Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:*) telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen.
Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassenZorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen steken.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruik:Het uitsteken van de lasdraad uit de lastoorts levert een hoog risico op letsel op (verwondingen aan handen, gezicht, ogen, enz.).
Daarom altijd de lastoorts weghouden van het lichaam (apparaten met draadaanvoerunit) en een geschikte veiligheidsbril gebruiken.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften.
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Stroombronnen voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). De stroombron zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen, enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Verstikkingsgevaar door ongecontroleerd uitstromen van beschermgas
Dit kleur- en geurloze beschermgas kan bij uitstromen in de omgevingslucht het aanwezige zuurstof verdringen.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten altijd uit voordat u ze optilt of transporteert!
Tap het koelmiddel altijd volledig af voordat u het apparaat transporteert. Demonteer vóór transport bovendien de volgende onderdelen:Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte stroombronnen te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
Een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur wordt aanbevolen:Voor de veiligheidscontrole dient u zich te houden aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Gooi dit apparaat niet weg als huisvuil! Volgens de Europese richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, en de hiervan afgeleide nationale wetten, moeten afgedankte elektrische apparaten apart worden ingezameld en milieuvriendelijk worden verwerkt. Retourneer gebruikte apparaten aan uw leverancier of breng ze naar een erkend inzamelpunt in uw omgeving. Het negeren van deze EU-richtlijnen heeft mogelijk schadelijke effecten op het milieu en uw gezondheid!
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het beveiligen van gegevens die afwijken van de fabrieksinstellingen. Voor schade die ontstaat door gewiste persoonlijke instellingen is de fabrikant niet aansprakelijk.
Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
De TIG-stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 zijn microprocessorgestuurde inverterstroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de mogelijkheden om het systeem eenvoudig uit te breiden, zorgen voor een hoge mate van flexibiliteit.
De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator en zijn uitgerust met beschermd aangebrachte bedieningselementen en een robuuste kunststof behuizing.
Dankzij het eenvoudige bedieningsconcept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instelbaar.
Via de standaard TMC-aansluiting kan de stroombron ook met diverse afstandsbedieningen of een Up/Down-lasbrander worden bediend.
De stroombron beschikt over de functionaliteit van een TIG-impulslichtboog met een breed frequentiegebied.
Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC die de stroomopname van de stroombron aan de sinusvormige netspanning aanpast. Daardoor ontstaan o.a. de volgende voordelen:
De TIG-stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 zijn microprocessorgestuurde inverterstroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de mogelijkheden om het systeem eenvoudig uit te breiden, zorgen voor een hoge mate van flexibiliteit.
De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator en zijn uitgerust met beschermd aangebrachte bedieningselementen en een robuuste kunststof behuizing.
Dankzij het eenvoudige bedieningsconcept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instelbaar.
Via de standaard TMC-aansluiting kan de stroombron ook met diverse afstandsbedieningen of een Up/Down-lasbrander worden bediend.
De stroombron beschikt over de functionaliteit van een TIG-impulslichtboog met een breed frequentiegebied.
Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC die de stroomopname van de stroombron aan de sinusvormige netspanning aanpast. Daardoor ontstaan o.a. de volgende voordelen:
De TIG-stroombronnen TransTig 170 en TransTig 210 zijn microprocessorgestuurde inverterstroombronnen.
Het modulaire ontwerp en de mogelijkheden om het systeem eenvoudig uit te breiden, zorgen voor een hoge mate van flexibiliteit.
De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator en zijn uitgerust met beschermd aangebrachte bedieningselementen en een robuuste kunststof behuizing.
Dankzij het eenvoudige bedieningsconcept zijn de belangrijkste functies in één oogopslag zichtbaar en instelbaar.
Via de standaard TMC-aansluiting kan de stroombron ook met diverse afstandsbedieningen of een Up/Down-lasbrander worden bediend.
De stroombron beschikt over de functionaliteit van een TIG-impulslichtboog met een breed frequentiegebied.
Daarnaast beschikt de stroombron over een PFC die de stroomopname van de stroombron aan de sinusvormige netspanning aanpast. Daardoor ontstaan o.a. de volgende voordelen:
Het gehele lasproces wordt gestuurd door de centrale besturingseenheid van de stroombron.
Tijdens het lassen worden er continu actuele gegevens verzameld; op veranderingen wordt meteen gereageerd. De gewenste condities worden in stand gehouden door uitgekiende regelalgoritmen.
De stroombron is bij uitstek geschikt voor het uitvoeren van reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in productie- en fabricageprocessen.
Op stroombronnen met het CSA-goedkeuringsmerk voor het gebruik in Noord-Amerika (VS en Amerika) bevinden zich waarschuwingen en veiligheidssymbolen. Deze waarschuwingen en veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen voor een verkeerde bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
Veiligheidssymbolen op het kenplaatje:
Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Naar aanleiding van software-updates kunnen er op uw apparaat functies beschikbaar zijn die in deze gebruiksaanwijzing niet worden beschreven, of omgekeerd.
Bovendien kunnen afbeeldingen in geringe mate afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Item | Product |
---|---|
(1) | Speciale weergaven Weergave HF-ontsteken (hoogfrequentie-ontsteken) licht op als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld Weergave Hechten brandt als de Setup-parameter tAC op een tijdsduur is ingesteld Weergave Pulsen brandt als de Setup-parameter F-P op een pulsfrequentie is ingesteld Weergave Puntlassen brandt als de Setup-parameter SPt op een puntlastijd is ingesteld |
(2) | Speciale weergaven Weergave Afstandsbediening licht op als een voet-afstandsbediening is aangesloten Weergave Elektrode overbelast licht op bij overbelasting van de wolfraamelektrode Meer informatie over de weergave Elektrode overbelast vindt u in het hoofdstuk Lasbedrijf, paragraaf TIG-lassen Weergave CEL licht op als de Setup-parameter CEL op 'on' is ingesteld Weergave Trigger licht op als de Setup-parameter tri op 'off' is ingesteld |
(3) | Weergave Lasstroom voor het weergeven van de lasstroom voor de parameters
Voor het lasbegin toont het linker digitale scherm de gewenste waarde. Voor IS, I2 en IE toont het rechter digitale scherm bovendien het %-aandeel van lasstroom I1. Na lasbegin toont het linker digitale scherm de actuele werkelijke waarde van de lasstroom. De desbetreffende lasparameter in het lasproces wordt in het overzicht Lasparameters (10) gevisualiseerd door middel van een verlicht segment |
(4) | Linker digitaal scherm |
(5) | Weergave HOLD na het lassen worden telkens de actuele werkelijke waarden van lasstroom en lasspanning opgeslagen - de Hold-weergave licht op. De weergave Hold heeft betrekking op de laatst bereikte hoofdstroom I1. De Hold-weergave gaat uit bij elke verdere interactie met de stroombron. BELANGRIJK! Er worden geen Hold-waarden getoond als de hoofdstroomfase niet is bereikt. |
(6) | Rechter digitaal scherm |
(7) | Weergave Lasspanning licht op bij geselecteerde parameter I1 Tijdens het lassen wordt op het rechter digitale scherm de actuele werkelijke waarde van de lasspanning getoond. Voor het lassen toont het rechter digitale scherm
|
(8) | Eenhedenweergaven Weergave s licht op als de parameters tup en tdown of een van de volgende Setup-parameters zijn geselecteerd: GPr | GPo | SPt | tAC | t-S | t-E | Hti | Ito | ArC | St1 | St2 | SPb Weergave Hz licht op: als voor de Setup-parameter F-P een waarde voor de pulsfrequentie is ingesteld, als Setup-parameter F-P is geselecteerd. Weergave % licht op als de parameters IS, I2 en IE evenals de Setup-parameters dcY, I‑G en HCU zijn geselecteerd Weergave mm licht op als de Setup-parameter ELd is ingesteld |
(9) | Toets Bedrijfsmodus voor het selecteren van de bedrijfsmodus 2-taktbedrijf 4-taktbedrijf Elektrodelassen Bij de geselecteerd bedrijfsmodus licht de desbetreffende LED op. Als in het Setup-menu de parameter Trigger op 'oFF' is ingesteld of als een voet-afstandsbediening is aangesloten, lichten de LED's van 2T en 4T tegelijkertijd op. |
