van de lasinrichting.
    1. Instellingen setup
    2. Het Setup-menu

    Het Setup-menu openen

    1De toets Bedrijfsmodus indrukken en vasthouden
    2Toets Gascontrole indrukken

    Afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus wordt het overeenkomstige Setup-menu weergegeven.

    3Om het Setup-menu te verlaten toets Bedrijfsmodus indrukken
    1. Instellingen setup
    2. Het Setup-menu

    Parameters wijzigen

    De parameters in het Setup-menu worden als volgt gewijzigd:

    1Aan het stelwiel draaien en de gewenste Setup-parameter kiezen
    2Stelwiel indrukken om de waarde van de Setup-parameter te wijzigen
    Op het linker digitale scherm wordt de parameter weergegeven, op het rechter digitale scherm wordt de momenteel ingestelde waarde van de parameter weergegeven.
    3Aan het stelwiel draaien en de waarde van de Setup-parameter veranderen
    4Stelwiel indrukken om de waarde van de Setup-parameter over te nemen
    1. Instellingen setup
    2. Het Setup-menu

    Overzicht

    Het Setup-menu wordt in de volgende paragrafen beschreven:

    • Setup-menu TIG
    • Setup-menu Staafelektrode
    1. Instellingen setup

    Setup-menu TIG

    Parameters in Setup-menu TIG

    In het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter beschikking:

    Elektrodediameter
    0,0 - 3,2 mm
    Fabrieksinstelling: 2,4 mm

    Puntlastijd / Intervallastijd
    off / 0,05 - 25 s
    Fabrieksinstelling: off

    Als er voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2-taktbedrijf overeen met de puntlasfunctie.

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Puntlassen op zolang er een waarde voor de puntlastijd wordt aangegeven.

    Interval-pauzetijd
    De parameter staat alleen ter beschikking bij het 2-taktbedrijf en als de parameter SPt is geactiveerd.

    off / 0,5 - 25 s
    Fabrieksinstelling: off

    Hechten
    Hechtfunctie - Tijdsduur van de gepulste lasstroom aan het begin van het hechtproces

    off / 0,1 - 9,9 s / on
    Fabrieksinstelling: off

    on
    De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hechtprocedure bestaan

    0,1 - 9,9 s
    De ingestelde tijd begint met de Up-Slope Phase. Na afloop van de ingestelde tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde pulsparameters staan ter beschikking.

    off
    Hechtfunctie uitgeschakeld

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Hechten op zolang er een waarde is ingesteld.

    Pulsfrequentie
    off / 0,2 - 990 Hz
    Fabrieksinstelling: off

    De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.

    Duty cycle
    Verhouding impulsduur tot grondstroomduur bij ingestelde pulsfrequentie

    10 - 90%
    Fabrieksinstelling: 50%

    Grondstroom
    0 - 100% (van hoofdstroom I1)
    Fabrieksinstelling:50%

    Startstroomtijd
    De startstroomtijd geeft de duur van de startstroomfase  aan.

    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: off

    BELANGRIJK! De startstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf, het puntlassen en het bedrijf met een voet-afstandsbediening.
    Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de startstroomfase  met behulp van de toortstoets bepaald.

    Eindstroomtijd
    De eindstroomtijd geeft de duur van de eindstroomfase aan.

    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: off

    BELANGRIJK! De eindstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf en het puntlassen. Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de eindstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald (paragraaf 'TIG-bedrijfsmodi').

    Gasvoorstroomtijd
    Duur van de gasvoorstroom

    0 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 0,4 s

    Gasnastroomtijd
    Duur van de gasnastroom

    0,2 - 25 s / Aut
    Fabrieksinstelling: Aut

    Gasspoelen
    off / 0,1 - 9,9 minuten
    Fabrieksinstelling: off

    Het voorspoelen van het beschermgas begint zodra er een waarde voor GPU is ingesteld.

    Uit veiligheidsoverwegingen is het voor een nieuwe start van het voorspoelen van het beschermgas noodzakelijk om opnieuw een waarde voor GPU in te stellen.

    BELANGRIJK! Het voorspoelen van beschermgas is vooral bij de vorming van condens na een langdurige stilstandtijd in de kou noodzakelijk. Dit geldt vooral voor lange slangenpakketten.

    Lasapparaat resetten
    No / YES / ALL
    Fabrieksinstelling: No

    YES:
    Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)

    ALL:
    Alle bedrijfsmodi worden gereset.

    linker weergave rechter weergave

    Setup-menu TIG - Niveau 2
    voor het instellen van de parameters

    • r (lascircuitweerstand)
    • Slope-Time 1 (alleen bij het 4-taktbedrijf)
    • Slope-Time 2 (alleen bij het 4-taktbedrijf)
    • Trigger
    • HF-ontsteking
    • Pulse-TAC-weergave
    • Ignition time-out
    • Monitoring lichtboog-afbreking
    • TIG Comfort-Stop - gevoeligheid Comfort-Stop
    • Afbreekspanning
    • Omschakeling naar hoofdstroom

    Setup-menu niveau 2
    voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie

    voor het instellen van de parameter Time shut down

    1. Instellingen setup
    2. Setup-menu TIG

    Parameters in Setup-menu TIG

    In het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter beschikking:

    Elektrodediameter
    0,0 - 3,2 mm
    Fabrieksinstelling: 2,4 mm

    Puntlastijd / Intervallastijd
    off / 0,05 - 25 s
    Fabrieksinstelling: off

    Als er voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2-taktbedrijf overeen met de puntlasfunctie.

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Puntlassen op zolang er een waarde voor de puntlastijd wordt aangegeven.

