De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de bedieningshandleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
De gebruiksaanwijzing moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de gebruiksaanwijzing moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk 'Algemene informatie' in de bedieningshandleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Het gebruik of opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als beoogd gebruik. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden vindt u in het hoofdstuk 'Technische gegevens'.
Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan apparaattypen in de vorm van:beïnvloeden.
*) telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte aangetaste of beschadigde kabels, evenals kabels en leidingen met een te dunne kern moet u direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Accu's bevatten zuren die de ogen en huid aantasten. Daarnaast ontstaan bij het laden van accu's gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen en die onder bepaalde omstandigheden zeer explosief kunnen zijn.
Het laadapparaat uitsluitend gebruiken in goed geventileerde ruimtes. Zo wordt een opeenhoping van explosieve gassen voorkomen. In accuruimtes bestaat geen explosiegevaar wanneer door natuurlijke of mechanische ventilatie een waterstofconcentratie van minder dan 4% is gegarandeerd.
Tijdens het laden dient een minimale afstand van 0,5 m (19,69 in.) tussen de accu en het acculaadapparaat in acht te worden genomen. Mogelijke ontstekingsbronnen zoals vuur en open licht uit de omgeving van de accu verwijderd houden.
De verbinding met de accu (bijvoorbeeld laadklemmen) in geen geval tijdens het laden loskoppelen.
Gassen en dampen niet inademen - Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht.
Geen gereedschap of elektrisch geleidende metalen op de accu leggen om kortsluiting te vermijden.
Accuzuur mag in geen geval in de ogen, op de huid of op de kleding komen. Veiligheidsbril en geschikte veiligheidskleding dragen. Spoel druppels accuzuur direct en grondig met schoon water weg. Raadpleeg in geval van nood een arts.
Controleer voordat u de werkplek verlaat of tijdens uw afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Apparaten met een randaardedraad alleen aansluiten op een net met randaarde en een wandcontactdoos met randaardecontact. Wordt het apparaat aangesloten op een net zonder randaarde of een wandcontactdoos zonder randaardecontact, dan geldt dit als ernstig nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsgraad gebruiken.
Het apparaat nooit in gebruik nemen wanneer het is beschadigd.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Niet in goede staat verkerende veiligheidsvoorzieningen en onderdelen die niet in onberispelijke staat verkeren, vóór het inschakelen van het apparaat door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
Omzeil veiligheidsvoorzieningen niet en stel ze niet buiten werking.
Na de montage is een vrij toegankelijke netstekker benodigd.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Controleer voor elke ingebruikname de netstekker en de netkabel en de laadkabels en laadklemmen op beschadigingen.
Als het oppervlak van de behuizing van het toestel vuil is, reinigt u het met een zachte doek en gebruikt u uitsluitend oplosmiddelvrije reinigingsmiddelen.
Laat reparaties uitsluitend uitvoeren door een geautoriseerd bedrijf. Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen (dit geldt ook voor genormeerde onderdelen). Bij niet-originele onderdelen is niet gewaarborgd dat deze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd en geproduceerd.
Het aanbrengen van wijzigingen en installatie- of ombouwwerkzaamheden zijn alleen toegestaan na goedkeuring door de fabrikant.
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
Een veiligheidscontrole mag alleen door een hiervoor bevoegde elektromonteur worden uitgevoerdVoor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Apparaten met CE-aanduiding voldoen aan de fundamentele eisen van de desbetreffende richtlijnen.
Apparaten die zijn voorzien van het EAC-testsymbool, voldoen aan de eisen van de relevante normen voor Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Armenië en Kirgizië.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlijnen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de dealer of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Een correcte afvoer van oude apparaten bevordert een duurzame recycling van materiële hulpbronnen. Het negeren van deze instructie kan leiden tot mogelijke gezondheids-/milieueffecten.
Verpakkingsmateriaal
Gescheiden inzameling. Ga na wat de regels in uw gemeente zijn. Bind karton samen tot zo klein mogelijke pakketjes.
Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
Tekst en afbeeldingen komen overeen met de stand van de techniek bij het ter perse gaan. Wijzigingen voorbehouden. Aan de inhoud van deze handleiding kan de gebruiker geen rechten ontlenen. Hebt u een voorstel tot verbetering? Ziet u een fout in deze handleiding? Wij zijn u dankbaar voor uw opmerkingen.
De kW-aanduiding voor de vermogenscategorieën heeft betrekking op de behuizingsuitvoering en houdt geen direct verband met het daadwerkelijke apparaatvermogen.
De kW-aanduiding voor de vermogenscategorieën heeft betrekking op de behuizingsuitvoering en houdt geen direct verband met het daadwerkelijke apparaatvermogen.
Selectiva
2100 / 2120 / 2140 / 2160 / 2180 / 2200 / 2225
4060 / 4075 / 4090 / 4090A / 4120 / 4120A / 4140 / 4140A / 4160 / 4160A / 4185
8040 / 8060 / 8060A / 8075 / 8075A / 8090 / 8090A / 8110
Selectiva
4120 / 4140 / 4160
Selectiva
4210
8120 / 8140 / 8160 / 8180 / 8210
Selectiva
2250 / 2300 / 2350
4250 / 4300 / 4325
Het acculaadapparaat wordt gekenmerkt door intelligente laadtechnologie. De Active Inverter Technology met het Ri-laadproces past zich aan de behoeften van de accu aan en levert alleen stroom die de accu werkelijk nodig heeft.
De technologie is in een robuuste behuizing conform de industriestandaard ingebed. De compacte bouwwijze voldoet aan alle eisen aan veiligheidsstandaarden, reduceert de benodigde ruimte en beschermt de onderdelen voor een lange levensduur.
Het acculaadapparaat is met een grafisch display, een geïntegreerde datalogger, nieuwe interfaces en extra opties perfect op de toekomst voorbereid.
Het acculaadapparaat wordt gekenmerkt door intelligente laadtechnologie. De Active Inverter Technology met het Ri-laadproces past zich aan de behoeften van de accu aan en levert alleen stroom die de accu werkelijk nodig heeft.
De technologie is in een robuuste behuizing conform de industriestandaard ingebed. De compacte bouwwijze voldoet aan alle eisen aan veiligheidsstandaarden, reduceert de benodigde ruimte en beschermt de onderdelen voor een lange levensduur.
Het acculaadapparaat is met een grafisch display, een geïntegreerde datalogger, nieuwe interfaces en extra opties perfect op de toekomst voorbereid.
Het laadapparaat dient voor het laden van de hierna vermelde accu's. Elk ander of afwijkend gebruik geldt als oneigenlijk. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade. Tot het beoogde gebruik behoort ook
Gevaar door het laden van droge accu's (primaire elementen) en niet-laadbare accu's.
Een lekkende accu kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Laad alleen de onderstaande accutypen op.
Gevaar door het laden van ongeschikte accu's.
Dit kan leiden tot ernstig letsel en schade aan eigendommen als gevolg van ontsnappende gassen, ontsteking of explosie.
Sluit alleen accu's op het laadapparaat aan die wat hun type, spanning en capaciteit betreft geschikt zijn voor het laadapparaat en die overeenkomen met de instellingen op het laadapparaat.
Het acculaadapparaat is bedoeld voor het laden van loodaccu's, NiCd-accu's en Li-ion-accu's.
Bij het laden van Li-ion-accu's mogen alleen gecertificeerde, veilige accu's worden gebruikt. Voor het laden van Li-ion-accu's moet een klantkarakteristiek worden gebruikt die specifiek op de accu is afgestemd. Een standaard laadprocedure voor Li-ion-accu's is niet vooraf in het laadapparaat geïnstalleerd.
De probleemloze functie van het apparaat hangt af van het correcte gebruik. Het apparaat mag in geen geval worden verplaatst door aan de kabel te trekken.
(1) | Acculaadapparaat |
(2) | Gebruiksaanwijzing |
(3) | Snelstartgids |
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Gebruik voor de netaansluiting indien vereist uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document te lezen en te begrijpen.
Alle gebruiksaanwijzingen van de systeemcomponenten, in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften, moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door defecte of onvoldoende netvoeding.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Aan de eisen voor de stroomvoorziening conform het hoofdstuk 'Technische gegevens' moet zijn voldaan.
Gevaar van rondvliegende vonken door onjuiste ontkoppeling van de laadstekker.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. De vonken die hierbij ontstaan, kunnen laadgassen die tijdens het laadproces ontstaan laten ontbranden. Het gevolg hiervan kan een brand of een explosie zijn
Beëindig het laden via het acculaadapparaat en rol de laadkabels na afkoeling op of leg ze, indien aanwezig, op de kabelhouder.
Gevaar door rondslingerende laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken. Personen kunnen aan losgetrokken kabels blijven hangen of erover struikelen.
Leg laadkabels dusdanig dat niemand erover kan struikelen of eraan kan blijven hangen.
Gevaar voor oververhitting door verkeerd gelegde net-/laadkabels.
Gevaar van beschadiging van de stroomnetwerk-/laadkabels.
Net-/laadkabels mogen alleen door een elektrotechnicus worden vervangen.
Vermijd lussen in net-/laadkabels.
Bedek net-/laadkabels niet.
Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) afzonderlijk leggen (niet bundelen).
Laadkabels die langer zijn dan 5 m (16 ft. 4,85 in.) kunnen een verhoogde oppervlaktetemperatuur hebben (pas op voor hete oppervlakken).