(10) | Overzicht Lasparameters Het overzicht Lasparameters bevat de belangrijkste lasparameters voor het lasbedrijf. De volgorde van de lasparameters is door een waslijnstructuur bepaald. Binnen het overzicht Lasparameters kunt u navigeren door aan het stelwiel te draaien. |
Het overzicht Lasparameters bevat de volgende lasparameters: Startstroom Is voor het TIG-lassen Up-Slope tup tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen van de startstroom IS naar de vastgestelde hoofdstroom I1 wordt verhoogd Op het linker digitale scherm wordt 't-u' voor de Up-Slope weergegeven. BELANGRIJK! De Up-Slope tup wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
Hoofdstroom (lasstroom) I1
Reductiestroom I2 voor het TIG-4-taktbedrijf Down-Slope tdown tijdsperiode waarin bij het TIG-lassen vanaf de vastgestelde hoofdstroom I1 naar de eindstroom IE wordt verlaagd Op het linker digitale scherm wordt 't-d' voor de Down-Slope weergegeven. BELANGRIJK! De Down-Slope tdown wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
Eindstroom IE voor het TIG-lassen Pulsen *) pulsfrequentie voor het TIG-lassen Hechten *) tijdsduur van de gepulste lasstroom *) De parameters Pulsen en Hechten worden alleen weergegeven als de Setup-parameter Ptd - Pulse-TAC-Display op 'on' is ingesteld. |
(11) | Stelwiel met draai-/drukfunctie voor het selecteren van elementen, het instellen van waarden en het scrollen in lijsten |
(12) | Toets Gascontrole voor het instellen van de benodigde hoeveelheid beschermgas op de drukverminderaar Na het indrukken van de toets Gascontrole stroomt 30 seconden lang beschermgas naar buiten. U kunt het uitstromen voortijdig beëindigen door nogmaals op de toets te drukken of door een lasproces te starten. |
(1) | Bedieningspaneel |
(2) | (-)-stroombus met geïntegreerde gasaansluiting voor het aansluiten: van de TIG-lasbrander van de elektrodekabel bij het elektrodelassen |
(3) | Aansluiting TMC (TIG Multi Connector) voor het aansluiten van de stuurstekker van de TIG-lasbrander voor het aansluiten van voet-afstandsbedieningen voor het aansluiten van afstandsbedieningen bij het elektrodelassen |
(4) | (+)-stroombus met bajonetsluiting voor het aansluiten van de aardleiding |
(5) | Draagriem |
(6) | Kabelriem voor opname van netkabel en laskabels BELANGRIJK! De kabelriem niet gebruiken voor transport van het apparaat! |
(7) | Netschakelaar |
(8) | Netkabel met trekontlasting bij MV-apparaten: netkabel om aan te sluiten (zie 'Netkabel aansluiten' op pagina (→)) |
(9) | Luchtfilter |
(10) | Aansluiting beschermgas |
(1) | Bedieningspaneel |
(2) | (-)-stroombus met geïntegreerde gasaansluiting voor het aansluiten: van de TIG-lasbrander van de elektrodekabel bij het elektrodelassen |
(3) | Aansluiting TMC (TIG Multi Connector) voor het aansluiten van de stuurstekker van de TIG-lasbrander voor het aansluiten van voet-afstandsbedieningen voor het aansluiten van afstandsbedieningen bij het elektrodelassen |
(4) | (+)-stroombus met bajonetsluiting voor het aansluiten van de aardleiding |
(5) | Draagriem |
(6) | Kabelriem voor opname van netkabel en laskabels BELANGRIJK! De kabelriem niet gebruiken voor transport van het apparaat! |
(7) | Netschakelaar |
(8) | Netkabel met trekontlasting bij MV-apparaten: netkabel om aan te sluiten (zie 'Netkabel aansluiten' op pagina (→)) |
(9) | Luchtfilter |
(10) | Aansluiting beschermgas |
Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de stroombron te werken.
Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de stroombron te werken.
Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
Afhankelijk van de lasprocedure is een bepaalde minimum uitrusting nodig om met de stroombron te werken.
Hierna worden de lasprocedures en de benodigde minimum uitrusting voor de lasprocedure beschreven.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De stroombron is uitsluitend bestemd voor TIG-lassen en elektrodelassen.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Conform beschermingsklasse IP 23 kan het apparaat in de buitenlucht worden opgesteld en gebruikt.
Direct binnendringend vocht (bijv. door regen) moet echter worden vermeden.
Omkiepende of van de muur vallende apparaten kunnen tot levensgevaarlijk letsel leiden.
Apparaten stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen.
Het ventilatiekanaal is een belangrijke veiligheidsvoorziening. Bij het kiezen van de opstelplaats moet erop worden gelet dat de koellucht ongehinderd door de ventilatiespleten aan de voor- en achterkant in en uit kan stromen. Elektrisch geleidend stof (dat bijvoorbeeld bij het slijpen ontstaat) mag niet rechtstreeks het apparaat worden ingezogen.
De apparaten zijn voor de op het kenplaatje aangegeven netspanning geschikt. Is de netkabel of de netstekker bij uw apparaat niet aangebracht, dan moeten deze volgens de nationale normen gemonteerd worden. De beveiliging van de netvoedingskabel vindt u in de technische gegevens.
Gevaar door elektrische installatie met onvoldoende elektrische capaciteit.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
De netvoedingskabel en de beveiliging daarvan moeten overeenkomstig de aanwezige stroomvoorziening worden aangelegd.
De technische gegevens op het kenplaatje zijn van toepassing.
De stroombronnen zijn geschikt voor gebruik met een generator.
Voor de dimensionering van het vereiste generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron vereist.
Het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron kan als volgt worden berekend:
S1max = I1max x U1
I1max en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator SGEN kan aan de hand van de volgende formule worden berekend:
SGEN = S1max x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden gebruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator SGEN mag niet kleiner zijn dan het maximale schijnbare vermogen S1max van de stroombron!
Er bij het gebruik van éénfasige apparaten op driefasige generatoren rekening mee houden dat het aangegeven schijnbare vermogen van de generator vaak slechts als geheel via alle drie de fases van de generator ter beschikking zal staan. Eventuele extra informatie over het éénfasige vermogen van de generator kan via de fabrikant van de generator worden verkregen.
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf ‘Technische gegevens’.
Als stroombronnen zonder gemonteerde netkabel worden geleverd, dan moet voor inbedrijfname een bij de aansluitspanning passende netkabel in de stroombron worden gestoken.
De netkabel wordt meegeleverd met de stroombron.
Als stroombronnen zonder gemonteerde netkabel worden geleverd, dan moet voor inbedrijfname een bij de aansluitspanning passende netkabel in de stroombron worden gestoken.
De netkabel wordt meegeleverd met de stroombron.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
BELANGRIJK! Als de stroombron met een netkabel zonder netstekker is uitgerust, mag de aansluiting op het openbare elektriciteitsnet alleen met inachtneming van nationale richtlijnen en door geschoold vakpersoneel worden uitgevoerd.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Risico op elektrische stroom door elektrisch geleidend stof in het apparaat.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Het apparaat alleen met een gemonteerd luchtfilter gebruiken. Het luchtfilter is een belangrijke veiligheidsvoorziening om beschermingsklasse IP 23 te bereiken.
Het in gebruik nemen van de stroombron wordt beschreven aan de hand van een standaardconfiguratie voor het voornaamste gebruiksgebied: TIG-lassen.
De standaardconfiguratie bestaat uit de volgende systeemcomponenten:
Gevaar door omvallende gasflessen.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen. Gasflessen tegen omvallen beveiligen.
De veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant opvolgen.
Voor de stroombronnen TransTig geen zuivere wolfraamelektroden gebruiken (herkenningskleur: groen).
BELANGRIJK! Voor een optimaal lasresultaat bepaalt u de lascircuitweerstand ' r ' voordat u met lassen begint.
De lascircuitweerstand ' r ' moet ook worden bepaald als een van de volgende componenten van het lasapparaat wordt gewijzigd:
Meer informatie over het bepalen van de lascircuitweerstand in het 2nd TIG-menu (zie pagina (→)).
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gelezen en begrepen.
Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gelezen en begrepen.
Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.
Gevaar door onjuiste bediening.
Ernstig letsel en zware materiële schade mogelijk.
Beschreven functies pas gebruiken nadat deze gebruiksaanwijzing volledig is gelezen en begrepen.
Beschreven functies pas gebruiken nadat alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten (in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften) volledig zijn gelezen en begrepen!