    Interval-pauzetijd
    De parameter staat alleen ter beschikking bij het 2-taktbedrijf en als de parameter SPt is geactiveerd.

    off / 0,5 - 25 s
    Fabrieksinstelling: off

    Hechten
    Hechtfunctie - Tijdsduur van de gepulste lasstroom aan het begin van het hechtproces

    off / 0,1 - 9,9 s / on
    Fabrieksinstelling: off

    on
    De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hechtprocedure bestaan

    0,1 - 9,9 s
    De ingestelde tijd begint met de Up-Slope Phase. Na afloop van de ingestelde tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde pulsparameters staan ter beschikking.

    off
    Hechtfunctie uitgeschakeld

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Hechten op zolang er een waarde is ingesteld.

    Pulsfrequentie
    off / 0,2 - 990 Hz
    Fabrieksinstelling: off

    De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.

    Duty cycle
    Verhouding impulsduur tot grondstroomduur bij ingestelde pulsfrequentie

    10 - 90%
    Fabrieksinstelling: 50%

    Grondstroom
    0 - 100% (van hoofdstroom I1)
    Fabrieksinstelling:50%

    Startstroomtijd
    De startstroomtijd geeft de duur van de startstroomfase  aan.

    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: off

    BELANGRIJK! De startstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf, het puntlassen en het bedrijf met een voet-afstandsbediening.
    Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de startstroomfase  met behulp van de toortstoets bepaald.

    Eindstroomtijd
    De eindstroomtijd geeft de duur van de eindstroomfase aan.

    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: off

    BELANGRIJK! De eindstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf en het puntlassen. Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de eindstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald (paragraaf 'TIG-bedrijfsmodi').

    Gasvoorstroomtijd
    Duur van de gasvoorstroom

    0 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 0,4 s

    Gasnastroomtijd
    Duur van de gasnastroom

    0,2 - 25 s / Aut
    Fabrieksinstelling: Aut

    Gasspoelen
    off / 0,1 - 9,9 minuten
    Fabrieksinstelling: off

    Het voorspoelen van het beschermgas begint zodra er een waarde voor GPU is ingesteld.

    Uit veiligheidsoverwegingen is het voor een nieuwe start van het voorspoelen van het beschermgas noodzakelijk om opnieuw een waarde voor GPU in te stellen.

    BELANGRIJK! Het voorspoelen van beschermgas is vooral bij de vorming van condens na een langdurige stilstandtijd in de kou noodzakelijk. Dit geldt vooral voor lange slangenpakketten.

    Lasapparaat resetten
    No / YES / ALL
    Fabrieksinstelling: No

    YES:
    Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)

    ALL:
    Alle bedrijfsmodi worden gereset.

    linker weergave rechter weergave

    Setup-menu TIG - Niveau 2
    voor het instellen van de parameters

    • r (lascircuitweerstand)
    • Slope-Time 1 (alleen bij het 4-taktbedrijf)
    • Slope-Time 2 (alleen bij het 4-taktbedrijf)
    • Trigger
    • HF-ontsteking
    • Pulse-TAC-weergave
    • Ignition time-out
    • Monitoring lichtboog-afbreking
    • TIG Comfort-Stop - gevoeligheid Comfort-Stop
    • Afbreekspanning
    • Omschakeling naar hoofdstroom

    Setup-menu niveau 2
    voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie

    voor het instellen van de parameter Time shut down

    1. Instellingen setup
    2. Setup-menu TIG

    Parameters in Setup-menu TIG - Niveau 2

    In het tweede niveau van het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter beschikking:

    Lascircuitweerstand
    voor het weergeven van de totale weerstand van lastoorts-slangenpakket, lastoorts, werkstuk en aardkabel

    BELANGRIJK! De massaverbinding en de plaatsing van de wolfraamelektrode moeten op een schoon werkstukoppervlak plaatsvinden.

    1Aardeverbinding maken
    2Selecteer 'r' en druk op het stelwiel

    De laatst gemeten waarde wordt op de rechterweergave weergegeven.
    3Wolfraamelektrode vol op het werkstukoppervlak zetten
    4Toortstoets of toets Gascontrole indrukken

    De waarde voor 'r' wordt bepaald, op de rechterweergave wordt 'run' weergegeven.
    Vervolgens wordt de huidige waarde voor 'r' in mOhm op de rechterweergave weergegeven.

    Als tijdens het bepalen van de lascircuitweerstand een fout optreedt, geeft de linkerweergave 'r' en de rechterweergave 'Err' weer.
    Door de toortstoets of de toets Gascontrole in te drukken, wordt de lascircuitweerstand opnieuw bepaald.

    In geval van fouten:

    • Lastoorts-slangenpakket, lastoorts en aardkabel op beschadigingen controleren
    • Aansluitingen en contacten controleren
    • Controleren of het werkstukoppervlak schoon is

    Slope-Time 1 (alleen in het 4-taktbedrijf beschikbaar)
    hellingstijd van hoofdstroom I1 naar reductiestroom I2

    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 0,5 s

    Slope-Time 2 (alleen in het 4-taktbedrijf beschikbaar)
    hellingstijd van reductiestroom I2 terug naar hoofdstroom I1

    off / 0,01 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 0,5 s

    Trigger
    Toortstoets Bedrijfsmodus

    off / on
    Fabrieksinstelling: on

    off
    Bedrijf met lastoorts zonder toortstoets;
    De HF-ontsteking is gedeactiveerd.

    on
    TIG-2-takt- of 4-taktbedrijf

    HF-ontsteking
    off / tHF / EHF / on
    Fabrieksinstelling: on

    off
    geen hoogfrequentie-ontsteken bij lasbegin - lasstart met behulp van ontsteking door aanraking

    tHF
    Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.

    EHF
    Start met extern ontsteekhulpmiddel, bijv. plasmalassen

    on
    HF-ontsteking is geactiveerd

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op zolang de parameter HF-ontsteking op 'on' is ingesteld.