Zorg er in de volgende gevallen voor dat de oppervlaktetemperatuur van de laadkabels niet hoger is dan 80 °C (176 °F):
- De omgevingstemperatuur bedraagt 30 °C (86 °F) of meer
- De diameter van de laadkabel bedraagt 95 mm2 of meer
- De lengte van de laadkabel bedraagt 5 m (16 ft. 4,85 in.) of meer
Het acculaadapparaat is voorzien van veiligheidssymbolen. De veiligheidssymbolen mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd.
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid. Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het acculaadapparaat eerst van het stroomnetwerk worden losgekoppeld. Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn. Zorg ervoor dat het acculaadapparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroomnetwerk losgekoppeld is. | |
Gebruik de diverse functies pas nadat u de bedieningshandleiding volledig hebt gelezen. | |
Houd mogelijke ontstekingsbronnen, zoals vuur, vonken en open licht, bij de accu vandaan. | |
Explosiegevaar! Door het laden ontstaat in de accu knalgas. | |
Accuzuur is bijtend en mag in geen geval in aanraking komen met de ogen, de huid of de kleding. | |
Zorg tijdens het laden voor voldoende toevoer van buitenlucht. | |
Het acculaadapparaat kan DC-aardlekstroom in de randaarde veroorzaken. Als aan de netvoedingszijde een aardlekschakelaar (RCD) wordt gebruikt voor het beschermen tegen elektrische schokken, dan moet deze schakelaar overeenkomen met type B. | |
Geef het product niet met het huisvuil mee, maar verwijder het volgens de op de installatieplek geldende afvalverwijderingsvoorschriften voor oude elektrische en elektronische apparaten. |
Gevaar door elektrische stroom.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroomnetwerk losgekoppeld blijft.
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel alle systeemcomponenten daarom stabiel op.
Controleer bij gebruik van vloer- of muursteun continu of alle bevestigingselementen goed vastzitten.
Apparaten die meer dan 25 kg (55.12 lb.) wegen, moeten door minimaal 2 personen worden gedragen.
Bij montage in een rek moet het draagvermogen van de rekbodem minimaal het gewicht van het acculaadapparaat kunnen ondersteunen.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 20. Dit betekent:
Het acculaadapparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP20 in droge, afgesloten ruimtes worden opgesteld en gebruikt. Het binnendringen van vocht moet worden voorkomen.
De toegestane gebruikspositie van het acculaadapparaat is horizontaal.
Koellucht
Het acculaadapparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de daarvoor bestemde kastopeningen kan stromen. Voor de luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen moet altijd een minimale afstand van 0,2 m (7.874 in.) worden aangehouden. De omgevingslucht moet vrij zijn van
De aan- en afvoer van koellucht geschiedt zoals in de volgende afbeeldingen door de pijlen wordt aangegeven.
Gevaar bij gedeeltelijk of volledig afgedekte luchtinlaat- en uitblaasopeningen.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Als meerdere apparaten achter elkaar worden opgesteld, dan moeten ze geschakeld worden opgesteld.
Als de apparaten niet zijn geschakeld, maar in een lijn achter elkaar zijn opgesteld, moet de afstand tussen de apparaten als volgt worden gemeten:
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel alle systeemcomponenten daarom stabiel op.
Controleer bij gebruik van vloer- of muursteun continu of alle bevestigingselementen goed vastzitten.
Apparaten die meer dan 25 kg (55.12 lb.) wegen, moeten door minimaal 2 personen worden gedragen.
Bij montage in een rek moet het draagvermogen van de rekbodem minimaal het gewicht van het acculaadapparaat kunnen ondersteunen.
Het apparaat is getest conform beschermingsklasse IP 20. Dit betekent:
Het acculaadapparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP20 in droge, afgesloten ruimtes worden opgesteld en gebruikt. Het binnendringen van vocht moet worden voorkomen.
De toegestane gebruikspositie van het acculaadapparaat is horizontaal.
Koellucht
Het acculaadapparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de daarvoor bestemde kastopeningen kan stromen. Voor de luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen moet altijd een minimale afstand van 0,2 m (7.874 in.) worden aangehouden. De omgevingslucht moet vrij zijn van
De aan- en afvoer van koellucht geschiedt zoals in de volgende afbeeldingen door de pijlen wordt aangegeven.
Gevaar bij gedeeltelijk of volledig afgedekte luchtinlaat- en uitblaasopeningen.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Als meerdere apparaten achter elkaar worden opgesteld, dan moeten ze geschakeld worden opgesteld.
Als de apparaten niet zijn geschakeld, maar in een lijn achter elkaar zijn opgesteld, moet de afstand tussen de apparaten als volgt worden gemeten:
Gevaar door verkeerd uitgevoerde werkzaamheden en vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De montage mag uitsluitend door geschoold personeel worden uitgevoerd.
Welke pluggen en schroeven er moeten worden gebruikt, is afhankelijk van de ondergrond. Daarom niet inbegrepen in de leveringsomvang.
De monteur is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van passende pluggen en schroeven.
Gevaar door omvallende of naar beneden vallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik deze muursteun alleen met het acculaadapparaat Selectiva 8 - 18 kW van Fronius.
Monteer het acculaadapparaat horizontaal.
Gewicht van muursteun: | |
---|---|
8 kW | 1,80 kg (3,97 lb.) |
16 kW | 3,15 kg (6,49 lb.) |
18 kW | 4,30 kg (9,48 lb.) |
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | USB-aansluiting Tijdens het laden via de USB-stick ondersteunt de USB-aansluiting een acculaadapparaatupdate en het protocolleren van de laadparameters. Er is een voedingsstroom van maximaal 0,5 A beschikbaar. |
(2) | Positie voor de optie Extern display of Laadlampje 13 V. |
(3) | Positie voor de optie Externe start-stop of optie Temperatuurgestuurd laden. |
Nr. | Functie |
---|---|
(4) | (-)-laadkabel |
(5) | (+)-laadkabel |
(6) | Posities voor op relais gebaseerde opties. (bijv. Aquamatic) Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties'. |
(7) | Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie. Persluchtuitgang |
(8) | Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie. Luchtinlaat met luchtfilter |
(9) | Netkabel |
(10) | Optionele LED-strip. Brandt afhankelijk van de laadstatus in de betreffende kleuren, in overeenstemming met de in de paragraaf 'Bedieningspaneel' toegelichte lampjes. |
(11) | Bedieningspaneel |
(12) | Opties-aansluitpaneel Het aansluitpaneel is alleen bereikbaar als de aansluitplaat op de voorzijde van het acculaadapparaat wordt verwijderd. Volg hiervoor de waarschuwingen die in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Veiligheid' zijn opgenomen. |
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | USB-aansluiting Tijdens het laden via de USB-stick ondersteunt de USB-aansluiting een acculaadapparaatupdate en het protocolleren van de laadparameters. Er is een voedingsstroom van maximaal 0,5 A beschikbaar. |
(2) | Positie voor de optie Extern display of Laadlampje 13 V. |
(3) | Positie voor de optie Externe start-stop of optie Temperatuurgestuurd laden. |
Nr. | Functie |
---|---|
(4) | (-)-laadkabel |
(5) | (+)-laadkabel |
(6) | Posities voor op relais gebaseerde opties. (bijv. Aquamatic) Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Opties'. |
(7) | Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie. Persluchtuitgang |
(8) | Positie voor de optie Interne elektrolytcirculatie. Luchtinlaat met luchtfilter |
(9) | Netkabel |
(10) | Optionele LED-strip. Brandt afhankelijk van de laadstatus in de betreffende kleuren, in overeenstemming met de in de paragraaf 'Bedieningspaneel' toegelichte lampjes. |
(11) | Bedieningspaneel |
(12) | Opties-aansluitpaneel Het aansluitpaneel is alleen bereikbaar als de aansluitplaat op de voorzijde van het acculaadapparaat wordt verwijderd. Volg hiervoor de waarschuwingen die in het hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Veiligheid' zijn opgenomen. |
Aansluitingen 18-polige optiestekker op Print P-Control binnenin de behuizing
Pin | Plug Code | Function |
| Pin | Plug Code | Function | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
17 | G/2 | Ext. LED Green |
| 18 | 13V/1 | 13 V | Ext. LED | |
Remote Control wire 1 | ||||||||
CBG Easy VCC*° | ||||||||
15 | Y/3 | Ext. LED Yellow |
| 16 | R/4 | Extern LED Red | ||
Remote Control wire 3 | ||||||||
CBG Easy Detect*° | ||||||||
13 | B | Ext. LED Blue |
| 14 | Dete | Detect | ||
CBG Easy GND*° | ||||||||
11 |
|
|
| 12 | C2 G | CAN 2 GND | ||
|
|
| wire brown | |||||
9 | C1 G | CAN 1 GND | 10 | 13V O | 13 V Power Supply | |||
wire white | ||||||||
7 | C1 L | CAN 1 Low | 8 | C2 L | CAN 2 Low | |||
wire yellow | wire yellow | |||||||
5 | C1 H | CAN 1 High | 6 | C2 H | CAN 2 High | |||
wire green | wire green | |||||||
3 |
|
|
| 4 |
|
|
| |
1 | - St | Temperature Controlled | 2 | + St | Temperature Controlled | |||
Charging*° |
| Charging*° |
| |||||
Extern Start / Stop° | Extern Start / Stop° |
Gateway Link* | * not available for Selectiva UL | ||
TagID Link*° / Battery Link* | ° not available for SelectION |
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | Display |
(2) | Toets 'Menu' Selectie van het gewenste menu. Terugkeren naar de bovenstaande selectie. |
(3) | Toetsen 'Omhoog / Omlaag' Selectie van het gewenste menupunt. Instellen van gewenste waarde. |
(4) | Toets 'Pauze / Start' Onderbreken en hervatten van het laadproces. Bevestigen van een menupunt of een instelling. |
(5) | Lampje 'Accu afgekoeld' (blauw) Geeft een afgekoelde, gebruiksklare accu aan. Brandt continu: Na het einde van de laadfase werd de ingestelde afkoeltijd of optioneel de accutemperatuur bereikt. Knippert een keer per seconde: Daarnaast is de waternavulindicator geactiveerd. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Extra functies in de configuratiemodus. |
(6) | Lampje 'Fout' (rood) Brandt continu: Het apparaat geeft een foutmelding. De huidige situatie staat geen laden volgens de voorschriften toe. Als het rode lampje brandt, kan er niet worden opgeladen (laden onderbroken). Het display toont een statuscode. Knippert elke 3 sec. kort: Het apparaat geeft een waarschuwing. Ongunstige laadparameters, het laden wordt echter voortgezet. Het display toont afwisselend de statuscode en de laadstatus. |
(7) | Lampje 'Opladen' (geel) Brandt: tijdens het laden. Knippert: als het laden is onderbroken. |
(8) | Lampje 'Accu is opgeladen' (groen) Brandt continu: Opladen beëindigd. Knippert een keer per seconde: Opladen beëindigd. Daarnaast is de waternavulindicator geactiveerd. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Extra functies in de configuratiemodus. |
Als het acculaadapparaat voor het eerst met het stroomnetwerk wordt verbonden, dan bevindt het zich in de SETUP-modus.