Voor meer informatie over instelling, instelbereik en maateenheden van de beschikbare parameters kan de paragraaf 'Het Setup-menu' worden geraadpleegd.
IS | Startstroomfase: voorzichtig opwarmen met lage lasstroom, zodat het toevoegmateriaal correct gepositioneerd kan worden |
tS | Duur van de startstroom |
tup | Up-Slope Phase: voortdurende verhoging van de startstroom naar de hoofdstroom (lasstroom) I1 |
I1 | Hoofdstroomfase (lasstroomfase): gelijkmatige temperatuuraanvoer in het basismateriaal, dat door warmte vooraf is verhit |
I2 | Reductiestroomfase: tussentijdse verlaging van de lasstroom ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal |
tdown | Down-Slope Phase: voortdurende verlaging van de lasstroom naar de eindkraterstroom |
IE | Eindstroomfase: ter vermijding van plaatselijke oververhitting van het basismateriaal door warmtestuwing bij het laseinde. Het uitzakken van de lasnaad wordt verhinderd. |
tE | Duur van de eindstroom |
SPt | Puntlastijd |
GPr | Voorstroomtijd gas |
GPo | Nastroomtijd gas |
Voor het 2-taktbedrijf kan in het Setup-menu een startstroomtijd (t-S) en een eindstroomtijd (t-E) worden ingesteld.
*) Tussentijdse verlaging
Bij de tussentijdse verlaging wordt tijdens de hoofdstroomfase de lasstroom naar een ingestelde reductiestroom I-2 verlaagd.
Als voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2-taktbedrijf overeen met de bedrijfsmodus Puntlassen. De speciale weergave Puntlassen op het bedieningspaneel licht op.
Bij gebruik van een voet-afstandsbediening begint de puntlastijd bij het inschakelen van de voet-afstandsbediening. Het vermogen is met de voet-afstandsbediening niet te reguleren.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de schakelaar in de 'I'-stand staat, staat er spanning op de wolfraamelektrode van de lasbrander.
Erop letten dat de wolfraamelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen.
Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
IS | Startstroom 1 - 200% van hoofdstroom I1 Fabrieksinstelling 35% |
tup | Up-slope off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 0,5 s BELANGRIJK! De Up-Slope tup wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
|
I1 | Hoofdstroom 10 - 170 A ... TT 170 10 - 210 A ... TT 210 Fabrieksinstelling: 100 A |
I2 | Reductiestroom (alleen bij het 4-taktbedrijf) 1 - 200% (van hoofdstroom I1) Fabrieksinstelling: 50% |
tdown | Down-slope off / 0,01 - 9,9 s Fabrieksinstelling: 1,0 s BELANGRIJK! De Down-Slope tdown wordt voor de volgende bedrijfsmodi apart opgeslagen:
|
IE | Eindstroom 1 - 100% (van hoofdstroom I1) Fabrieksinstelling: 30% |
F-P (pulsfrequentie) off / 0,2 - 990 Hz Fabrieksinstelling: off | |
tijdsduur van de gepulste lasstroom off / 0,1 - 9,9 s / on Fabrieksinstelling: off |
* | De parameters Pulsen en Hechten worden alleen weergegeven als de Setup-parameter Ptd - Pulse-TAC-Display op 'on' is ingesteld. |
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!
Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontsteken is geactiveerd als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op.
Vergeleken met het ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.
Procedure voor HF-ontsteken:
De lichtboog ontsteekt zonder dat het werkstuk wordt aangeraakt.
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!
Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontsteken is geactiveerd als de Setup-parameter IGn op 'on' is ingesteld.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op.
Vergeleken met het ontsteken door aanraking bestaat bij HF-ontsteken niet het risico op verontreiniging van de wolfraamelektrode en het werkstuk.
Procedure voor HF-ontsteken:
De lichtboog ontsteekt zonder dat het werkstuk wordt aangeraakt.
Als de Setup-parameter IGn op 'OFF' is ingesteld, is HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.
Procedure voor het ontsteken van de lichtboog d.m.v. aanraking voor lasbranders met brandertoets:
Beschermgas stroomt uit
De lichtboog ontsteekt.
Als de Setup-parameter IGn op 'oFF' is ingesteld, is HF-ontsteken gedeactiveerd. De lichtboog wordt ontstoken door het werkstuk aan te raken met de wolfraamelektrode.
De Setup-parameter Tri moet op 'oFF' zijn ingesteld.
Procedure voor het ontsteken van de lichtboog d.m.v. aanraking voor lasbranders zonder brandertoets:
Beschermgas stroomt uit
De lichtboog ontsteekt.
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!
Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
Bij overbelasting van de wolfraamelektrode licht de weergave 'Elektrode overbelast' op het bedieningspaneel op.
Mogelijke oorzaken van overbelasting van de wolfraamelektrode:
Remedie:
BELANGRIJK! De weergave 'Elektrode overbelast' is afgestemd op elektroden met cerium. Voor alle andere typen elektroden geldt de weergave 'Elektrode overbelast' als richtwaarde.
Voor lasbranders met of zonder brandertoets staat voor het beëindigen van het lasproces bovendien de functie TIG Comfort Stop (CSS) ter beschikking.
De functie wordt in het Setup-menu TIG - Niveau 2 ingesteld (zie pagina (→)).
Als de lichtboog wordt afgebroken en er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen geleiding tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode "no | Arc".
Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.
Het instellen van de Setup-parameter Controle afgebroken lichtboog (Arc) wordt beschreven in het gedeelte "Setup-menu - Niveau 2".
Als de lichtboog wordt afgebroken en er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen geleiding tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode "no | Arc".
Om verder te lassen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.
Het instellen van de Setup-parameter Controle afgebroken lichtboog (Arc) wordt beschreven in het gedeelte "Setup-menu - Niveau 2".
De stroombron beschikt over de functie Ignition time-out.
Als er op de brandertoets wordt gedrukt, begint de gasvoorstroom meteen. Vervolgens wordt er begonnen met de ontstekingsprocedure. Als er binnen een in het Setup-menu ingestelde tijd geen lichtboog tot stand komt, schakelt de stroombron zichzelf uit. Het bedieningspaneel toont de servicecode 'no | IGn'.
Om het opnieuw te proberen, drukt u op de brandertoets of op een willekeurige toets op het bedieningspaneel.
Het instellen van de parameter Ignition time-out (ito) wordt beschreven in de paragraaf 'Setup-menu - Niveau 2'.
De bij het begin van het lassen ingestelde lasstroom is niet altijd gunstig voor de volledige lasprocedure:
De functie TIG-pulsen (TIG-lassen met pulserende lasstroom) biedt uitkomst:
een lagere grondstroom I-G stijgt na een grote stijging tot de duidelijk hogere pulsstroom I1 en daalt volgens de ingestelde tijd dcY (Dutycycle) weer naar de grondstroom I-G.
Bij het TIG-pulsen worden kleine delen van de lasplek snel versmolten. Deze plekken stollen ook snel weer.
Bij handmatige toepassingen vindt bij het TIG-pulsen het toevoegen van de lasdraad plaats in de maximale-stroomfase (alleen mogelijk in het onderste frequentiegebied van 0,25 - 5 Hz). Hogere pulsfrequenties worden meestal in geautomatiseerde processen gebruikt en dienen hoofdzakelijk ter stabilisatie van de lichtboog.
TIG-pulsen wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen of bij het lassen van dunne platen.
Werking van het TIG-pulsen:
Verklaring van de tekens:
|
|
*) (1/F-P = periode tussen twee impulsen)
De stroombron beschikt over een hechtfunctie.
Zodra er voor de Setup-parameter tAC (hechten) een tijdsduur wordt ingesteld, kan in de bedrijfsmodi 2-taktbedrijf en 4-taktbedrijf de hechtfunctie worden gebruikt. Het verloop van de bedrijfsmodi blijft ongewijzigd.
Tijdens het lassen staat er een gepulste lasstroom tot uw beschikking die het in elkaar vloeien van het smeltbad bij het hechten van twee onderdelen optimaliseert.
Werking van de hechtfunctie:
Verklaring van de tekens:
tAC | Duur van de gepulste lasstroom voor de hechtprocedure |
IS | Startstroom |
IE | Eindstroom |
tup | Up-slope |
tDown | Down-slope |
I1 | Hoofdstroom |
BELANGRIJK! Voor de gepulste lasstroom geldt het volgende:
De gepulste lasstroom begint
Afhankelijk van de ingestelde tAC-tijd kan de gepulste lasstroom tot en met de eindstroomfase IE aanhouden (Setup-parameter tAC op 'On').