    VOORZICHTIG!

    Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok

    Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.

    Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!

    Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!

    Niet in een vochtige of natte omgeving werken!

    Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!

    HF-ontstekingsvertragingstijd
    Tijd na aanraking van het werkstuk met de wolfraamelektrode, waarna een hoogfrequente ontsteking plaatsvindt.

    0,1 - 5,0 s
    Fabrieksinstelling: 1,0 s

    Pulse-TAC-Display
    off / on
    Fabrieksinstelling: on

    Met dit menu-item kunt u op het bedieningspaneel in het overzicht Lasparameters de parameters Pulsen en Hechten verbergen.

    Ignition time-out
    tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na mislukte ontsteking

    0,1 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 5 s

    Monitoring afgebroken lichtboog
    Tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na het afbreken van de lichtboog

    0,1 - 9,9 s
    Fabrieksinstelling: 1,0 s

    BELANGRIJK! Monitoring afgebroken lichtboog is een veiligheidsfunctie en kan niet worden gedeactiveerd.
    Meer informatie over de functie Monitoring afgebroken lichtboog vindt u in de paragraaf 'TIG-lassen' vanaf pagina (→).

    TIG Comfort Stop Sensibility - Comfort Stop-gevoeligheid
    De parameter is alleen beschikbaar als de parameter Trigger op 'off' is ingesteld.

    oFF / 0,6 - 3,5 V
    Fabrieksinstelling: 1,5 V

    Bij het beëindigen van de lashandeling volgt na een duidelijke verhoging van de lichtbooglengte een automatische uitschakeling van de lasstroom. Daardoor wordt verhinderd dat de lichtboog bij het omhoog tillen van de TIG-lastoorts onnodig in de lengte moet worden getrokken.

    Verloop:

    1Lassen
    2Bij het einde van het lassen de lastoorts kort optillen

    De lichtboog wordt duidelijk langer.
    3Lastoorts laten zakken
    • De lichtboog wordt duidelijk korter
    • De functie TIG Comfort Stop is geactiveerd
    4Hoogte van de lastoorts handhaven
    • De lasstroom wordt met een helling verminderd (Down-Slope).
    • De lichtboog gaat uit.
    BELANGRIJK! De Down-Slope is een vaste waarde en kan niet worden ingesteld.
    5 Lastoorts van werkstuk afnemen

    Afbreekspanning
    voor het instellen van een spanningswaarde waarbij de lasprocedure kan worden beëindigd door de TIG-lastoorts een beetje op te tillen.
    Hoe groter de waarde voor de afbreekspanning, des te hoger de lichtboog kan worden gehouden.

    De waarde voor de afbreekspanning wordt voor het 2-taktbedrijf, het 4-taktbedrijf en het bedrijf met een voet-afstandsbediening samen opgeslagen.
    Als de parameter tri (Trigger - toortstoets-bedrijfsmodus) op 'oFF' is ingesteld, wordt de waarde apart opgeslagen.

    10 - 45 V
    Fabrieksinstelling: 35 V (voor 2-taktbedrijf, 4-taktbedrijf en bedrijf met voet-afstandsbediening)
    Fabrieksinstelling: 25 V (voor het bedrijf Trigger = oFF)

    Omschakeling hoofdstroom
    on / off
    Fabrieksinstelling: on

    on
    Na de lasstart vindt er een automatische selectie van de hoofdstroom I1 plaats.
    De hoofdstroom I1 kan direct worden ingesteld.

    off
    Tijdens het lassen blijft de laatst geselecteerd parameter geselecteerd.
    De laatst geselecteerd parameter kan direct worden ingesteld.
    Er vindt geen automatische selectie van de parameter I1 plaats.

    1. Instellingen setup
    2. Setup-menu TIG

    Parameters in Setup-menu - Niveau 2

    In het tweede niveau van het Setup-menu staan de volgende parameters ter beschikking:

    System active time
    Voor het weergeven van de lasduur (de gelaste tijd)

    De volledige lasduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien.
    Weergave in u / min. / sec.

    System on-time
    Voor het weergeven van de bedrijfsduur (begint te tellen zodra het apparaat wordt ingeschakeld)

    De volledige bedrijfsduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien.
    Weergave in u / min. / sec.

    Zekering
    Voor het weergeven / instellen van de gebruikte zekering

    bij 230 V: 10, 13, 16 A / off *
    bij 120 V: 15, 16, 20 A / off *

    * alleen bij TT 170 MV / TT 210 MV

    Fabrieksinstelling:
    16 A bij een netspanning van 230 V
    16 A bij een netspanning van 120 V

    Als een zekering op de stroombron wordt ingesteld, begrenst de stroombron de stroom die van het stroomnetwerk wordt gehaald. Hierdoor wordt directe activering van de lijnbeveiligingsschakelaar verhinderd.

     

    Max. lasstroom afhankelijk van de ingestelde zekering
    Inschakelduur = 40%

     

     

    Apparaat

    Netspanning

    Zekering

    Max. lasstroom TIG

    Max. lasstroom elektrode

    TT 170

    TT 170 MV

    230 V

    10 A

    170 A

    125 A

     

    13 A

    170 A

    150 A

     

    16 A

    170 A

    150 A

     

    oFF *

    170 A

    150 A

     

    120 V **

    15 A

    130 A

    85 A

     

    16 A

    140 A

    95 A

     

    20 A *

    140 A

    100 A

     

    oFF *

    140 A

    100 A

     

    TT 210

    TT 210 MV

    230 V

    10 A

    180 A

    125 A

     

    13 A

    200 A

    150 A

     

    16 A

    210 A

    150 A

     

    oFF *

    210 A

    150 A

     

    120 V **

    15 A

    130 A

    85 A

     

    16 A

    140 A

    95 A

     

    20 A *

    170 A

    120 A

     

    oFF *

    170 A

    120 A

     

     

     

     

     

     

    *
    alleen bij TT 170 MV / TT 210 MV
    **
    bij het 120V-elektriciteitsnet kan al naar gelang de karakteristieken van de activering van de gebruikte lijnbeveiligingsschakelaar de volledige inschakelduur van 40% niet worden behaald (bijvoorbeeld USA Circuit breaker type CH .15% ID).