In deze modus moeten de volgende basisinstellingen worden vastgelegd of bevestigd:Als standaardtaal is Engels ingesteld.
Standaard is de tijdzone UTC+1 Central European Time (Berlijn) ingesteld.
Zomertijd 'EIN' (AAN) en de 24-uursindeling zijn als standaard ingesteld.
Het acculaadapparaat is met de volgens de bestelling juiste laadkabellengte geconfigureerd.
Een verkeerd ingestelde laadkabellengte kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Het acculaadapparaat is met de volgens de bestelling juiste laadkabeldoorsnede geconfigureerd.
Een verkeerd ingestelde laadkabeldoorsnede kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Het acculaadapparaat is in overeenstemming met de bestelling vooraf geconfigureerd.
Als de configuratie niet met de gebruikte accu overeenkomt, moeten de parameters dienovereenkomstig worden aangepast.
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus
Als het acculaadapparaat voor het eerst met het stroomnetwerk wordt verbonden, dan bevindt het zich in de SETUP-modus.
In deze modus moeten de volgende basisinstellingen worden vastgelegd of bevestigd:Als standaardtaal is Engels ingesteld.
Standaard is de tijdzone UTC+1 Central European Time (Berlijn) ingesteld.
Zomertijd 'EIN' (AAN) en de 24-uursindeling zijn als standaard ingesteld.
Het acculaadapparaat is met de volgens de bestelling juiste laadkabellengte geconfigureerd.
Een verkeerd ingestelde laadkabellengte kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Het acculaadapparaat is met de volgens de bestelling juiste laadkabeldoorsnede geconfigureerd.
Een verkeerd ingestelde laadkabeldoorsnede kan het laadproces negatief beïnvloeden!
Het acculaadapparaat is in overeenstemming met de bestelling vooraf geconfigureerd.
Als de configuratie niet met de gebruikte accu overeenkomt, moeten de parameters dienovereenkomstig worden aangepast.
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus
Gevaar door ontsnappend accuzuur of door explosies bij het laden van defecte accu's.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Voordat met het laden wordt begonnen, moet u controleren of de te laden accu niet beschadigd is.
Gevaar door verkeerde accutype en foute laadinstellingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer voor aanvang van het laadproces of het juiste accutype op het acculaadapparaat is ingesteld.
De volgende instellingen moeten voor de afzonderlijke accutypen vóór het laden worden vastgelegd:
laadcurve
nominale spanning (aantal accucellen)
accucapaciteit (Ah) of laadtijd (h)
Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus.
Gevaar voor schade aan eigendommen door sterke vervuiling van de laadstekkercontacten.
De hierdoor ontstane verhoogde overgangsweerstand kan oververhitting en vervolgens verwoesting van de laadstekker veroorzaken.
Houd de laadstekkercontacten vrij van vuil en reinig ze indien nodig.
U wordt gevraagd of u de juiste parameters voor de te laden accu's hebt ingesteld.
Aansluitend wordt de standaardmodus weergegeven. Het display toont de parameters van het acculaadapparaat:
De acculaadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleerde informatie over de acculaadapparaatparameters bevindt zich in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus. Controleer of de op te laden accu met de configuratie van het acculaadapparaat overeenkomt.
Het acculaadapparaat herkent de aangesloten accu en start het laadproces. Als de startvertragingsfunctie geactiveerd is, start het laadproces nadat de vertragingstijd verstreken is. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Configuratiemodus.
Tijdens het laden worden de volgende waarden op het display getoond:
Het accusymbool geeft de actuele laadtoestand weer. Hoe meer balkjes worden weergegeven, des te verder is het laadproces gevorderd. Zodra de accu volledig geladen is, wordt een minutenteller (afbeelding rechts) weergegeven. De minutenteller telt de minuten vanaf het einde van de laadfase en dient als hulpmiddel om tijdens het gebruik van meerdere acculaadapparaten eenvoudiger te kunnen beoordelen welke accu het meest afgekoeld is.
Als de accu volledig is opgeladen, worden de 4 balkjes van het accusymbool zwart weergegeven. Zodra de accu volledig is opgeladen, begint het groene lampje te branden.
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan pas tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' en in overeenstemming met de instructies uit het hoofdstuk 'Weergave' nadat de accu van het acculaadapparaat is losgekoppeld.
Gevaar van knalgasontsteking als gevolg van vonkvorming bij het lostrekken van de laadkabels.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Beëindig het laadproces door op de toets 'Pauze / Start' te drukken vóórdat u de laadstekker afklemt of loskoppelt.
Gevaar bij loskoppeling van de stekkerverbinding tijdens het laadproces.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Koppel de stekkerverbinding niet los tijdens het laadproces.
Raak geen spanningvoerende contacten in de laadstekker aan.
Gevaar van schade aan de accu bij het loskoppelen van de accu van het acculaadapparaat, als het laadproces nog niet volledig afgesloten is.
Kan schade aan de accu tot gevolg hebben.
Koppel de accu pas van het acculaadapparaat los als de accu volledig geladen is (groene lampje 'Accu is geladen' brandt).
Zodra de accu volledig is opgeladen en afgekoeld, branden de volgende lampjes:
Koppel de accu conform de onderstaande instructies voor een optimale levensduur pas van het acculaadapparaat los als niet alleen het groene lampje, maar ook het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' brandt. Als er meerdere acculaadapparaten in gebruik zijn, koppelt u eerst de accu los die het langst opgeladen is (het meest is afgekoeld).
Bij open laadcontacten controleert de automatische nullastspanningsherkenning of de laadcontacten spanningsvrij zijn.
Nr. | Functie |
---|---|
Standaardmodus | |
Statistiekmodus | |
Geschiedenismodus | |
Configuratiemodus | |
USB-modus |
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces alleen met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan alleen tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' nadat de accu van het acculaadapparaat is losgekoppeld. Een gedetailleerde beschrijving van de weergavemodi vindt u in het volgende hoofdstuk.
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Nr. | Functie |
---|---|
Standaardmodus | |
Statistiekmodus | |
Geschiedenismodus | |
Configuratiemodus | |
USB-modus |
Zolang het acculaadapparaat op een accu is aangesloten, kan het laadproces alleen met de toets 'Pauze / Start' worden onderbroken en hervat. Er kan alleen tussen de weergavemodi worden geschakeld met de toets 'Menu' nadat de accu van het acculaadapparaat is losgekoppeld. Een gedetailleerde beschrijving van de weergavemodi vindt u in het volgende hoofdstuk.
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Tijdens een laadpauze is het menu beperkt beschikbaar.
Nadat de netstekker op het elektrische netwerk is aangesloten, wordt op het display automatisch de standaardmodus weergegeven.
In de standaardmodus toont de display de laadapparaatparameters:
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
Nadat de netstekker op het elektrische netwerk is aangesloten, wordt op het display automatisch de standaardmodus weergegeven.
In de standaardmodus toont de display de laadapparaatparameters:
De laadapparaatparameters kunnen afzonderlijk worden ingesteld. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
De weergegeven opgenomen energie is een richtwaarde en kan bij een nominaal vermogen van maximaal 5% van de werkelijke hoeveelheid energie afwijken. Bij een lager vermogen kan de afwijking hoger zijn.
De weergegeven opgenomen energie is een richtwaarde en kan bij een nominaal vermogen van maximaal 5% van de werkelijke hoeveelheid energie afwijken. Bij een lager vermogen kan de afwijking hoger zijn.