Na afloop van de tAC-tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast; eventueel ingestelde pulsparameters staan tot uw beschikking.
BELANGRIJK! Om een gedefinieerde hechttijd in te stellen, kan de Setup-parameter tAC gecombineerd worden met de Setup-parameter SPt (Spotlastijd).
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Zodra de netschakelaar in de stand 'I' is gezet, staat de staafelektrode in de elektrodehouder onder stroom.
Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen e.d.).
Alle weergaven op het bedieningspaneel lichten kort op.
In principe blijven alle met het stelwiel ingestelde gewenste parameterwaarden tot de volgende wijziging opgeslagen.
Dat geldt ook als de stroombron tussentijds uitgeschakeld en weer ingeschakeld wordt.
BELANGRIJK! Voor het lassen van CEL-elektroden moet de Setup-parameter CEL op 'on' zijn ingesteld (zie ook pagina (→))!
Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.
Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:Instelbereik: off, 0,2 - 990 Hz
Werking:De stroombron regelt de parameters Duty cycle dcY en grondstroom I-G overeenkomstig de ingestelde pulsfrequentie.
Instelbare parameters:
F-P | Pulsfrequentie (1/F-P = tijdsperiode tussen twee impulsen) |
- | SoftStart / HotStart |
Niet-instelbare parameters:
I-G | Grondstroom |
dcY | Duty cycle |
Voordelen
Verklaring van de tekens:
Hti
Hot-current time = Hotstroom-tijd,
0-2 s,
Fabrieksinstelling 0,5 sec
HCU
Hot-start-current = Hotstart-stroom,
0-200%,
Fabrieksinstelling 150%
I1
Hoofdstroom = ingestelde lasstroom
Werkingswijze
Tijdens de ingestelde Hotstroom-tijd (Hti) wordt de lasstroom I1 naar de Hotstart-stroom HCU verhoogd.
Het instellen van de beschikbare parameters wordt beschreven in de paragraaf 'Setup-menu' vanaf pagina (→).
Een startstroom < 100% (Soft-Start) is geschikt voor basische elektroden. De ontsteking vindt bij een lage lasstroom plaats. Zodra de lichtboog stabiel is, stijgt de lasstroom continu tot de ingestelde richtwaarde van de lasstroom.
(1) | Startstroom HCU |
(2) | Startstroom-tijd Hti |
(3) | Hoofdstroom I1 |
De startstroom en startstroomtijd kunnen in het Setup-menu vanaf pagina (→) worden ingesteld.
Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
De functie Anti-stick kan in het Setup-menu geactiveerd en gedeactiveerd worden, zie pagina (→).
Het Setup-menu van de stroombron geeft eenvoudig toegang tot expertise en extra functies. In het Setup-menu kunt u de parameters eenvoudig aanpassen voor de verschillende taken.
In het Setup-menu vindt u:
Het Setup-menu van de stroombron geeft eenvoudig toegang tot expertise en extra functies. In het Setup-menu kunt u de parameters eenvoudig aanpassen voor de verschillende taken.
In het Setup-menu vindt u:
Het Setup-menu van de stroombron geeft eenvoudig toegang tot expertise en extra functies. In het Setup-menu kunt u de parameters eenvoudig aanpassen voor de verschillende taken.
In het Setup-menu vindt u:
Afhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus wordt het overeenkomstige Setup-menu weergegeven.
De parameters in het Setup-menu worden als volgt gewijzigd:
Het Setup-menu wordt in de volgende paragrafen beschreven:
In het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter beschikking:
Elektrodediameter
0,0 - 3,2 mm
Fabrieksinstelling: 2,4 mm
Puntlastijd / Intervallastijd
off / 0,05 - 25 s
Fabrieksinstelling: off
Als er voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2-taktbedrijf overeen met de puntlasfunctie.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Puntlassen op zolang er een waarde voor de puntlastijd wordt aangegeven.
Interval-pauzetijd
De parameter staat alleen ter beschikking bij het 2-taktbedrijf en als de parameter SPt is geactiveerd.
off / 0,5 - 25 s
Fabrieksinstelling: off
Hechten
Hechtfunctie - Tijdsduur van de gepulste lasstroom aan het begin van het hechtproces
off / 0,1 - 9,9 s / on
Fabrieksinstelling: off
on
De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hechtprocedure bestaan
0,1 - 9,9 s
De ingestelde tijd begint met de Up-Slope Phase. Na afloop van de ingestelde tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde pulsparameters staan ter beschikking.
off
Hechtfunctie uitgeschakeld
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Hechten op zolang er een waarde is ingesteld.
Pulsfrequentie
off / 0,2 - 990 Hz
Fabrieksinstelling: off
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Duty cycle
Verhouding impulsduur tot grondstroomduur bij ingestelde pulsfrequentie
10 - 90%
Fabrieksinstelling: 50%
Grondstroom
0 - 100% (van hoofdstroom I1)
Fabrieksinstelling:50%
Startstroomtijd
De startstroomtijd geeft de duur van de startstroomfase aan.
off / 0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: off
BELANGRIJK! De startstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf, het puntlassen en het bedrijf met een voet-afstandsbediening.
Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de startstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald.
Eindstroomtijd
De eindstroomtijd geeft de duur van de eindstroomfase aan.
off / 0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: off
BELANGRIJK! De eindstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf en het puntlassen. Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de eindstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald (paragraaf 'TIG-bedrijfsmodi').
Gasvoorstroomtijd
Duur van de gasvoorstroom
0 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 0,4 s
Gasnastroomtijd
Duur van de gasnastroom
0,2 - 25 s / Aut
Fabrieksinstelling: Aut
Gasspoelen
off / 0,1 - 9,9 minuten
Fabrieksinstelling: off
Het voorspoelen van het beschermgas begint zodra er een waarde voor GPU is ingesteld.
Uit veiligheidsoverwegingen is het voor een nieuwe start van het voorspoelen van het beschermgas noodzakelijk om opnieuw een waarde voor GPU in te stellen.
BELANGRIJK! Het voorspoelen van beschermgas is vooral bij de vorming van condens na een langdurige stilstandtijd in de kou noodzakelijk. Dit geldt vooral voor lange slangenpakketten.
Lasapparaat resetten
No / YES / ALL
Fabrieksinstelling: No
YES:
Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)
ALL:
Alle bedrijfsmodi worden gereset.
Setup-menu TIG - Niveau 2
voor het instellen van de parameters
Setup-menu niveau 2
voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie
voor het instellen van de parameter Time shut down
In het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter beschikking:
Elektrodediameter
0,0 - 3,2 mm
Fabrieksinstelling: 2,4 mm
Puntlastijd / Intervallastijd
off / 0,05 - 25 s
Fabrieksinstelling: off
Als er voor de Setup-parameter SPt een waarde is ingesteld, komt de bedrijfsmodus 2-taktbedrijf overeen met de puntlasfunctie.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Puntlassen op zolang er een waarde voor de puntlastijd wordt aangegeven.
Interval-pauzetijd
De parameter staat alleen ter beschikking bij het 2-taktbedrijf en als de parameter SPt is geactiveerd.
off / 0,5 - 25 s
Fabrieksinstelling: off
Hechten
Hechtfunctie - Tijdsduur van de gepulste lasstroom aan het begin van het hechtproces
off / 0,1 - 9,9 s / on
Fabrieksinstelling: off
on
De gepulste lasstroom blijft tot het einde van de hechtprocedure bestaan
0,1 - 9,9 s
De ingestelde tijd begint met de Up-Slope Phase. Na afloop van de ingestelde tijd wordt met een constante lasstroom verder gelast, de evt. ingestelde pulsparameters staan ter beschikking.
off
Hechtfunctie uitgeschakeld
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Hechten op zolang er een waarde is ingesteld.
Pulsfrequentie
off / 0,2 - 990 Hz
Fabrieksinstelling: off
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Duty cycle
Verhouding impulsduur tot grondstroomduur bij ingestelde pulsfrequentie
10 - 90%
Fabrieksinstelling: 50%
Grondstroom
0 - 100% (van hoofdstroom I1)
Fabrieksinstelling:50%
Startstroomtijd
De startstroomtijd geeft de duur van de startstroomfase aan.
off / 0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: off
BELANGRIJK! De startstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf, het puntlassen en het bedrijf met een voet-afstandsbediening.
Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de startstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald.
Eindstroomtijd
De eindstroomtijd geeft de duur van de eindstroomfase aan.
off / 0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: off
BELANGRIJK! De eindstroomtijd geldt alleen voor het 2-taktbedrijf en het puntlassen. Bij het 4-taktbedrijf wordt de duur van de eindstroomfase met behulp van de toortstoets bepaald (paragraaf 'TIG-bedrijfsmodi').
Gasvoorstroomtijd
Duur van de gasvoorstroom
0 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 0,4 s
Gasnastroomtijd
Duur van de gasnastroom
0,2 - 25 s / Aut
Fabrieksinstelling: Aut
Gasspoelen
off / 0,1 - 9,9 minuten
Fabrieksinstelling: off
Het voorspoelen van het beschermgas begint zodra er een waarde voor GPU is ingesteld.
Uit veiligheidsoverwegingen is het voor een nieuwe start van het voorspoelen van het beschermgas noodzakelijk om opnieuw een waarde voor GPU in te stellen.
BELANGRIJK! Het voorspoelen van beschermgas is vooral bij de vorming van condens na een langdurige stilstandtijd in de kou noodzakelijk. Dit geldt vooral voor lange slangenpakketten.
Lasapparaat resetten
No / YES / ALL
Fabrieksinstelling: No
YES:
Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)
ALL:
Alle bedrijfsmodi worden gereset.
Setup-menu TIG - Niveau 2
voor het instellen van de parameters
Setup-menu niveau 2
voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie
voor het instellen van de parameter Time shut down
In het tweede niveau van het Setup-menu TIG staan de volgende parameters ter beschikking:
Lascircuitweerstand
voor het weergeven van de totale weerstand van lastoorts-slangenpakket, lastoorts, werkstuk en aardkabel
BELANGRIJK! De massaverbinding en de plaatsing van de wolfraamelektrode moeten op een schoon werkstukoppervlak plaatsvinden.
Als tijdens het bepalen van de lascircuitweerstand een fout optreedt, geeft de linkerweergave 'r' en de rechterweergave 'Err' weer.
Door de toortstoets of de toets Gascontrole in te drukken, wordt de lascircuitweerstand opnieuw bepaald.
In geval van fouten:
Slope-Time 1 (alleen in het 4-taktbedrijf beschikbaar)
hellingstijd van hoofdstroom I1 naar reductiestroom I2
off / 0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 0,5 s
Slope-Time 2 (alleen in het 4-taktbedrijf beschikbaar)
hellingstijd van reductiestroom I2 terug naar hoofdstroom I1
off / 0,01 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 0,5 s
Trigger
Toortstoets Bedrijfsmodus
off / on
Fabrieksinstelling: on
off
Bedrijf met lastoorts zonder toortstoets;
De HF-ontsteking is gedeactiveerd.
on
TIG-2-takt- of 4-taktbedrijf
HF-ontsteking
off / tHF / EHF / on
Fabrieksinstelling: on
off
geen hoogfrequentie-ontsteken bij lasbegin - lasstart met behulp van ontsteking door aanraking
tHF
Het lasproces wordt in gang gezet door het werkstuk kortstondig met de wolfraamelektrode aan te raken. De hoogfrequente ontsteking vindt plaats nadat de ingestelde HF-ontstekingsvertragingstijd is verstreken.
EHF
Start met extern ontsteekhulpmiddel, bijv. plasmalassen
on
HF-ontsteking is geactiveerd
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave HF-ontsteken op zolang de parameter HF-ontsteking op 'on' is ingesteld.
Gevaar voor letsel door het schrikeffect van een elektrische schok
Hoewel Fronius-apparaten aan alle relevante normen voldoen, kan de hoogfrequente ontsteking onder bepaalde omstandigheden een onschadelijke maar merkbare elektrische schok overbrengen.
Voorgeschreven beschermende kleding dragen, vooral handschoenen!
Alleen geschikte, volledig intacte en onbeschadigde TIG-slangenpakketten gebruiken!
Niet in een vochtige of natte omgeving werken!
Extra voorzichtigheid bij het werken op steigers, werkplatforms, in dwangposities, op nauwe, moeilijk bereikbare of blootgestelde plaatsen!
HF-ontstekingsvertragingstijd
Tijd na aanraking van het werkstuk met de wolfraamelektrode, waarna een hoogfrequente ontsteking plaatsvindt.
0,1 - 5,0 s
Fabrieksinstelling: 1,0 s
Pulse-TAC-Display
off / on
Fabrieksinstelling: on
Met dit menu-item kunt u op het bedieningspaneel in het overzicht Lasparameters de parameters Pulsen en Hechten verbergen.
Ignition time-out
tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na mislukte ontsteking
0,1 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 5 s
Monitoring afgebroken lichtboog
Tijdsduur tot veiligheidsuitschakeling na het afbreken van de lichtboog
0,1 - 9,9 s
Fabrieksinstelling: 1,0 s
BELANGRIJK! Monitoring afgebroken lichtboog is een veiligheidsfunctie en kan niet worden gedeactiveerd.
Meer informatie over de functie Monitoring afgebroken lichtboog vindt u in de paragraaf 'TIG-lassen' vanaf pagina (→).
TIG Comfort Stop Sensibility - Comfort Stop-gevoeligheid
De parameter is alleen beschikbaar als de parameter Trigger op 'off' is ingesteld.
oFF / 0,6 - 3,5 V
Fabrieksinstelling: 1,5 V
Bij het beëindigen van de lashandeling volgt na een duidelijke verhoging van de lichtbooglengte een automatische uitschakeling van de lasstroom. Daardoor wordt verhinderd dat de lichtboog bij het omhoog tillen van de TIG-lastoorts onnodig in de lengte moet worden getrokken.
Verloop:
Afbreekspanning
voor het instellen van een spanningswaarde waarbij de lasprocedure kan worden beëindigd door de TIG-lastoorts een beetje op te tillen.
Hoe groter de waarde voor de afbreekspanning, des te hoger de lichtboog kan worden gehouden.
De waarde voor de afbreekspanning wordt voor het 2-taktbedrijf, het 4-taktbedrijf en het bedrijf met een voet-afstandsbediening samen opgeslagen.
Als de parameter tri (Trigger - toortstoets-bedrijfsmodus) op 'oFF' is ingesteld, wordt de waarde apart opgeslagen.
10 - 45 V
Fabrieksinstelling: 35 V (voor 2-taktbedrijf, 4-taktbedrijf en bedrijf met voet-afstandsbediening)
Fabrieksinstelling: 25 V (voor het bedrijf Trigger = oFF)
Omschakeling hoofdstroom
on / off
Fabrieksinstelling: on
on
Na de lasstart vindt er een automatische selectie van de hoofdstroom I1 plaats.
De hoofdstroom I1 kan direct worden ingesteld.
off
Tijdens het lassen blijft de laatst geselecteerd parameter geselecteerd.
De laatst geselecteerd parameter kan direct worden ingesteld.
Er vindt geen automatische selectie van de parameter I1 plaats.
In het tweede niveau van het Setup-menu staan de volgende parameters ter beschikking:
System active time
Voor het weergeven van de lasduur (de gelaste tijd)
De volledige lasduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien.
Weergave in u / min. / sec.
System on-time
Voor het weergeven van de bedrijfsduur (begint te tellen zodra het apparaat wordt ingeschakeld)
De volledige bedrijfsduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien.
Weergave in u / min. / sec.