    Softwareversie
    Het volledige versienummer van de huidige software is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien.

    Automatische uitschakeling
    off / 5 - 60 minuten
    Fabrieksinstelling: off

    Als het apparaat voor de ingestelde duur niet wordt gebruikt, schakelt het zelfstandig naar de stand-bymodus.
    Door op een toets op het bedieningspaneel te drukken, wordt deze toestand beëindigd - het apparaat is weer gereed om te lassen.

    1. Instellingen setup

    Setup-menu Staafelektrode

    Parameters in het Setup-menu Staafelektrode

    In het Setup-menu Staafelektrode staan de volgende parameters ter beschikking:

    Hotstart-stroom
    1 - 200%
    Fabrieksinstelling: 130%

    Startstroomduur
    0,1 - 2,0 s
    Fabrieksinstelling: 0,5 s

    Startaanloop
    voor het activeren/deactiveren van de startaanloop voor het ontstekingsverloop bij het elektrodelassen

    on / off
    Fabrieksinstelling: on (geactiveerd)

    Pulsfrequentie
    voor het pulslassen met staafelektroden

    off / 0,2 - 990 Hz
    Fabrieksinstelling: off

    De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.

    Anti-stick
    on / off
    Fabrieksinstelling: on

    Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.

    Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.

    CEL-modus
    on / off
    Fabrieksinstelling: off

    Voor het lassen van CEL-elektroden moet de parameter CEL op 'on' zijn ingesteld.

    Dynamiekcorrectie
    voor het optimaliseren van het lasresultaat

    0 - 100
    Fabrieksinstelling: 20

    0
    zwakke en spatarme lichtboog

    100
    hardere en stabielere lichtboog

    Op het moment van de druppelovergang of bij het ontstaan van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats. Om een stabiele lichtboog te verkrijgen, wordt de lasstroom tijdelijk verhoogd. Als de staafelektrode in het smeltbad dreigt te zinken, verhindert deze maatregel het stollen van het smeltbad en een langere kortsluiting van de lichtboog. Een vastzittende staafelektrode is hierdoor vrijwel onmogelijk.

    Afbreekspanning
    Begrenzing van de lasspanning

    25 - 90 V
    Fabrieksinstelling: 45 V

    In principe is de lichtbooglengte afhankelijk van de lasspanning. Om het lassen te beëindigen, moet de staafelektrode doorgaans duidelijk worden opgetild. Met de parameter 'Uco' kan de lasspanning worden begrensd tot een waarde die het mogelijk maakt het lassen te beëindigen door de elektrode slechts licht optillen.

    BELANGRIJK! Als tijdens het lassen de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd, stelt u de parameter 'Afbreekspanning' op een hogere waarde in.

    Lasapparaat resetten
    No / YES / ALL
    Fabrieksinstelling: No

    YES:
    Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)

    ALL:
    Alle bedrijfsmodi worden gereset.

    Setup-menu niveau 2
    voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie

    voor het instellen van de parameter Time shut down

    Zie voor meer informatie over het Setup-menu - Niveau 2 pagina (→)!

     

     

     

     

    1. Instellingen setup
    2. Setup-menu Staafelektrode

    Parameters in het Setup-menu Staafelektrode

    In het Setup-menu Staafelektrode staan de volgende parameters ter beschikking:

    Hotstart-stroom
    1 - 200%
    Fabrieksinstelling: 130%

    Startstroomduur
    0,1 - 2,0 s
    Fabrieksinstelling: 0,5 s

    Startaanloop
    voor het activeren/deactiveren van de startaanloop voor het ontstekingsverloop bij het elektrodelassen

    on / off
    Fabrieksinstelling: on (geactiveerd)

    Pulsfrequentie
    voor het pulslassen met staafelektroden

    off / 0,2 - 990 Hz
    Fabrieksinstelling: off

    De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.

    Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.

    Anti-stick
    on / off
    Fabrieksinstelling: on

    Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.

    Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.

    CEL-modus
    on / off
    Fabrieksinstelling: off

    Voor het lassen van CEL-elektroden moet de parameter CEL op 'on' zijn ingesteld.

    Dynamiekcorrectie
    voor het optimaliseren van het lasresultaat

    0 - 100
    Fabrieksinstelling: 20

    0
    zwakke en spatarme lichtboog

    100
    hardere en stabielere lichtboog

    Op het moment van de druppelovergang of bij het ontstaan van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats. Om een stabiele lichtboog te verkrijgen, wordt de lasstroom tijdelijk verhoogd. Als de staafelektrode in het smeltbad dreigt te zinken, verhindert deze maatregel het stollen van het smeltbad en een langere kortsluiting van de lichtboog. Een vastzittende staafelektrode is hierdoor vrijwel onmogelijk.

    Afbreekspanning
    Begrenzing van de lasspanning

    25 - 90 V
    Fabrieksinstelling: 45 V

    In principe is de lichtbooglengte afhankelijk van de lasspanning. Om het lassen te beëindigen, moet de staafelektrode doorgaans duidelijk worden opgetild. Met de parameter 'Uco' kan de lasspanning worden begrensd tot een waarde die het mogelijk maakt het lassen te beëindigen door de elektrode slechts licht optillen.

    BELANGRIJK! Als tijdens het lassen de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd, stelt u de parameter 'Afbreekspanning' op een hogere waarde in.