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opgeslagen laadprocessen. Om andere of verschillende weergaven te kunnen tonen, wordt het volgende weergavevenster twee keer afgebeeld:
Weergegeven symbolen
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | Volle accu Het laden is voltooid. |
(2) | Lege accu Het laden is niet voltooid. |
(3) | Uitroepteken met getal Waarschuwing wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes. |
(4) | Symbool met getal Fout wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes. |
(5) | Toetssymbool met vinkje Het laden is correct beëindigd met de toets 'Pauze / Start'. |
(6) | Toetssymbool met kruis Het laden is beëindigd zonder dat de toets 'Pauze / Start' is gebruikt. |
(7) | Laaddetails Weergave van bepaalde accugegevens aan het begin en aan het einde van het laden: Aantal cellen Ah Karakteristiek Accutype |
De geschiedenismodus geeft informatie weer over de parameters van alle opgeslagen laadprocessen. Om andere of verschillende weergaven te kunnen tonen, wordt het volgende weergavevenster twee keer afgebeeld:
Weergegeven symbolen
Nr. | Functie |
---|---|
(1) | Volle accu Het laden is voltooid. |
(2) | Lege accu Het laden is niet voltooid. |
(3) | Uitroepteken met getal Waarschuwing wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes. |
(4) | Symbool met getal Fout wordt gemeld, met bijbehorende statuscode. Gedetailleerde informatie hierover vindt u in de paragraaf Statuscodes. |
(5) | Toetssymbool met vinkje Het laden is correct beëindigd met de toets 'Pauze / Start'. |
(6) | Toetssymbool met kruis Het laden is beëindigd zonder dat de toets 'Pauze / Start' is gebruikt. |
(7) | Laaddetails Weergave van bepaalde accugegevens aan het begin en aan het einde van het laden: Aantal cellen Ah Karakteristiek Accutype |
Gevaar van schade aan de accu door verkeerd ingestelde waarden.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen alleen voor accu's met de volgende nominale spanningen: 12 V en 24 V bij 24V-apparaten, 24 V en 48 V bij 48V-apparaten.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen niet bij diepontladen accu's.
'Additional functions': Extra functies
'General options': Algemene instellingen
'Reset Settings' (Instellingen terugzetten)
Gevaar van schade aan de accu door verkeerd ingestelde waarden.
Dit kan schade aan eigendommen veroorzaken.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen alleen voor accu's met de volgende nominale spanningen: 12 V en 24 V bij 24V-apparaten, 24 V en 48 V bij 48V-apparaten.
Gebruik de automatische instelling van het aantal cellen niet bij diepontladen accu's.
'Additional functions': Extra functies
'General options': Algemene instellingen
'Reset Settings' (Instellingen terugzetten)
Vervolgens wordt de standaarddatum- en standaardtijdweergave en de softwareversie op het beeldscherm weergegeven.
Er wordt een venster weergegeven voor het invoeren van de vereiste code.
Ga als volgt te werk om de vereiste code '1511' in te voeren:
De te selecteren hoofdmenuopties van de configuratiemodus worden weergegeven.
Als u een menuoptie selecteert, wordt er op het scherm mogelijk een bericht weergegeven dat aangeeft dat u de gebruiksaanwijzing moet raadplegen. Bevestig het bericht door opnieuw op de toets 'Pauze / Start' te drukken.
Als in de configuratiemodus een of meer relevante instellingen voor het laadproces worden gewijzigd, dan wordt u bij het verlaten van de configuratiemodus nog eens gevraagd of de gekozen instelling moet worden vastgelegd.
De volgende instellingen moeten bij het verlaten van de configuratiemodus worden bevestigd:Voorbeeld:
Karakteristiek veranderd van 3 - IUI (Pb-WET) in 6 - RI (Pb-WET).
Als de instelling niet wordt bevestigd, schakelt het acculaadapparaat weer over op de configuratiemodus en kan de instelling in de gewenste waarde worden veranderd.
In de USB-modus wordt op het display weergegeven of een USB-stick aangesloten is.
De USB-stick moet aan de volgende specificaties voldoen:De software I-SPoT-VIEWER (www.fronius.com/i-spot) ondersteunt de visualisering en analyse van de gegevens op de USB-stick.
Voordat hij wordt gestart, moet een gegevensdownload met de toets 'Pauze / Start' worden bevestigd. Als deze bevestiging met de toets 'Pauze / Start' niet wordt uitgevoerd, dan start de download na één minuut automatisch.
Tijdens een laadproces moet na het drukken op de toets 'Pauze / Start' de USB-stick worden aangesloten. Hierbij kunnen alleen gegevens worden gelezen, kan er geen update worden uitgevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
Veilig verwijderen ('Safely remove')
* | Als tijdens het laden een USB-stick is aangesloten, worden de csv-bestanden direct op de USB-stick opgeslagen. De mappenstructuur die hierbij tevens automatisch wordt aangemaakt, is te herkennen aan de map 'Datalog', in plaats van de map 'Charges'. |
In de USB-modus wordt op het display weergegeven of een USB-stick aangesloten is.
De USB-stick moet aan de volgende specificaties voldoen:De software I-SPoT-VIEWER (www.fronius.com/i-spot) ondersteunt de visualisering en analyse van de gegevens op de USB-stick.
Voordat hij wordt gestart, moet een gegevensdownload met de toets 'Pauze / Start' worden bevestigd. Als deze bevestiging met de toets 'Pauze / Start' niet wordt uitgevoerd, dan start de download na één minuut automatisch.
Tijdens een laadproces moet na het drukken op de toets 'Pauze / Start' de USB-stick worden aangesloten. Hierbij kunnen alleen gegevens worden gelezen, kan er geen update worden uitgevoerd en kan er geen configuratie worden geladen.
Veilig verwijderen ('Safely remove')
* | Als tijdens het laden een USB-stick is aangesloten, worden de csv-bestanden direct op de USB-stick opgeslagen. De mappenstructuur die hierbij tevens automatisch wordt aangemaakt, is te herkennen aan de map 'Datalog', in plaats van de map 'Charges'. |
Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het menupunt -> 'Settings' (instellingen), bij het selecteren van het eerder genoemde menupunt 'Charging settings' (laadinstellingen). De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf Configuratiemodus.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven.
Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het menupunt -> 'Settings' (instellingen), bij het selecteren van het eerder genoemde menupunt 'Charging settings' (laadinstellingen). De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf Configuratiemodus.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven.
Elektrolytcirculatie 'Air Pump' (niet beschikbaar bij Selectiva-variant 220 V):
De volgordebesturing van de elektrolytcirculatie loopt via de besturing van het acculaadapparaat. Hiervoor staan meerdere keuzemogelijkheden ter beschikking.
Voor de elektrolytcirculatie kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd:
'Off' (Uit)In de volgende tabel vindt u de standaard beschikbare programma's voor de elektrolytcirculatie en de relevante parameters hiervan:
In elk van deze programma's wordt de magneetklep bij de tijd 'ON 1' (AAN 1) geopend en bij de tijd 'OFF 1' (UIT 1) gesloten. Dit proces wordt zo vaak herhaald als bij 'Repeat' (Herhaling) ingesteld staat. Als het ingestelde aantal herhalingen uitgevoerd is, wordt met de tijden 'ON 2' (AAN 2) en 'OFF 2' (UIT 2) herhaald tot het einde van de laadfase.
'Temperature-controlled charging' (Temperatuurgestuurd laden):
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van temperatuurgestuurd laden worden geconfigureerd:
'automatic' (automatisch) / 'OFF' (UIT) / 'required' (vereist)Voor bepaalde karakteristieken is een externe temperatuursensor nodig. Als een dergelijke karakteristiek in de configuratiemodus wordt gekozen, dan volgt er een mededeling dat er een externe temperatuursensor nodig is.
De volgende karakteristieken vereisen een externe temperatuursensor:Als u een karakteristiek selecteert die een externe temperatuursensor behoeft, dan verschijnt er een aanwijzing.
'Equalize charge' (vereffeningslading)
UITAls een instelling voor de vereffeningslading is geactiveerd, wordt op de startpagina via een symbool naast de ingestelde ampère-uren / de ingestelde laadtijd weergegeven of er een vereffeningslading wordt uitgevoerd of kan worden gestart.
'Delay' (vertraging)
'Charge start delay' (laadstartvertraging)Als de optie 'Lading opnieuw starten' is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het stroomnetwerk automatisch opnieuw gestart zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
Als de optie 'automatisch / lading voortzetten' is geselecteerd, wordt het laadproces na een storing van het stroomnetwerk automatisch voortgezet zodra het stroomnetwerk weer beschikbaar is.
'Calendar' (kalender)
Met de agendafunctie kan aan de hand van de volgende criteria een automatische laadstart worden geconfigureerd:Met de functie 'Calendar' (kalender) kunnen meer instellingen worden geconfigureerd:
'Day setting 1-5':
(dagconfiguratie 1-5):
Met de dagconfiguratie kunt u met de volgende instelmogelijkheden maximaal 5 verschillende laadstarttijdprofielen definiëren:
Lopende laadprocessen worden niet beïnvloed door de ingestelde tijdsperiode.
Als er in bovenstaand voorbeeld om 05:45 een accu wordt aangesloten, volgt het einde van de laadfase conform de instellingen en wordt dit niet door de aangegeven eindtijd (in voorbeeld 6:00) van de ingestelde tijdsperiode onderbroken.
Als de accu tijdens de stoptijdsperiode wordt aangesloten, wordt het laden automatisch in de volgende tijdsperiode gestart. Als tijdens de stoptijdsperiode een laadstart handmatig geactiveerd wordt, dan wordt er altijd geladen met karakteristiek 1.