Zekering
Voor het weergeven / instellen van de gebruikte zekering
bij 230 V: 10, 13, 16 A / off *
bij 120 V: 15, 16, 20 A / off *
* alleen bij TT 170 MV / TT 210 MV
Fabrieksinstelling:
16 A bij een netspanning van 230 V
16 A bij een netspanning van 120 V
Als een zekering op de stroombron wordt ingesteld, begrenst de stroombron de stroom die van het stroomnetwerk wordt gehaald. Hierdoor wordt directe activering van de lijnbeveiligingsschakelaar verhinderd.
| Max. lasstroom afhankelijk van de ingestelde zekering | ||||
---|---|---|---|---|---|
| Apparaat | Netspanning | Zekering | Max. lasstroom TIG | Max. lasstroom elektrode |
TT 170 TT 170 MV | 230 V | 10 A | 170 A | 125 A | |
| 13 A | 170 A | 150 A | ||
| 16 A | 170 A | 150 A | ||
| oFF * | 170 A | 150 A | ||
| 120 V ** | 15 A | 130 A | 85 A | |
| 16 A | 140 A | 95 A | ||
| 20 A * | 140 A | 100 A | ||
| oFF * | 140 A | 100 A | ||
| TT 210 TT 210 MV | 230 V | 10 A | 180 A | 125 A |
| 13 A | 200 A | 150 A | ||
| 16 A | 210 A | 150 A | ||
| oFF * | 210 A | 150 A | ||
| 120 V ** | 15 A | 130 A | 85 A | |
| 16 A | 140 A | 95 A | ||
| 20 A * | 170 A | 120 A | ||
| oFF * | 170 A | 120 A | ||
|
|
|
|
|
|
* | alleen bij TT 170 MV / TT 210 MV |
** | bij het 120V-elektriciteitsnet kan al naar gelang de karakteristieken van de activering van de gebruikte lijnbeveiligingsschakelaar de volledige inschakelduur van 40% niet worden behaald (bijvoorbeeld USA Circuit breaker type CH .15% ID). |
Softwareversie
Het volledige versienummer van de huidige software is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het stelwiel te draaien.
Automatische uitschakeling
off / 5 - 60 minuten
Fabrieksinstelling: off
Als het apparaat voor de ingestelde duur niet wordt gebruikt, schakelt het zelfstandig naar de stand-bymodus.
Door op een toets op het bedieningspaneel te drukken, wordt deze toestand beëindigd - het apparaat is weer gereed om te lassen.
In het Setup-menu Staafelektrode staan de volgende parameters ter beschikking:
Hotstart-stroom
1 - 200%
Fabrieksinstelling: 130%
Startstroomduur
0,1 - 2,0 s
Fabrieksinstelling: 0,5 s
Startaanloop
voor het activeren/deactiveren van de startaanloop voor het ontstekingsverloop bij het elektrodelassen
on / off
Fabrieksinstelling: on (geactiveerd)
Pulsfrequentie
voor het pulslassen met staafelektroden
off / 0,2 - 990 Hz
Fabrieksinstelling: off
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Anti-stick
on / off
Fabrieksinstelling: on
Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
CEL-modus
on / off
Fabrieksinstelling: off
Voor het lassen van CEL-elektroden moet de parameter CEL op 'on' zijn ingesteld.
Dynamiekcorrectie
voor het optimaliseren van het lasresultaat
0 - 100
Fabrieksinstelling: 20
0
zwakke en spatarme lichtboog
100
hardere en stabielere lichtboog
Op het moment van de druppelovergang of bij het ontstaan van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats. Om een stabiele lichtboog te verkrijgen, wordt de lasstroom tijdelijk verhoogd. Als de staafelektrode in het smeltbad dreigt te zinken, verhindert deze maatregel het stollen van het smeltbad en een langere kortsluiting van de lichtboog. Een vastzittende staafelektrode is hierdoor vrijwel onmogelijk.
Afbreekspanning
Begrenzing van de lasspanning
25 - 90 V
Fabrieksinstelling: 45 V
In principe is de lichtbooglengte afhankelijk van de lasspanning. Om het lassen te beëindigen, moet de staafelektrode doorgaans duidelijk worden opgetild. Met de parameter 'Uco' kan de lasspanning worden begrensd tot een waarde die het mogelijk maakt het lassen te beëindigen door de elektrode slechts licht optillen.
BELANGRIJK! Als tijdens het lassen de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd, stelt u de parameter 'Afbreekspanning' op een hogere waarde in.
Lasapparaat resetten
No / YES / ALL
Fabrieksinstelling: No
YES:
Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)
ALL:
Alle bedrijfsmodi worden gereset.
Setup-menu niveau 2
voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie
voor het instellen van de parameter Time shut down
Zie voor meer informatie over het Setup-menu - Niveau 2 pagina (→)!
In het Setup-menu Staafelektrode staan de volgende parameters ter beschikking:
Hotstart-stroom
1 - 200%
Fabrieksinstelling: 130%
Startstroomduur
0,1 - 2,0 s
Fabrieksinstelling: 0,5 s
Startaanloop
voor het activeren/deactiveren van de startaanloop voor het ontstekingsverloop bij het elektrodelassen
on / off
Fabrieksinstelling: on (geactiveerd)
Pulsfrequentie
voor het pulslassen met staafelektroden
off / 0,2 - 990 Hz
Fabrieksinstelling: off
De ingestelde pulsfrequentie wordt ook voor de reductiestroom overgenomen.
Op het bedieningspaneel licht de speciale weergave Pulsen op zolang er een waarde wordt aangegeven voor de pulsfrequentie.
Anti-stick
on / off
Fabrieksinstelling: on
Bij een korter wordende lichtboog kan de lasspanning zover dalen dat de staafelektrode ertoe neigt vast te kleven. Bovendien kan de staafelektrode uitgloeien.
Uitgloeien wordt verhinderd als de functie Anti-stick is geactiveerd. Als de staafelektrode begint vast te kleven, schakelt de stroombron de lasstroom meteen uit. Nadat de staafelektrode van het werkstuk is gescheiden, kan het lassen zonder problemen worden voortgezet.
CEL-modus
on / off
Fabrieksinstelling: off
Voor het lassen van CEL-elektroden moet de parameter CEL op 'on' zijn ingesteld.
Dynamiekcorrectie
voor het optimaliseren van het lasresultaat
0 - 100
Fabrieksinstelling: 20
0
zwakke en spatarme lichtboog
100
hardere en stabielere lichtboog
Op het moment van de druppelovergang of bij het ontstaan van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats. Om een stabiele lichtboog te verkrijgen, wordt de lasstroom tijdelijk verhoogd. Als de staafelektrode in het smeltbad dreigt te zinken, verhindert deze maatregel het stollen van het smeltbad en een langere kortsluiting van de lichtboog. Een vastzittende staafelektrode is hierdoor vrijwel onmogelijk.
Afbreekspanning
Begrenzing van de lasspanning
25 - 90 V
Fabrieksinstelling: 45 V
In principe is de lichtbooglengte afhankelijk van de lasspanning. Om het lassen te beëindigen, moet de staafelektrode doorgaans duidelijk worden opgetild. Met de parameter 'Uco' kan de lasspanning worden begrensd tot een waarde die het mogelijk maakt het lassen te beëindigen door de elektrode slechts licht optillen.
BELANGRIJK! Als tijdens het lassen de laswerkzaamheid vaak onbedoeld wordt beëindigd, stelt u de parameter 'Afbreekspanning' op een hogere waarde in.
Lasapparaat resetten
No / YES / ALL
Fabrieksinstelling: No
YES:
Alleen het lasbedrijf dat op dat moment actief is, wordt gereset ( 2T / 4T / Trigger = oFF / STICK / STICK CEL / voet-afstandsbediening)
ALL:
Alle bedrijfsmodi worden gereset.
Setup-menu niveau 2
voor het bekijken van de parameters System active time, System on-time, Fuse en softwareversie
voor het instellen van de parameter Time shut down
Zie voor meer informatie over het Setup-menu - Niveau 2 pagina (→)!
De stroombron is uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem; van het gebruik van smeltzekeringen kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een storing kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smeltzekeringen hoeven te worden vervangen.
De stroombron is uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem; van het gebruik van smeltzekeringen kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een storing kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smeltzekeringen hoeven te worden vervangen.
De stroombron is uitgerust met een intelligent veiligheidssysteem; van het gebruik van smeltzekeringen kan daarom volledig worden afgezien. Na het verhelpen van een storing kan de stroombron direct weer worden gebruikt, zonder dat er smeltzekeringen hoeven te worden vervangen.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Oorzaak: | bedrijfstemperatuur te hoog |
Oplossing: | apparaat laten afkoelen (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het apparaat) |
Als de linkerweergave 'Err' en de rechterweergave een foutnummer weergeeft, dan gaat het om een interne servicecode van de stroombron.
Bijvoorbeeld:
er kunnen ook meerdere foutcodes aanwezig zijn. Deze verschijnen als aan het stelwiel wordt gedraaid.
U wordt verzocht om alle getoonde foutcodes, het serienummer en de configuratie van de stroombron te noteren en met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op te nemen met de servicedienst.