    Lasapparaat resetten
    No / YES / ALL
    Fabrieksinstelling: No

    YES:
    Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)

    ALL:
    Alle bedrijfsmodi worden gereset.

    Setup-menu niveau 2
    voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie

    voor het instellen van de parameter Time shut down

    Zie voor meer informatie over het Setup-menu - Niveau 2 pagina (→)!

     

     

     

     

    Storingen opheffen en onderhoud

    Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Algemeen

    De stroombron is uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem; van het gebruik van smeltzekeringen kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een storing kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smeltzekeringen hoeven te worden vervangen.

    1. Storingen opheffen en onderhoud

    Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Algemeen

    De stroombron is uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem; van het gebruik van smeltzekeringen kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een storing kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smeltzekeringen hoeven te worden vervangen.

    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Algemeen

    De stroombron is uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem; van het gebruik van smeltzekeringen kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een storing kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smeltzekeringen hoeven te worden vervangen.

    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    GEVAAR!

    Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.

    De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.

    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Weergegeven storingen

    Te hoge temperatuur
    Op het display wordt 'hot' weergegeven
    Oorzaak:bedrijfstemperatuur te hoog
    Oplossing:apparaat laten afkoelen (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het apparaat)
    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Servicemeldingen

    Als de linkerweergave 'Err' en de rechterweergave een foutnummer weergeeft, dan gaat het om een interne servicecode van de stroombron.

    Bijvoorbeeld:

    er kunnen ook meerdere foutcodes aanwezig zijn. Deze verschijnen als aan het stelwiel wordt gedraaid.

    U wordt verzocht om alle getoonde foutcodes, het serienummer en de configuratie van de stroombron te noteren en met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op te nemen met de servicedienst.

    Err | 1-3 / 11 / 15 / 21 / 33-35 / 37-40 / 42-44 / 46-52
    Oorzaak:Fout in vermogensfasedeel
    Oplossing:Contact opnemen met de servicedienst
    Err | 4
    Oorzaak:Nullastspanning wordt niet behaald:
    Elektrode ligt op het werkstuk / hardware-fout
    Oplossing:Elektrodehouder van het werkstuk halen. Contact opnemen met de servicedienst als de servicecode blijvend wordt weergegeven
    Err | 5 / 6 / 12 / 14
    Oorzaak:Systeemstart mislukt
    Oplossing:Apparaat uit- en inschakelen. Contact opnemen met de servicedienst als het probleem blijft bestaan
    Err | 10
    Oorzaak:Overspanning stroombus (> 113 VDC)
    Oplossing:Contact opnemen met de servicedienst
    Err | 16 / 17 / 18
    Oorzaak:Opslagfout
    Oplossing:Contact opnemen met de servicedienst;
    Err 16: het instelwieltje indrukken om de servicemelding af te sluiten

    OPMERKING!

    Bij standaard apparaatvarianten heeft het afsluiten van de servicemelding geen invloed op de functie-omvang van de stroombron.

    Bij alle andere apparaatvarianten (TIG, ...) is de functie-omvang van de stroombron na het afsluiten van de melding slechts beperkt - neem contact op met de servicedienst om de volledige functie-omvang weer te kunnen gebruiken.

    Err | 19
    Oorzaak:Te hoge of te lage temperatuur
    Oplossing:Apparaat bij toegestane omgevingstemperaturen gebruiken. Zie voor meer informatie over omgevingsvoorwaarden 'Omgevingsvoorwaarden' in de paragraaf 'Veiligheidsvoorschriften'
    Err | 20
    Oorzaak:gebruik van het apparaat niet overeenkomstig de bedoeling
    Oplossing:Het apparaat overeenkomstig de bedoeling gebruiken
    Err | 22
    Oorzaak:Ingestelde lasstroom te hoog
    Oplossing:Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld; lagere lasstroom instellen
    Err | 37
    Oorzaak:Netspanning te hoog
    Oplossing:Netstekker direct loskoppelen; controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt
    Err | 36 / 41 / 45
    Oorzaak:Netspanning buiten tolerantiewaarden of stroomnetwerk te weinig belastbaar
    Oplossing:Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld;
    Err | 65-75
    Oorzaak:communicatiefout met het display
    Oplossing:apparaat uit- en inschakelen / als het probleem blijft bestaan contact opnemen met de servicedienst
    r | Err
    Oorzaak:Fout bij het bepalen van de lascircuitweerstand
    Oplossing:Lastoorts-slangenpakket, lastoorts en aardkabel op beschadigingen controleren;
    Aansluitingen en contacten controleren;
    Controleren of het werkstukoppervlak schoon is.

    Meer informatie over het bepalen van de lascircuitweerstand in het 2nd TIG-menu (zie pagina (→)).
    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Geen functie

    Apparaat kan niet worden ingeschakeld
    Oorzaak:Netschakelaar defect
    Oplossing:Contact opnemen met de servicedienst
    geen lasstroom
    Stroombron ingeschakeld, weergave voor geselecteerde methode brandt
    Oorzaak:Laskabelverbinding onderbroken
    Oplossing:Laskabelverbinding correct herstellen
    Oorzaak:slechte of geen aarde
    Oplossing:Verbinding met het werkstuk maken
    Oorzaak:Stroomkabel in lasbrander of elektrodehouder onderbroken
    Oplossing:Lasbrander of elektrodehouder vervangen
    Geen lasstroom
    Apparaat ingeschakeld, weergave voor geselecteerde methode brandt, weergave ‘Te hoge temperatuur’ brandt
    Oorzaak:Inschakelduur overschreden - apparaat overbelast - ventilator geactiveerd
    Oplossing:Inschakelduur aanhouden
    Oorzaak:De automatische thermische zekering heeft het apparaat uitgeschakeld
    Oplossing:Afkoelfase afwachten (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het apparaat); stroombron schakelt zichzelf na enige tijd weer in
    Oorzaak:Ventilator in de stroombron is defect
    Oplossing:Contact opnemen met de servicedienst
    Oorzaak:Toevoer koellucht onvoldoende
    Oplossing:Voor voldoende toevoer van koellucht zorgen
    Oorzaak:Luchtfilter verontreinigd
    Oplossing:Luchtfilter reinigen
    Oorzaak:Fout in vermogensdeel
    Oplossing:Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen
    Neem contact op met de servicedienst als de fout vaker voorkomt
    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Storingsdiagnose en storingen opheffen