Elke weekdag kan aan een eerder gemaakte dagconfiguratie worden toegewezen.
Bij geactiveerde kalenderfunctie verschijnt een kalendersymbool (hier met het getal '4' als de huidige datum) in de weergave.
'Special charges' (speciale ladingen)
Door 'special charges' (speciale ladingen) te selecteren, kunt u tijdelijk een of meer laadtypen uitvoeren die afwijken van de standaardlaadtypen.
De instelling voor 'repeat' (herhalingen) bepaalt hoe vaak de afwijkende lading moet worden uitgevoerd totdat het weer permanent wordt voortgezet met de oorspronkelijke laadparameters:
Instelbereik
'Disable start button' (toets start deactiveren)
'ON' (AAN)Verder zijn de volgende instellingen mogelijk:
Speciale functie 'Opportunity Charge' (tussentijds bijladen):
Om de werkingsduur van de accu te verlengen, kan bijv. tijdens een pauze de accu nageladen worden.
De volgende curve-instellingen zijn mogelijk:
Bij tussentijds bijladen op AAN en aangesloten accu wordt het volgende weergegeven:
'DC-Connection' (DC-verbinding):
In het menu DC-verbinding bevindt zich de instelling voor de DC-verbindingscontrole.
Als de DC-verbindingscontrole is ingeschakeld ('ON' (AAN)), dan wordt de verbinding tussen het laadapparaat en de accu tijdens het laadproces gecontroleerd.
Als tijdens het laadproces problemen met de DC-verbinding optreden, wordt bij een actieve DC-verbindingscontrole de statuscode 17 weergegeven.
Een verbindingsprobleem kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door versleten of vervuilde laadcontacten.
Gedetailleerde informatie over de menuoptie 'Extra functies' ('Additional Functions') in de configuratiemodus. De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven, waarbij een actieve functie met een gevulde pijl wordt aangegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven:
Gedetailleerde informatie over de menuoptie 'Extra functies' ('Additional Functions') in de configuratiemodus. De navigatie verloopt zoals beschreven in de paragraaf 'Configuratiemodus'.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven, waarbij een actieve functie met een gevulde pijl wordt aangegeven:
De afzonderlijke selecties worden hieronder beschreven:
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Overzicht beschikbare opties' en de bijbehorende bijlage.
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Overzicht beschikbare opties' en de bijbehorende bijlage.
Instelling van tijd (minuten) waarna het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' moet gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld. Als instelwaarde geldt de tijd vanaf het einde van de laadfase.
De optie 'Temperatuurgestuurd laden' kan in combinatie met een temperatuurwaarde worden ingesteld. Vanaf dat moment moet het blauwe lampje 'Accu afgekoeld' gaan branden om aan te geven dat de accu voldoende is afgekoeld.
De volgende instellingen kunnen bij de selectie van de externe start / stop worden geconfigureerd:
'Button' (toets)De navulvulindicator wordt geactiveerd (als melding) zodra er gedestilleerd water in de accu moet worden bijgevuld. U kunt het tijdstip voor het bijvullen als volgt definiëren:
Elke zoveelste week en dag van de weekBij de instelling 'OFF' (UIT) is geen bevestiging van de bijvulaanvraag nodig.
Bij de selectie van de relaiskaart kunt u voor elke van de 4 aansluitklemmen, gezien van links naar rechts, een van de volgende functies instellen:
Aquamatic'Charging' (Bezig met laden)
'Charge 50 %' (50% geladen)
'Charge 80%' (80% geladen)
'Charge Finish' (Einde van de laadfase)
'Main Charge Finished' (Hoofdlading beëindigd)'Immobiliser' (Wegrijblokkering)
AAN'Battery Cold' (Accu afgekoeld)
'External Air Pump' (Externe luchtpomp voor elektrolytcirculatie)Gedetailleerde informatie over de relaiskaart vindt u in het hoofdstuk 'Opties'.
Conform hoofdstuk 'Opties', paragraaf 'Laadlampje', kunnen geschikte externe lampjes aangesloten worden om de laadtoestand of de bedrijfstoestand van het acculaadapparaat te visualiseren. De volgende instellingen zijn beschikbaar:
Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Overzicht beschikbare opties'.
Gedetailleerde informatie over het menupunt 'general options' (algemene instellingen) in de configuratiemodus.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
Gedetailleerde informatie over het menupunt 'general options' (algemene instellingen) in de configuratiemodus.
Er wordt een lijst met de volgende selectiemogelijkheden weergegeven:
Laadkabel ('Charging cable'):
Invoeren van code voor toegang tot configuratiemodus vereist / niet vereist ('Code ON / OFF' ((Code AAN / UIT))
Statistiek resetten ('Reset statistics')
Geschiedenis resetten ('Reset history')
Gedetailleerde informatie over statistiek en geschiedenis staat in de paragrafen 'Statistiekmodus' en 'Geschiedenismodus'.
Het menupunt biedt 2 mogelijkheden om alle gemaakte instellingen te resetten:
Het menupunt biedt 2 mogelijkheden om alle gemaakte instellingen te resetten:
Als u een optie wilt aansluiten, moet u de behuizing deels openen.
Gevaar door elektrische schok.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid.
Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het acculaadapparaat eerst van het stroomnetwerk worden losgekoppeld.
Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn.
Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroomnetwerk losgekoppeld blijft.
Gevaar door ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot het aansluiten van de opties mogen alleen worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid.
Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage beschikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies worden opgevolgd.
Bij alle opties met elektrische aansluitingen moet na de aansluitwerkzaamheden een veiligheidscontrole conform de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen worden uitgevoerd.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de geautoriseerde servicedienst.
Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Als u een optie wilt aansluiten, moet u de behuizing deels openen.
Gevaar door elektrische schok.
Zwaar letsel of overlijden kan het gevolg zijn.
De behuizing mag uitsluitend worden geopend door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid.
Vóór het uitvoeren van werkzaamheden met geopende behuizing moet het acculaadapparaat eerst van het stroomnetwerk worden losgekoppeld.
Met een geschikt meetapparaat moet worden gecontroleerd of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) volledig ontladen zijn.
Zorg er met behulp van een goed leesbare, begrijpelijke waarschuwing voor dat het apparaat tot het beëindigen van alle werkzaamheden van het stroomnetwerk losgekoppeld blijft.
Gevaar door ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot het aansluiten van de opties mogen alleen worden uitgevoerd door servicemedewerkers die door de fabrikant zijn opgeleid.
Als voor de betreffende optie een installatiehandleiding of een bijlage beschikbaar is, moeten alle daarin vermelde waarschuwingen en instructies worden opgevolgd.
Bij alle opties met elektrische aansluitingen moet na de aansluitwerkzaamheden een veiligheidscontrole conform de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen worden uitgevoerd.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles kunt u zich wenden tot de geautoriseerde servicedienst.
Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
De optie Elektrolytcirculatie maakt gebruik van een in het laadapparaat ingebouwde luchtpomp. Dit transporteert lucht door speciaal daarvoor aangebrachte capillaire buizen in de accu. Dit leidt tot een intensieve circulatie van de elektrolyt. Het gevolg is een lagere verwarming van de accu en tegelijkertijd een langere levensduur van de accu, en minder waterverlies tijdens het laadproces.
De volgordebesturing van de elektrolytcirculatie loopt via de besturing van het acculaadapparaat. Hiertoe zijn meerdere opties in het configuratiemenu opgenomen. Gedetailleerde informatie daarover vindt u in het hoofdstuk 'Weergave', paragraaf Overzicht van extra functies.
Luchtfilterelement reinigen
Reinig het luchtfilterelement van de geïntegreerde luchtpomp een keer per jaar. Kort in het geval van veel stof het reinigingsinterval overeenkomstig in. Voor het reinigen moet het luchtfilterelement (2) worden verwijderd. Ga als volgt te werk om het luchtfilter (1) te verwijderen door dit eraf te trekken en het vervolgens weer te plaatsen:
De optie 'Externe start-stop' voorkomt vonken bij de laadstekker als deze tijdens het laadproces wordt losgekoppeld. Speciale contacten binnenin de laadstekker registreren een scheiding. Deze contacten zijn voorbarig vergeleken met de hoofdcontacten. Onmiddellijk wordt er een laadstop geactiveerd. Op deze manier slijten de hoofdcontacten niet en is meer bescherming tegen knalgasontstekingen gegarandeerd.
De optie Temperatuurgestuurd laden regelt de laadspanning continu los van de actuele accutemperatuur. Hierdoor wordt de levensduur van de accu beduidend verlengd, met name bij gebruik in koelcellen.
Met de optionele relaiskaart kunnen de bedrijfstoestanden van het acculaadapparaat en de laadtoestanden van de aangesloten accu extern worden beoordeeld. Bovendien kunnen een of meer externe verbruikers met ingangsspanning faseleiding-neutraalleiding van stroom worden voorzien. Een voorwaarde is dan wel dat een aardekabel in het stroomnetwerk aanwezig moet zijn.
Bijgevoegd vindt u een lijst met direct met de relaiskaart verbonden opties. Deze met de relaiskaart gerelateerde opties worden via de uitgangen van de relaiskaart aangestuurd:
Meer informatie over de configuratie van de uitgangen op de relaiskaart vindt u in de gebruiksaanwijzing van het acculaadapparaat: Hoofdstuk 'Extra functies in configuratiemodus' van de paragraaf Overzicht van extra functies.