Oorzaak: | Fout in vermogensfasedeel |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Nullastspanning wordt niet behaald: Elektrode ligt op het werkstuk / hardware-fout |
Oplossing: | Elektrodehouder van het werkstuk halen. Contact opnemen met de servicedienst als de servicecode blijvend wordt weergegeven |
Oorzaak: | Systeemstart mislukt |
Oplossing: | Apparaat uit- en inschakelen. Contact opnemen met de servicedienst als het probleem blijft bestaan |
Oorzaak: | Overspanning stroombus (> 113 VDC) |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Opslagfout |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst; Err 16: het instelwieltje indrukken om de servicemelding af te sluiten |
OPMERKING!Bij standaard apparaatvarianten heeft het afsluiten van de servicemelding geen invloed op de functie-omvang van de stroombron. Bij alle andere apparaatvarianten (TIG, ...) is de functie-omvang van de stroombron na het afsluiten van de melding slechts beperkt - neem contact op met de servicedienst om de volledige functie-omvang weer te kunnen gebruiken. |
Oorzaak: | Te hoge of te lage temperatuur |
Oplossing: | Apparaat bij toegestane omgevingstemperaturen gebruiken. Zie voor meer informatie over omgevingsvoorwaarden 'Omgevingsvoorwaarden' in de paragraaf 'Veiligheidsvoorschriften' |
Oorzaak: | gebruik van het apparaat niet overeenkomstig de bedoeling |
Oplossing: | Het apparaat overeenkomstig de bedoeling gebruiken |
Oorzaak: | Ingestelde lasstroom te hoog |
Oplossing: | Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld; lagere lasstroom instellen |
Oorzaak: | Netspanning te hoog |
Oplossing: | Netstekker direct loskoppelen; controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt |
Oorzaak: | Netspanning buiten tolerantiewaarden of stroomnetwerk te weinig belastbaar |
Oplossing: | Controleren of de stroombron met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld; |
Oorzaak: | communicatiefout met het display |
Oplossing: | apparaat uit- en inschakelen / als het probleem blijft bestaan contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Fout bij het bepalen van de lascircuitweerstand |
Oplossing: | Lastoorts-slangenpakket, lastoorts en aardkabel op beschadigingen controleren; Aansluitingen en contacten controleren; Controleren of het werkstukoppervlak schoon is. Meer informatie over het bepalen van de lascircuitweerstand in het 2nd TIG-menu (zie pagina (→)). |
Oorzaak: | Netschakelaar defect |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Laskabelverbinding onderbroken |
Oplossing: | Laskabelverbinding correct herstellen |
Oorzaak: | slechte of geen aarde |
Oplossing: | Verbinding met het werkstuk maken |
Oorzaak: | Stroomkabel in lasbrander of elektrodehouder onderbroken |
Oplossing: | Lasbrander of elektrodehouder vervangen |
Oorzaak: | Inschakelduur overschreden - apparaat overbelast - ventilator geactiveerd |
Oplossing: | Inschakelduur aanhouden |
Oorzaak: | De automatische thermische zekering heeft het apparaat uitgeschakeld |
Oplossing: | Afkoelfase afwachten (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het apparaat); stroombron schakelt zichzelf na enige tijd weer in |
Oorzaak: | Ventilator in de stroombron is defect |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Toevoer koellucht onvoldoende |
Oplossing: | Voor voldoende toevoer van koellucht zorgen |
Oorzaak: | Luchtfilter verontreinigd |
Oplossing: | Luchtfilter reinigen |
Oorzaak: | Fout in vermogensdeel |
Oplossing: | Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen Neem contact op met de servicedienst als de fout vaker voorkomt |
Oorzaak: | onjuiste methode geselecteerd |
Oplossing: | Methode ‘Elektrodelassen’ of ‘Elektrodelassen met CEL-elektrode’ selecteren |
Oorzaak: | te lage startstroom; elektrode blijft kleven bij aanschakelen |
Oplossing: | Startstroom met functie ‘HotStart’ verhogen |
Oorzaak: | te hoge startstroom: elektrode brandt bij aanschakelen te snel of spettert flink |
Oplossing: | Startstroom met functie ‘HotStart’ verlagen |
Oorzaak: | Afscheurspanning (Uco) te laag ingesteld |
Oplossing: | In het setup-menu de afscheurspanning (Uco) verhogen |
Oorzaak: | te hoge brandspanning van de elektrode (bijv. groefelektrode) |
Oplossing: | Indien mogelijk alternatieve elektrode gebruiken of lasapparaat met hoger lasvermogen inzetten |
Oorzaak: | Parameter ‘Dynamiek’ (elektrodelassen) op een te lage waarde ingesteld |
Oplossing: | Parameter ‘Dynamiek’ op een hogere waarde instellen |
Oorzaak: | Onjuiste poling van de elektrode |
Oplossing: | Elektrode ompolen (aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen) |
Oorzaak: | Slechte aardeverbinding |
Oplossing: | Aardeklemmen rechtstreeks op het werkstuk bevestigen |
Oorzaak: | Ongunstige setup-instelling voor de geselecteerde methode |
Oplossing: | In het Setup-menu de instelling voor de geselecteerde methode optimaliseren |
Oorzaak: | Onjuiste poling van de wolfraamelektrode |
Oplossing: | TIG-lasbrander op de (-)-stroombus aansluiten |
Oorzaak: | Onjuist beschermgas, geen beschermgas |
Oplossing: | Inert beschermgas (Argon) gebruiken |
De stroombron heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Er zijn echter enkele punten die aandacht verdienen om de stroombron jarenlang gebruiksklaar te houden.
De stroombron heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Er zijn echter enkele punten die aandacht verdienen om de stroombron jarenlang gebruiksklaar te houden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
De luchtinstroom- en uitstroomopeningen mogen in geen geval zijn bedekt, ook niet deels.
Het afvoeren mag uitsluitend volgens de nationale en regionale bepalingen plaatsvinden.
Grootte van gasmondstuk | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 10 |
Gemiddeld verbruik | 6 l/min | 8 l/min | 10 l/min | 12 l/min | 12 l/min | 15 l/min |
Grootte van gasmondstuk | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 10 |
Gemiddeld verbruik | 6 l/min | 8 l/min | 10 l/min | 12 l/min | 12 l/min | 15 l/min |
Grootte van gasmondstuk | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 10 |
Gemiddeld verbruik | 6 l/min | 8 l/min | 10 l/min | 12 l/min | 12 l/min | 15 l/min |
Bij apparaten die op speciale spanning zijn berekend, gelden de technische gegevens op het typeplaatje.
Bij apparaten die op speciale spanning zijn berekend, gelden de technische gegevens op het typeplaatje.