    Gebrekkige functie

    Slechte ontstekingseigenschappen bij het elektrodelassen
    Oorzaak:onjuiste methode geselecteerd
    Oplossing:Methode ‘Elektrodelassen’ of ‘Elektrodelassen met CEL-elektrode’ selecteren
    Oorzaak:te lage startstroom; elektrode blijft kleven bij aanschakelen
    Oplossing:Startstroom met functie ‘HotStart’ verhogen
    Oorzaak:te hoge startstroom: elektrode brandt bij aanschakelen te snel of spettert flink
    Oplossing:Startstroom met functie ‘HotStart’ verlagen
    Lichtboog breekt tijdens de lasprocedure af en toe af
    Oorzaak:Afscheurspanning (Uco) te laag ingesteld
    Oplossing:In het setup-menu de afscheurspanning (Uco) verhogen
    Oorzaak:te hoge brandspanning van de elektrode (bijv. groefelektrode)
    Oplossing:Indien mogelijk alternatieve elektrode gebruiken of lasapparaat met hoger lasvermogen inzetten
    Staafelektrode heeft de neiging vast te kleven
    Oorzaak:Parameter ‘Dynamiek’ (elektrodelassen) op een te lage waarde ingesteld
    Oplossing:Parameter ‘Dynamiek’ op een hogere waarde instellen
    Slechte laseigenschap
    (veel druppelvorming)
    Oorzaak:Onjuiste poling van de elektrode
    Oplossing:Elektrode ompolen (aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen)
    Oorzaak:Slechte aardeverbinding
    Oplossing:Aardeklemmen rechtstreeks op het werkstuk bevestigen
    Oorzaak:Ongunstige setup-instelling voor de geselecteerde methode
    Oplossing:In het Setup-menu de instelling voor de geselecteerde methode optimaliseren
    Wolfraamelektrode smelt
    Wolfraam-omhulsels in het grondmateriaal tijdens aanschakelen
    Oorzaak:Onjuiste poling van de wolfraamelektrode
    Oplossing:TIG-lasbrander op de (-)-stroombus aansluiten
    Oorzaak:Onjuist beschermgas, geen beschermgas
    Oplossing:Inert beschermgas (Argon) gebruiken
    1. Storingen opheffen en onderhoud

    Verzorging, onderhoud en recycling

    Algemeen

    De stroombron heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Er zijn echter enkele punten die aandacht verdienen om de stroombron jarenlang gebruiksklaar te houden.

    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Verzorging, onderhoud en recycling

    Algemeen

    De stroombron heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Er zijn echter enkele punten die aandacht verdienen om de stroombron jarenlang gebruiksklaar te houden.

    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Verzorging, onderhoud en recycling

    Veiligheid

    GEVAAR!

    Gevaar door elektrische stroom.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.

    Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.

    Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.

    GEVAAR!

    Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.

    Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.

    Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.

    U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.

    Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.

    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Verzorging, onderhoud en recycling

    Bij elke ingebruikname

    • Netstekker en netkabel evenals lasbrander, verbindingsslangenpakket en aardingsverbinding op beschadiging controleren
    • Controleren of de vrije ruimte rond het apparaat 0,5 m (1 ft. 8 in.) bedraagt, zodat de koellucht ongehinderd kan toestromen en ontsnappen

    OPMERKING!

    De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.

    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Verzorging, onderhoud en recycling

    Onderhoud elke 2 maanden

    Luchtfilter reinigen:
    1
    1. Storingen opheffen en onderhoud
    2. Verzorging, onderhoud en recycling

    Recycling

    Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.

    Annex

    Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen

    Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen

    Grootte van gasmondstuk

    4

    5

    6

    7

    8

    10

    Gemiddeld verbruik

    6 l/min

    8 l/min

    10 l/min

    12 l/min

    12 l/min

    15 l/min

    1. Annex

    Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen

    Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen

    Grootte van gasmondstuk

    4

    5

    6

    7

    8

    10

    Gemiddeld verbruik

    6 l/min

    8 l/min

    10 l/min

    12 l/min

    12 l/min

    15 l/min

    1. Annex
    2. Gemiddelde verbruikswaarden bij het lassen

    Gemiddeld beschermgasverbruik bij het TIG-lassen

    Grootte van gasmondstuk

    4

    5

    6

    7

    8

    10

    Gemiddeld verbruik

    6 l/min

    8 l/min

    10 l/min

    12 l/min

    12 l/min

    15 l/min

    1. Annex

    Technische gegevens

    Speciale spanning

    Bij apparaten die op speciale spanning zijn berekend, gelden de technische gegevens op het typeplaatje.

    1. Annex
    2. Technische gegevens

    Speciale spanning

    Bij apparaten die op speciale spanning zijn berekend, gelden de technische gegevens op het typeplaatje.