De robuuste wand- en vloersteun waarborgt een veilige montage op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Gedetailleerde informatie is te vinden in de betreffende installatiehandleiding.
De LED-strip wordt gebruikt als statusdisplay en brandt analoog aan de weergave-elementen op het bedieningspaneel in de juiste kleuren. Hiertoe wordt in de spleet tussen de voorwand en de bovenkant van de kast een LED-strip met diffuser gemonteerd.
Met de optie IP 23 wordt de IP-beveiliging van het apparaat verhoogd van IP 20 naar 23. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage.
In stoffige omgevingen verhindert het luchtfilter het binnendringen van verontreinigingen in het apparaat. Hierdoor worden eventuele vermogensvermindering of andere beïnvloedingen van het apparaat verhinderd. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage.
Reinigingsinterval naar behoefte (aanbeveling van fabrikant: maandelijks)
Een draagband in combinatie met een grijpbuis vergroten de mobiliteit van het apparaat.
De mobiele set is bij apparaten van vermogenscategorie 18 kW niet beschikbaar.
Via het externe display kunt u het apparaat helemaal bedienen, tot op een afstand van maximaal 30 m (98 ft., 5,1 inch). Deze optie omvat een volledig bedieningspaneel in een aluminium behuizing.
Het Cool Battery Guide Easy-systeem markeert de langst aangesloten en koelste accu met een blauwe LED-strip.
De gateway vormt het verbindingsstuk tussen het laadapparaat en Charge&Connect. Gedetailleerde informatie is te vinden in het bijbehorende bijlage.
De Gateway Link stelt u in staat om de gateway eenvoudig op het laadapparaat aan te sluiten. De gateway kan worden aangesloten zonder dat het acculaadapparaat wordt geopend.
De TagID is een elektronisch meet- en regelsysteem dat accugegevens uitwisselt met het acculaadapparaat en het laden optimaliseert.
Als TagID is geactiveerd, wordt de TagID-status op een aparte pagina (pagina 5) in het configuratiemenu weergegeven. Dit werkt alleen als de TagID-functie actief is.
De TagID Link maakt de overdracht van relevante accugegevens tussen de TagID en het acculaadapparaat mogelijk.
Als tijdens de werking van het acculaadapparaat een storing optreedt, worden op het display bepaalde statuscodes weergegeven. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
Accufout:
Als de accu een fouttoestand meldt, geeft het acculaadapparaat deze fout als accufout weer, inclusief het bijbehorende foutnummer van de accu. De corresponderende uitleg van de fout vindt u in de gebruiksaanwijzing van de accu.
Statuscodes met externe oorzaak
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(11) | Netspanning controleren |
(12) | Stroomnetwerk controleren (fase-uitval) |
(13) | Externe temperatuursensor defect |
(14) | Elektrolytcirculatie defect (drukschakelaar schakelt niet) |
(15) | Geen bedieningsspanning herkend |
(16) | Externe start-stop is niet gesloten |
(17) | Veelvuldig uitgelokte nullastspanning tijdens een lading (bijv. versleten laadcontacten) |
Statuscodes bij accufout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(22) | Onderspanning accu |
(23) | Overspanning accu |
(24) | Te hete accu (alleen bij externe temperatuursensor) |
(25) | Te lage temperatuur van accu (alleen bij externe temperatuursensor) |
(26) | Defecte accucellen gedetecteerd |
(27) | Accu wordt niet ondersteund |
(28) | Accu sterk ontladen - veiligheidsladen wordt uitgevoerd |
(29) | Onjuiste polariteit accu |
(30) | Thermal Runaway |
Statuscodes bij oplaadfout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(31) | Tijdsoverschrijding in de I1-fase |
(32) | Tijdsoverschrijding in de U1-fase |
(33) | Te hoge accuspanning in de I2-fase |
(34) | Ah-overschrijding |
(35) | Tijdsoverschrijding in de I2-fase |
(36) | Doelspanning in I2-fase niet bereikt (alleen bij formaatkarakteristiek) |
(37) | Fout tijdens RI-laden |
(38) | Ingestelde laadtijd kan niet worden bereikt |
(39) | Tijdsoverschrijding tijdens RI-laden |
Statuscodes bij een CAN-fout (accu)
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(51) | Accu reageert niet |
(52) | Accugegevens zijn niet oproepbaar |
(53) | Accuspanning wordt niet ondersteund |
(54) | Communicatiefout |
(55) | Accufout |
(56) | Accu wordt niet geactiveerd |
(57) | Tijdslimiet voor melding overschreden |
(58) | Aanmelding mislukt |
Statuscodes bij een Gateway-fout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(101) | Setting CAN Connect is actief en er kan minstens 2 minuten geen CAN-verbinding met de gateway worden opgebouwd. |
(102) | Gateway heeft geen verbinding met back-end. |
(103) | Gateway is online, maar heeft geen of een ander laadapparaat geregistreerd. |
Statuscodes bij een TagID-fout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(200) | De op het acculaadapparaat ingestelde technologie is niet compatibel met de aangesloten accu. |
(201) | De nominale spanning van de accu wordt niet ondersteund door het acculaadapparaat of wordt uitgesloten door een instelling van het acculaadapparaat |
(202) | Het vermogen van het acculaadapparaat is niet hoog genoeg om de aangesloten accu op te laden |
(203) | CAN-communicatie met TagID kon niet tot stand worden gebracht |
(204) | TagID-gegevens konden niet worden uitgelezen |
(205) | TagID-gegevens konden niet worden uitgevoerd |
(206) | TagID-temperatuursensor is defect |
(207) | TagID-spanningssensor is defect |
(208) | Stamgegevens van de TagID zijn ongeldig of niet beschikbaar |
(209) | Defect EEPROM-geheugen |
(210) | Defect flashgeheugen |
(211) | Ongeldige apparaathandtekening |
(212) | TagID-gegevens konden niet worden beschreven |
(213) | Het vermogen van het acculaadapparaat is niet voldoende om de accu binnen de gewenste laadtijd te laden |
(214) | Te veel vermogensverlies op het DC-pad |
(215) | TagID-vulpeilsensor is in de verkeerde cel gemonteerd of defect |
(216) | Crash van TagID-software |
Statuscodes bij een fout in de temperatuurbewaking
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(300) | Er kan geen verbinding met de temperatuursensor worden gemaakt |
(301) | Defecte temperatuursensor |
(302) | Temperatuuroverschrijding - te hoge temperatuur |
Statuscodes bij fout in primair circuit
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(500) | Temperatuursensor module 1 (boven) defect |
(501) | Temperatuursensor module 2 (onder) defect |
(502) | Temperatuursensor printplaat defect |
(503) | Primaire oververhitting |
(504) | Ventilator geblokkeerd / defect |
(505) | Over- / Onderspanning tussencircuit |
(506) | Asymmetrie in tussencircuit |
(507) | Voedingsspanning primair circuit buiten tolerantiewaarden |
(508) | Stroomuitval |
(509) | Verkeerde acculaadapparaatconfiguratie |
(510) | Primaire EEPROM defect |
(527) | Faseshifter overstroom |
(528) | Uploadrelais uitgeschakeld tijdens belasting |
(530) | Communicatieprobleem |
(532) | Microcontroller-fout (bijv. deling door 0) |
(533) | Referentiespanning buiten tolerantiewaarden |
(534) | Opstartprobleem |
(535) | PFC-overstroom |
(536) | Faseshifter of PFC defect |
Statuscodes bij fout in secundaire circuit
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(520) | Secundaire temperatuursensor defect |
(521) | Secundaire te hoge temperatuur |
(522) | Uitgangszekering defect |
(523) | Voedingsspanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden |
(524) | Referentiespanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden |
(525) | Compensatiestroom |
(526) | Compensatiestroom buiten tolerantiewaarden |
(527) | Overstroom vermogensfasedeel (primair) |
(529) | Geen secundaire communicatie |
(530) | Geen primaire communicatie |
(531) | Secundaire EEPROM defect |
(532) | Fout in microcontroller |
(537) | Spanningsmeting defect |
(570) | Secundair relais kan niet worden ingeschakeld |
(571) | ADC/SPI probleem |
Statuscodes bij een fout in de besturing
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(540) | Opslagparameter configuratie ontbreekt/defect |
(541) | Geen secundaire communicatie |
(542) | Secundaire initialisatie mislukt |
(543) | Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing |
(544) | Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing |
(545) | Primaire initialisatie mislukt |
(546) | Update mislukt |
(547) | Instellingen laden / opslaan mislukt |
(548) | Curve-instellingen laden / opslaan mislukt |
(549) | Het laden kan na een stroomuitval niet worden voortgezet |
(550) | Tijd niet ingesteld |
(551) | Hardwarewijziging gedetecteerd |
(552) | Ongeldige opslagparameter configuratie |
(553) | Primaire update mislukt |
(554) | Communicatiestoring |
(555) | Verkeerde apparaatsoftware |
(557) | Onderbreking van de InterLock-communicatie |
(558) | Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, heeft te maken met een fout |
(559) | Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, is niet compatibel met dit acculaadapparaat |
Als tijdens de werking van het acculaadapparaat een storing optreedt, worden op het display bepaalde statuscodes weergegeven. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
Accufout:
Als de accu een fouttoestand meldt, geeft het acculaadapparaat deze fout als accufout weer, inclusief het bijbehorende foutnummer van de accu. De corresponderende uitleg van de fout vindt u in de gebruiksaanwijzing van de accu.