Netspanning U1 | 1 x 230 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 11,3 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 15,0 A |
Tolerantie netspanning | - 30% / +15% |
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz |
Netbeveiliging | 16 A traag gezekerd |
Netaansluiting 1) | Zmax bij PCC3) = 356 mOhm |
Primair duurvermogen (100% ID 2) ) | 2,7 kVA |
max. schijnbaar vermogen S1max | 3,5 kVA |
Cos Phi | 0,99 |
Lasstroombereik |
|
TIG | 3 - 170 A |
Staafelektrode | 10 - 150 A |
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F), U1 = 230 V |
|
TIG | 40% ID 2) / 170 A |
| 60% ID 2) / 155 A |
| 100% ID2) / 140 A |
Staafelektrode | 40% ID 2) / 150 A |
| 60% ID 2) / 120 A |
| 100% ID 2) / 110 A |
Nullastspanning (gepulst) |
|
TIG | 35 V |
Staafelektrode | 101 V |
Werkspanning |
|
TIG | 10,1 - 16,8 V |
Staafelektrode | 20,4 - 26,0 V |
Ontsteekspanning Up | 9,0 kV |
| De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Koelwijze | AF |
Isolatieklasse | A |
EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10) | A |
Overspanningscategorie | III |
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 | 3 |
Omgevingstemperatuur | -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F |
Opslagtemperatuur | -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F |
Afmetingen l x b x h | 435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in. |
Gewicht | 9,8 kg / 21,61 lb. |
Goedkeuringsmerk | CE |
Veiligheidssymbolen | S |
max. beschermgasdruk | 5 bar / 73 psi |
Geluidsemissie (LWA) | 68,0 dB(A) |
Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V | 15 W |
Energie-efficiëntie van stroombron bij 150 A / 26 V | 88 % |
Netspanning | 1 x 120 V / 1 x 230 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
1 x 120 V | 14,5 A |
1 x 230 V | 11,3 A |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
1 x 120 V | 22,7 A |
1 x 230 V | 15,0 A |
Tolerantie netspanning |
|
1 x 120 V | - 20% / +15% |
1 x 230 V | - 30% / +15% |
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz |
Netbeveiliging |
|
1 x 120 V | 20 A traag gezekerd |
1 x 230 V | 16 A traag gezekerd |
Netaansluiting 1) | Zmax bij PCC 3) = 356 mOhm |
Primair duurvermogen (100% ID 2) ) |
|
1 x 120 V | 1,8 kVA |
1 x 230 V | 2,7 kVA |
max. schijnbaar vermogen S1max |
|
1 x 120 V | 2,8 kVA |
1 x 230 V | 3,5 kVA |
Cos Phi | 0,99 |
Lasstroombereik |
|
TIG / 1 x 120 V | 3 - 140 A |
TIG / 1 x 230 V | 3 - 170 A |
Staafelektrode / 1 x 120 V | 10 - 100 A |
Staafelektrode / 1 x 230 V | 10 - 150 A |
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F) |
|
TIG / 1 x 120 V | 40% ID 2) / 140 A |
| 60% ID 2) / 120 A |
| 100% ID 2) / 100 A |
TIG / 1 x 230 V | 40% ID 2) / 170 A |
| 60% ID 2) / 155 A |
| 100% ID2) / 140 A |
Staafelektrode / 1 x 120 V | 40% ID 2) / 100 A |
| 60% ID 2) / 90 A |
| 100% ID 2) / 80 A |
Staafelektrode / 1 x 230 V | 40% ID 2) / 150 A |
| 60% ID 2) / 120 A |
| 100% ID2) / 110 A |
Nullastspanning (gepulst) |
|
TIG | 35 V |
Staafelektrode | 101 V |
Werkspanning |
|
TIG / 1 x 120 V | 10,1 - 15,6 V |
TIG / 1 x 230 V | 10,5 - 16,8 V |
Staafelektrode / 1 x 120 V | 20,4 - 24,0 V |
Staafelektrode / 1 x 230 V | 20,4 - 26,0 V |
Ontsteekspanning Up | 9 kV |
| De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Koelwijze | AF |
Isolatieklasse | A |
EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10) | A |
Overspanningscategorie | III |
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 | 3 |
Omgevingstemperatuur | -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F |
Opslagtemperatuur | -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F |
Afmetingen l x b x h | 435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in. |
Gewicht | 9,8 kg / 21,61 lb. |
Goedkeuringsmerk | CE, CSA |
Veiligheidssymbolen | S |
max. beschermgasdruk | 5 bar / 73 psi |
Geluidsemissie (LWA) | 68,0 dB(A) |
Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V | 15 W |
Energie-efficiëntie van stroombron bij 150 A / 26 V | 88 % |
Netspanning U1 | 1 x 230 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 13,5 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 20,0 A |
Tolerantie netspanning | - 30% / +15% |
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz |
Netbeveiliging | 16 A traag gezekerd |
Netaansluiting 1) | Zmax bij PCC3) = 261 mOhm |
Primair duurvermogen (100% ID 2) ) | 3,2 kVA |
max. schijnbaar vermogen S1max | 4,6 kVA |
Cos Phi | 0,99 |
Lasstroombereik |
|
TIG | 3 - 210 A |
Staafelektrode | 10 - 180 A |
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F), |
|
TIG | 40% ID 2) / 210 A |
| 60% ID 2) / 185 A |
| 100% ID 2) / 160 A |
Staafelektrode | 40% ID 2) / 180 A |
| 60% ID 2) / 150 A |
| 100% ID 2) / 120 A |
Nullastspanning (gepulst) |
|
TIG | 35 V |
Staafelektrode | 101 V |
Werkspanning |
|
TIG | 10,1 - 18,4 V |
Staafelektrode | 20,4 - 27,2 V |
Ontsteekspanning Up | 9,0 kV |
| De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Koelwijze | AF |
Isolatieklasse | A |
EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10) | A |
Overspanningscategorie | III |
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 | 3 |
Omgevingstemperatuur | -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F |
Opslagtemperatuur | -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F |
Afmetingen l x b x h | 435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in. |
Gewicht | 9,8 kg / 21,61 lb. |
Goedkeuringsmerk | CE |
Veiligheidssymbolen | S |
max. beschermgasdruk | 5 bar / 73 psi |
Geluidsemissie (LWA) | 68,0 dB(A) |
Energieverbruik in nullasttoestand bij 230 V | 15 W |
Energie-efficiëntie van stroombron bij 150 A / 26 V | 88 % |
Netspanning | 1 x 120 V / 1 x 230 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) |
|
1 x 120 V | 18,0 A |
1 x 230 V | 13,5 A |
Max. primaire stroom (I1max) |
|
1 x 120 V | 29,0 A |
1 x 230 V | 20,0 A |
Tolerantie netspanning |
|
1 x 120 V | - 20% / +15% |
1 x 230 V | - 30% / +15% |
Lichtnetfrequentie | 50 / 60 Hz |
Netbeveiliging |
|
1 x 120 V | 20 A traag gezekerd |
1 x 230 V | 16 A traag gezekerd |
Netaansluiting 1) | Zmax bij PCC3) = 261 mOhm |
Primair duurvermogen (100% ID 2) ) |
|
1 x 120 V | 2,2 kVA |
1 x 230 V | 3,2 kVA |
max. schijnbaar vermogen S1max |
|
1 x 120 V | 3,5 kVA |
1 x 230 V | 4,6 kVA |
Cos Phi | 0,99 |
Lasstroombereik |
|
TIG / 1 x 120 V | 3 - 170 A |
TIG / 1 x 230 V | 3 - 210 A |
Staafelektrode / 1 x 120 V | 10 - 120 A |
Staafelektrode / 1 x 230 V | 10 - 180 A |
Lasstroom bij 10 min / 40 °C (104 °F) |
|
TIG / 1 x 120 V | 40% ID 2) / 170 A |
| 60% ID 2) / 150 A |
| 100% ID 2) / 120 A |
TIG / 1 x 230 V | 40% ID 2) / 210 A |
| 60% ID 2) / 185 A |
| 100% ID2) / 160 A |
Staafelektrode / 1 x 120 V | 40% ID 2) / 120 A |
| 60% ID 2) / 100 A |
| 100% ID 2) / 90 A |
Staafelektrode / 1 x 230 V | 40% ID 2) / 180 A |
| 60% ID 2) / 150 A |
| 100% ID2) / 120 A |
Nullastspanning (gepulst) |
|
TIG | 35 V |
Staafelektrode | 101 V |
Werkspanning |
|
TIG / 1 x 120 V | 10,1 - 16,8 V |
TIG / 1 x 230 V | 10,1 - 18,4 V |
Staafelektrode / 1 x 120 V | 20,4 - 24,8 V |
Staafelektrode / 1 x 230 V | 20,4 - 27,2 V |
Ontsteekspanning Up | 9 kV |
| De inrichting voor lichtboogontsteking is geschikt voor handmatige bediening |
Beschermingsklasse | IP 23 |
Koelwijze | AF |
Isolatieklasse | A |
EMV-emissieklasse (volgens EN/IEC 60974-10) | A |
Overspanningscategorie | III |
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 | 3 |
Omgevingstemperatuur | -10 °C - +40 °C / +14 °F - +104 °F |
Opslagtemperatuur | -25 °C - +55 °C / -13 °F - +131 °F |
Afmetingen l x b x h | 435 x 160 x 310 mm / 17,1 x 6,3 x 12,2 in. |
Gewicht | 9,9 kg / 21,8 lb. |
Goedkeuringsmerk | CE, CSA |
Veiligheidssymbolen | S |
max. beschermgasdruk | 5 bar / 73 psi |
Geluidsemissie (LWA) | 68,0 dB(A) |
Energieverbruik in nullasttoestand | 15 W |
Energie-efficiëntie van stroombron | 88 % |
/EF | Stroombron met gemonteerde netkabel |
/np | Stroombron met gemonteerde netkabel en zonder stekker voor het openbare elektriciteitsnet |
/B | Stroombron met netkabel om aan te sluiten |
1) | Op een openbaar elektriciteitsnet met 230 V en 50 Hz |
2) | ID = inschakelduur |
(3) | PCC = aansluiting op het openbare net |
Overzicht van kritieke grondstoffen:
Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.