    1. Annex
    2. Technische gegevens

    TT 170 EF,
    TT 170 np

    Netspanning U1

    1 x 230 V

    Max. effectieve primaire stroom (I1eff)

    11,3 A

    Max. primaire stroom (I1max)

    15,0 A

    Tolerantie netspanning

    - 30% / +15%

    Lichtnetfrequentie

    50 / 60 Hz

    Netbeveiliging

    16 A traag gezekerd

    Netaansluiting 1)

    Zmax bij PCC3) = 356 mOhm

    Primair duurvermogen (100% ID 2) )

    2,7 kVA 

    max. schijnbaar vermogen S1max

    3,5 kVA

    Cos Phi

    0,99

    Lasstroombereik

     

    TIG

    3 - 170 A

    Staafelektrode

    10 - 150 A

    Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F), U1 = 230 V

     

    TIG

    40% ID 2) / 170 A

     

    60% ID 2) / 155 A

     

    100% ID2) / 140 A

    Staafelektrode

    40% ID 2) / 150 A

     

    60% ID 2) / 120 A

     

    100% ID 2) / 110 A

    Nullastspanning (gepulst)

     

    TIG

    35 V

    Staafelektrode

    101 V

    Werkspanning

     

    TIG

    10,1 - 16,8 V

    Staafelektrode

    20,4 - 26,0 V

    Ontsteekspanning Up

    9,0 kV 

     

    De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening

    Beschermingsklasse

    IP 23

    Koelwijze

    AF

    Isolatieklasse

    A

    EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10)

    A

    Overspanningscategorie

    III

    Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664

    3

    Omgevingstemperatuur

    -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F

    Opslagtemperatuur

    -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F

    Afmetingen l x b x h

    435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in.

    Gewicht

    9,8 kg / 21,61 lb.

    Goedkeuringsmerk

    CE

    Veiligheidssymbolen

    S

    max. beschermgasdruk

    5 bar / 73 psi

    Geluidsemissie (LWA)

    68,0 dB(A)

    Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V

    15 W

    Energie-efficiëntie van stroombron bij 150 A / 26 V

    88 %

    1. Annex
    2. Technische gegevens

    TT 170 MV/B,
    TT 170 MV/np

    Netspanning

    1 x 120 V / 1 x 230 V

    Max. effectieve primaire stroom (I1eff)

     

    1 x 120 V

    14,5 A

    1 x 230 V

    11,3 A

    Max. primaire stroom (I1max)

     

    1 x 120 V

    22,7 A

    1 x 230 V

    15,0 A

    Tolerantie netspanning

     

    1 x 120 V

    - 20% / +15%

    1 x 230 V

    - 30% / +15%

    Lichtnetfrequentie

    50 / 60 Hz

    Netbeveiliging

     

    1 x 120 V

    20 A traag gezekerd

    1 x 230 V

    16 A traag gezekerd

    Netaansluiting 1)

    Zmax bij PCC 3) = 356 mOhm

    Primair duurvermogen (100% ID 2) )

     

    1 x 120 V

    1,8 kVA 

    1 x 230 V

    2,7 kVA 

    max. schijnbaar vermogen S1max

     

    1 x 120 V

    2,8 kVA

    1 x 230 V

    3,5 kVA

    Cos Phi

    0,99

    Lasstroombereik

     

    TIG / 1 x 120 V

    3 - 140 A

    TIG / 1 x 230 V

    3 - 170 A

    Staafelektrode / 1 x 120 V

    10 - 100 A

    Staafelektrode / 1 x 230 V

    10 - 150 A

    Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F)

     

    TIG / 1 x 120 V

    40% ID 2) / 140 A

     

    60% ID 2) / 120 A

     

    100% ID 2) / 100 A

    TIG / 1 x 230 V

    40% ID 2) / 170 A

     

    60% ID 2) / 155 A

     

    100% ID2) / 140 A

    Staafelektrode / 1 x 120 V

    40% ID 2) / 100 A

     

    60% ID 2) / 90 A

     

    100% ID 2) / 80 A

    Staafelektrode / 1 x 230 V

    40% ID 2) / 150 A

     

    60% ID 2) / 120 A

     

    100% ID2) / 110 A

    Nullastspanning (gepulst)

     

    TIG

    35 V

    Staafelektrode

    101 V

    Werkspanning

     

    TIG / 1 x 120 V

    10,1 - 15,6 V

    TIG / 1 x 230 V

    10,5 - 16,8 V

    Staafelektrode / 1 x 120 V

    20,4 - 24,0 V

    Staafelektrode / 1 x 230 V

    20,4 - 26,0 V

    Ontsteekspanning Up

    9 kV 

     

    De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening

    Beschermingsklasse

    IP 23

    Koelwijze

    AF

    Isolatieklasse

    A

    EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10)

    A

    Overspanningscategorie

    III

    Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664

    3

    Omgevingstemperatuur

    -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F

    Opslagtemperatuur

    -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F

    Afmetingen l x b x h

    435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in.

    Gewicht

    9,8 kg / 21,61 lb.

    Goedkeuringsmerk

    CE, CSA

    Veiligheidssymbolen

    S

    max. beschermgasdruk

    5 bar / 73 psi

    Geluidsemissie (LWA)

    68,0 dB(A)

    Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V

    15 W

    Energie-efficiëntie van stroombron bij 150 A / 26 V

    88 %

    1. Annex
    2. Technische gegevens

    TT 210 EF,
    TT 210 np

    Netspanning U1

    1 x 230 V

    Max. effectieve primaire stroom (I1eff)

    13,5 A

    Max. primaire stroom (I1max)

    20,0 A

    Tolerantie netspanning

    - 30% / +15%

    Lichtnetfrequentie

    50 / 60 Hz

    Netbeveiliging

    16 A traag gezekerd

    Netaansluiting 1)

    Zmax bij PCC3) = 261 mOhm

    Primair duurvermogen (100% ID 2) )

    3,2 kVA 

    max. schijnbaar vermogen S1max

    4,6 kVA

    Cos Phi

    0,99

    Lasstroombereik

     

    TIG

    3 - 210 A

    Staafelektrode

    10 - 180 A

    Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F),
    U1 = 230 V

     