Statuscodes met externe oorzaak
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(11) | Netspanning controleren |
(12) | Stroomnetwerk controleren (fase-uitval) |
(13) | Externe temperatuursensor defect |
(14) | Elektrolytcirculatie defect (drukschakelaar schakelt niet) |
(15) | Geen bedieningsspanning herkend |
(16) | Externe start-stop is niet gesloten |
(17) | Veelvuldig uitgelokte nullastspanning tijdens een lading (bijv. versleten laadcontacten) |
Statuscodes bij accufout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(22) | Onderspanning accu |
(23) | Overspanning accu |
(24) | Te hete accu (alleen bij externe temperatuursensor) |
(25) | Te lage temperatuur van accu (alleen bij externe temperatuursensor) |
(26) | Defecte accucellen gedetecteerd |
(27) | Accu wordt niet ondersteund |
(28) | Accu sterk ontladen - veiligheidsladen wordt uitgevoerd |
(29) | Onjuiste polariteit accu |
(30) | Thermal Runaway |
Statuscodes bij oplaadfout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(31) | Tijdsoverschrijding in de I1-fase |
(32) | Tijdsoverschrijding in de U1-fase |
(33) | Te hoge accuspanning in de I2-fase |
(34) | Ah-overschrijding |
(35) | Tijdsoverschrijding in de I2-fase |
(36) | Doelspanning in I2-fase niet bereikt (alleen bij formaatkarakteristiek) |
(37) | Fout tijdens RI-laden |
(38) | Ingestelde laadtijd kan niet worden bereikt |
(39) | Tijdsoverschrijding tijdens RI-laden |
Statuscodes bij een CAN-fout (accu)
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(51) | Accu reageert niet |
(52) | Accugegevens zijn niet oproepbaar |
(53) | Accuspanning wordt niet ondersteund |
(54) | Communicatiefout |
(55) | Accufout |
(56) | Accu wordt niet geactiveerd |
(57) | Tijdslimiet voor melding overschreden |
(58) | Aanmelding mislukt |
Statuscodes bij een Gateway-fout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(101) | Setting CAN Connect is actief en er kan minstens 2 minuten geen CAN-verbinding met de gateway worden opgebouwd. |
(102) | Gateway heeft geen verbinding met back-end. |
(103) | Gateway is online, maar heeft geen of een ander laadapparaat geregistreerd. |
Statuscodes bij een TagID-fout
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(200) | De op het acculaadapparaat ingestelde technologie is niet compatibel met de aangesloten accu. |
(201) | De nominale spanning van de accu wordt niet ondersteund door het acculaadapparaat of wordt uitgesloten door een instelling van het acculaadapparaat |
(202) | Het vermogen van het acculaadapparaat is niet hoog genoeg om de aangesloten accu op te laden |
(203) | CAN-communicatie met TagID kon niet tot stand worden gebracht |
(204) | TagID-gegevens konden niet worden uitgelezen |
(205) | TagID-gegevens konden niet worden uitgevoerd |
(206) | TagID-temperatuursensor is defect |
(207) | TagID-spanningssensor is defect |
(208) | Stamgegevens van de TagID zijn ongeldig of niet beschikbaar |
(209) | Defect EEPROM-geheugen |
(210) | Defect flashgeheugen |
(211) | Ongeldige apparaathandtekening |
(212) | TagID-gegevens konden niet worden beschreven |
(213) | Het vermogen van het acculaadapparaat is niet voldoende om de accu binnen de gewenste laadtijd te laden |
(214) | Te veel vermogensverlies op het DC-pad |
(215) | TagID-vulpeilsensor is in de verkeerde cel gemonteerd of defect |
(216) | Crash van TagID-software |
Statuscodes bij een fout in de temperatuurbewaking
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(300) | Er kan geen verbinding met de temperatuursensor worden gemaakt |
(301) | Defecte temperatuursensor |
(302) | Temperatuuroverschrijding - te hoge temperatuur |
Statuscodes bij fout in primair circuit
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(500) | Temperatuursensor module 1 (boven) defect |
(501) | Temperatuursensor module 2 (onder) defect |
(502) | Temperatuursensor printplaat defect |
(503) | Primaire oververhitting |
(504) | Ventilator geblokkeerd / defect |
(505) | Over- / Onderspanning tussencircuit |
(506) | Asymmetrie in tussencircuit |
(507) | Voedingsspanning primair circuit buiten tolerantiewaarden |
(508) | Stroomuitval |
(509) | Verkeerde acculaadapparaatconfiguratie |
(510) | Primaire EEPROM defect |
(527) | Faseshifter overstroom |
(528) | Uploadrelais uitgeschakeld tijdens belasting |
(530) | Communicatieprobleem |
(532) | Microcontroller-fout (bijv. deling door 0) |
(533) | Referentiespanning buiten tolerantiewaarden |
(534) | Opstartprobleem |
(535) | PFC-overstroom |
(536) | Faseshifter of PFC defect |
Statuscodes bij fout in secundaire circuit
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(520) | Secundaire temperatuursensor defect |
(521) | Secundaire te hoge temperatuur |
(522) | Uitgangszekering defect |
(523) | Voedingsspanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden |
(524) | Referentiespanning secundaire circuit buiten tolerantiewaarden |
(525) | Compensatiestroom |
(526) | Compensatiestroom buiten tolerantiewaarden |
(527) | Overstroom vermogensfasedeel (primair) |
(529) | Geen secundaire communicatie |
(530) | Geen primaire communicatie |
(531) | Secundaire EEPROM defect |
(532) | Fout in microcontroller |
(537) | Spanningsmeting defect |
(570) | Secundair relais kan niet worden ingeschakeld |
(571) | ADC/SPI probleem |
Statuscodes bij een fout in de besturing
Nr. | Oorzaak / oplossing |
---|---|
(540) | Opslagparameter configuratie ontbreekt/defect |
(541) | Geen secundaire communicatie |
(542) | Secundaire initialisatie mislukt |
(543) | Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing |
(544) | Programma-/opslagfout in karakteristiekenbesturing |
(545) | Primaire initialisatie mislukt |
(546) | Update mislukt |
(547) | Instellingen laden / opslaan mislukt |
(548) | Curve-instellingen laden / opslaan mislukt |
(549) | Het laden kan na een stroomuitval niet worden voortgezet |
(550) | Tijd niet ingesteld |
(551) | Hardwarewijziging gedetecteerd |
(552) | Ongeldige opslagparameter configuratie |
(553) | Primaire update mislukt |
(554) | Communicatiestoring |
(555) | Verkeerde apparaatsoftware |
(557) | Onderbreking van de InterLock-communicatie |
(558) | Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, heeft te maken met een fout |
(559) | Het tweede acculaadapparaat, dat via de optie InterLock verbonden is, is niet compatibel met dit acculaadapparaat |
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) | 3~ NPE 400 V / 50/60 Hz |
Netbeveiliging 2) | 16 A |
Minimale doorsnede van netvoedingskabel | 2,5 mm² (0.003875 in.²) |
Inschakelduur | 100% |
EMV-apparaatklasse | B |
Beveiligingsklasse | I |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax bij PCC 3) | geen |
Beschermingsklasse 4) | IP20 |
Overspanningscategorie | III |
Bedrijfstemperatuur 5) | -20 °C tot +40 °C |
Opslagtemperatuur | -25 °C tot +80 °C |
Relatieve luchtvochtigheid | max. 85% |
Maximale hoogte boven de zeespiegel | 2.000 m (6.561 ft.) |
Goedkeuringsmerk | volgens kenplaatje |
Productnorm | EN 62477-1 |
Afmetingen l x b x h | 633 x 180 x 344 mm |
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) | 23 kg (50,71 lb.) |
Vervuilingsgraad | 3 |
1) | Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V. |
2) | Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar. |
3) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz. |
4) | Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld. |
5) | Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating). |
Apparaatspecifieke gegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Apparaat | Max. AC-stroom | Max. AC-vermogen | Nominale spanning | Max. laadstroom |
2100 8 kW | 6,7 A | 3860 W | 24 V | 100 A |
2120 8 kW | 7,8 A | 4590 W | 24 V | 120 A |
2140 8 kW | 9,0 A | 5350 W | 24 V | 140 A |
2160 8 kW | 10,1 A | 6090 W | 24 V | 160 A |
2180 8 kW | 11,2 A | 6860 W | 24 V | 180 A |
2200 8 kW | 12,3 A | 7610 W | 24 V | 200 A |
2225 8 kW | 13,7 A | 8560 W | 24 V | 225 A |