    TIG

    40% ID 2) / 210 A

     

    60% ID 2) / 185 A

     

    100% ID 2) / 160 A

    Staafelektrode

    40% ID 2) / 180 A

     

    60% ID 2) / 150 A

     

    100% ID 2) / 120 A

    Nullastspanning (gepulst)

     

    TIG

    35 V

    Staafelektrode

    101 V

    Werkspanning

     

    TIG

    10,1 - 18,4 V

    Staafelektrode

    20,4 - 27,2 V

    Ontsteekspanning Up

    9,0 kV 

     

    De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening

    Beschermingsklasse

    IP 23

    Koelwijze

    AF

    Isolatieklasse

    A

    EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10)

    A

    Overspanningscategorie

    III

    Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664

    3

    Omgevingstemperatuur

    -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F

    Opslagtemperatuur

    -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F

    Afmetingen l x b x h

    435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in.

    Gewicht

    9,8 kg / 21,61 lb.

    Goedkeuringsmerk

    CE

    Veiligheidssymbolen

    S

    max. beschermgasdruk

    5 bar / 73 psi

    Geluidsemissie (LWA)

    68,0 dB(A)

    Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V

    15 W

    Energie-efficiëntie van stroombron bij 150 A / 26 V

    88 %

    1. Annex
    2. Technische gegevens

    TT 210 MV/B,
    TT 210 MV/np

    Netspanning

    1 x 120 V / 1 x 230 V

    Max. effectieve primaire stroom (I1eff)

     

    1 x 120 V

    18,0 A

    1 x 230 V

    13,5 A

    Max. primaire stroom (I1max)

     

    1 x 120 V

    29,0 A

    1 x 230 V

    20,0 A

    Tolerantie netspanning

     

    1 x 120 V

    - 20% / +15%

    1 x 230 V

    - 30% / +15%

    Lichtnetfrequentie

    50 / 60 Hz

    Netbeveiliging

     

    1 x 120 V

    20 A traag gezekerd

    1 x 230 V

    16 A traag gezekerd

    Netaansluiting 1)

    Zmax bij PCC3) = 261 mOhm

    Primair duurvermogen (100% ID 2) )

     

    1 x 120 V

    2,2 kVA 

    1 x 230 V

    3,2 kVA 

    max. schijnbaar vermogen S1max

     

    1 x 120 V

    3,5 kVA

    1 x 230 V

    4,6 kVA

    Cos Phi

    0,99

    Lasstroombereik

     

    TIG / 1 x 120 V

    3 - 170 A

    TIG / 1 x 230 V

    3 - 210 A

    Staafelektrode / 1 x 120 V

    10 - 120 A

    Staafelektrode / 1 x 230 V

    10 - 180 A

    Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F)

     

    TIG / 1 x 120 V

    40% ID 2) / 170 A

     

    60% ID 2) / 150 A

     

    100% ID 2) / 120 A

    TIG / 1 x 230 V

    40% ID 2) / 210 A

     

    60% ID 2) / 185 A

     

    100% ID2) / 160 A

    Staafelektrode / 1 x 120 V

    40% ID 2) / 120 A

     

    60% ID 2) / 100 A

     

    100% ID 2) / 90 A

    Staafelektrode / 1 x 230 V

    40% ID 2) / 180 A

     

    60% ID 2) / 150 A

     

    100% ID2) / 120 A

    Nullastspanning (gepulst)

     

    TIG

    35 V

    Staafelektrode

    101 V

    Werkspanning

     

    TIG / 1 x 120 V

    10,1 - 16,8 V

    TIG / 1 x 230 V

    10,1 - 18,4 V

    Staafelektrode / 1 x 120 V

    20,4 - 24,8 V

    Staafelektrode / 1 x 230 V

    20,4 - 27,2 V

    Ontsteekspanning Up

    9 kV 

     

    De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening

    Beschermingsklasse

    IP 23

    Koelwijze

    AF

    Isolatieklasse

    A

    EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10)

    A

    Overspanningscategorie

    III

    Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664

    3

    Omgevingstemperatuur

    -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F

    Opslagtemperatuur

    -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F

    Afmetingen l x b x h

    435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in.

    Gewicht

    9,9 kg / 21,8 lb.

    Goedkeuringsmerk

    CE, CSA

    Veiligheidssymbolen

    S

    max. beschermgasdruk

    5 bar / 73 psi

    Geluidsemissie (LWA)

    68,0 dB(A)

    Energieverbruik in nullasttoestand
    bij 230 V

    15 W

    Energie-efficiëntie van stroombron
    bij 150 A / 26 V

    88 %

    1. Annex
    2. Technische gegevens

    Verklaring van de voetnoten

    /EF
    Stroombron met gemonteerde netkabel
    /np
    Stroombron met gemonteerde netkabel en zonder stekker voor het openbare elektriciteitsnet
    /B
    Stroombron met netkabel om aan te sluiten
    1)
    Op een openbaar elektriciteitsnet met 230 V en 50 Hz
    2)
    ID = inschakelduur
    (3)
    PCC = aansluiting op het openbare net
    1. Annex
    2. Technische gegevens

    Overzicht van kritieke grondstoffen, productiejaar van apparaat

    Overzicht van kritieke grondstoffen:
    Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
    www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.

    Productiejaar van apparaat berekenen:
    • Elk apparaat is van een serienummer voorzien
    • Het serienummer bestaat uit acht cijfers, bijvoorbeeld 28020099
    • De eerste twee cijfers vormen het getal waaruit het productiejaar van het apparaat kan worden berekend
    • Hiervoor moet 11 van dit getal worden afgetrokken
      • Voorbeeld: Serienummer = 28020065, berekening van productiejaar = 28 - 11 = 17, productiejaar = 2017