4060 8 kW | 7,3 A | 4610 W | 48 V | 60 A |
4075 8 kW | 9,0 A | 5710 W | 48 V | 75 A |
4090 8 kW | 10,6 A | 6820 W | 48 V | 90 A |
4090A 8 kW | 10,4 A | 6810 W | 48 V | 90 A |
4120 8 kW | 13,8 A | 9050 W | 48 V | 120 A |
4120 A 8 kW | 13,7 A | 9040 W | 48 V | 120 A |
4140 8 kW | 14,4 A | 9340 W | 48 V | 140 A |
4140 A 8 kW | 14,3 A | 9280 W | 48 V | 140 A |
4160 8 kW | 14,5 A | 9390 W | 48 V | 160 A |
4160 A 8 kW | 14,4 A | 9370 W | 48 V | 160 A |
4185 8 kW | 15,3 A | 9950 W | 48 V | 185 A |
8040 8 kW | 8,2 A | 5000 W | 80 V | 40 A |
8060 8 kW | 12,0 A | 7440 W | 80 V | 60 A |
8060 A 8 kW | 11,8 A | 7440 W | 80 V | 60 A |
8075 8 kW | 14,1 A | 9110 W | 80 V | 75 A |
8075 A 8 kW | 14,0 A | 9110 W | 80 V | 75 A |
8090 8 kW | 14,2 A | 9210 W | 80 V | 90 A |
8090 A 8 kW | 14,1 A | 9190 W | 80 V | 90 A |
8110 8 kW | 15,1 A | 9740 W | 80 V | 110 A |
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) | 3~ NPE 400 V / 50/60 Hz |
Netbeveiliging 2) | 16 A |
Minimale doorsnede van netvoedingskabel | 2,5 mm² (0.003875 in.²) |
Inschakelduur | 100% |
EMV-apparaatklasse | B |
Beveiligingsklasse | I |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax bij PCC 3) | geen |
Beschermingsklasse 4) | IP20 |
Overspanningscategorie | III |
Bedrijfstemperatuur 5) | -20 °C tot +40 °C |
Opslagtemperatuur | -25 °C tot +80 °C |
Relatieve luchtvochtigheid | max. 85% |
Maximale hoogte boven de zeespiegel | 2.000 m (6.561 ft.) |
Goedkeuringsmerk | volgens kenplaatje |
Productnorm | EN 62477-1 |
Afmetingen l x b x h | 633 x 180 x 344 mm |
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) | 23 kg (50,71 lb.) |
Vervuilingsgraad | 3 |
1) | Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V. |
2) | Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar. |
3) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz. |
4) | Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld. |
5) | Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating). |
Apparaatspecifieke gegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Apparaat | Max. AC-stroom | Max. AC-vermogen | Nominale spanning | Max. laadstroom |
2100 8 kW | 6,7 A | 3860 W | 24 V | 100 A |
2120 8 kW | 7,8 A | 4590 W | 24 V | 120 A |
2140 8 kW | 9,0 A | 5350 W | 24 V | 140 A |
2160 8 kW | 10,1 A | 6090 W | 24 V | 160 A |
2180 8 kW | 11,2 A | 6860 W | 24 V | 180 A |
2200 8 kW | 12,3 A | 7610 W | 24 V | 200 A |
2225 8 kW | 13,7 A | 8560 W | 24 V | 225 A |
4060 8 kW | 7,3 A | 4610 W | 48 V | 60 A |
4075 8 kW | 9,0 A | 5710 W | 48 V | 75 A |
4090 8 kW | 10,6 A | 6820 W | 48 V | 90 A |
4090A 8 kW | 10,4 A | 6810 W | 48 V | 90 A |
4120 8 kW | 13,8 A | 9050 W | 48 V | 120 A |
4120 A 8 kW | 13,7 A | 9040 W | 48 V | 120 A |
4140 8 kW | 14,4 A | 9340 W | 48 V | 140 A |
4140 A 8 kW | 14,3 A | 9280 W | 48 V | 140 A |
4160 8 kW | 14,5 A | 9390 W | 48 V | 160 A |
4160 A 8 kW | 14,4 A | 9370 W | 48 V | 160 A |
4185 8 kW | 15,3 A | 9950 W | 48 V | 185 A |
8040 8 kW | 8,2 A | 5000 W | 80 V | 40 A |
8060 8 kW | 12,0 A | 7440 W | 80 V | 60 A |
8060 A 8 kW | 11,8 A | 7440 W | 80 V | 60 A |
8075 8 kW | 14,1 A | 9110 W | 80 V | 75 A |
8075 A 8 kW | 14,0 A | 9110 W | 80 V | 75 A |
8090 8 kW | 14,2 A | 9210 W | 80 V | 90 A |
8090 A 8 kW | 14,1 A | 9190 W | 80 V | 90 A |
8110 8 kW | 15,1 A | 9740 W | 80 V | 110 A |
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) | 3~ NPE 220 V / 50/60 Hz |
Netbeveiliging 2) | 32 A |
Minimale doorsnede van netvoedingskabel |
|
Inschakelduur | 100% |
EMV-apparaatklasse | B |
Beveiligingsklasse | I |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax bij PCC 3) | zoals in onderstaande tabel 'Apparaatspecifieke gegevens' |
Beschermingsklasse 4) | IP20 |
Overspanningscategorie | III |
Bedrijfstemperatuur 5) | -20 °C tot +40 °C |
Opslagtemperatuur | -25 °C tot +80 °C |
Relatieve luchtvochtigheid | max. 85% |
Maximale hoogte boven de zeespiegel | 3000 m (9.842 ft.) |
Goedkeuringsmerk | volgens kenplaatje |
Productnorm | EN 62477-1 |
Afmetingen l x b x h | 647 x 247 x 392 mm |
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) | 34,84 kg (76,81 lb.) |
Vervuilingsgraad | 3 |
1) | Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 220 V te gebruiken. |
2) | Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA. |
3) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 127 / 220 V en 50 Hz. |
4) | Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld. |
5) | Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating). |
Apparaatspecifieke gegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
Apparaat | Max. AC-stroom | Max. AC-vermogen | Nominale spanning | Max. laadstroom | Zmax |
4120 3x220 16kW | 28,5 A | 9070 W | 48 V | 120 A | 203 mOhm |
4140 3x220 16 kW | 29,6 A | 9390 W | 48 V | 140 A | 183 mOhm |
4160 3x220 16 kW | 29,9 A | 9.490 W | 48 V | 160 A | 156 mOhm |
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) | 3~ NPE 400 V / 50/60 Hz |
Netbeveiliging 2) | 32 A |
Minimale doorsnede van netvoedingskabel |
|
Inschakelduur | 100% |
EMV-apparaatklasse | B |
Beveiligingsklasse | I |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax bij PCC 3) | zoals in onderstaande tabel 'Apparaatspecifieke gegevens' |
Beschermingsklasse 4) | IP20 |
Overspanningscategorie | III |
Bedrijfstemperatuur 5) | -20 °C tot +40 °C |
Opslagtemperatuur | -25 °C tot +80 °C |
Relatieve luchtvochtigheid | max. 85% |
Maximale hoogte boven de zeespiegel | 2.000 m (6.561 ft.) |
Goedkeuringsmerk | volgens kenplaatje |
Productnorm | EN 62477-1 |
Afmetingen l x b x h | 647 x 247 x 392 mm |
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) | 36,8 kg (81.13 lb.) |
Vervuilingsgraad | 3 |
1) | Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V. |
2) | Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA. |
3) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz. |
4) | Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld. |
5) | Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating). |
Apparaatspecifieke gegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
Apparaat | Max. AC-stroom | Max. AC-vermogen | Nominale spanning | Max. laadstroom | Zmax |
4210 (16 kW) | 27,6 A | 15.860 W | 48 V | 210 A | 107 mOhm |
8120 (16 kW) | 23,8 A | 14.830 W | 80 V | 120 A | 96 mOhm |
8140 (16 kW) | 27,5 A | 17.270 W | 80 V | 140 A | 82 mOhm |
8160 (16 kW) | 30,3 A | 18.150 W | 80 V | 160 A | 74 mOhm |
8180 (16 kW) | 30,6 A | 18.260 W | 80 V | 180 A | 67 mOhm |
8210 (16 kW) | 30,9 A | 18.430 W | 80 V | 210 A | 67 mOhm |
Gevaar door een elektrische schok door een aardlekstroom kan dodelijk zijn.
Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar.
Netspanning (-10% / +30%) 1) | 3~ NPE 400 V / 50/60 Hz |
Netbeveiliging 2) |
|
Minimale doorsnede van netvoedingskabel |
|
Inschakelduur | 100% |
EMV-apparaatklasse | B |
Beveiligingsklasse | I |
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax bij PCC 4) | zoals in onderstaande tabel 'Apparaatspecifieke gegevens' |
Beschermingsklasse 5) | IP20 |
Overspanningscategorie | III |
Bedrijfstemperatuur 6) | -20 °C tot +40 °C |
Opslagtemperatuur | -25 °C tot +80 °C |
Relatieve luchtvochtigheid | max. 85% |
Maximale hoogte boven de zeespiegel | 2.000 m (6.561 ft.) |
Goedkeuringsmerk | volgens kenplaatje |
Productnorm | EN 62477-1 |
Afmetingen l x b x h | 785 x 247 x 392 mm |
Gewicht (met standaard net- en laadkabel) | 47 kg (103,62 lb.) |
Vervuilingsgraad | 3 |
1) | Het is toegestaan om het acculaadapparaat in netwerken die op het sterpunt zijn aangesloten, met een maximale nominale buitengeleiderspanning van 400 V te gebruiken. Voor de optie Elektrolytcirculatie en Relaiskaart geldt een netspanningstolerantie L-N van 207 V tot 250 V. |
2) | Gebruik voor de netaansluiting uitsluitend een type B FI-beveiligingsschakelaar. De afleidstroom t.o.v. de aarde bedraagt minder dan 3,5 mA. |
3) | Selectiva 2250 / 2300 / 2350: Als het apparaat is beveiligd met 32 A, mag de warmtewaarde van de automatische zekering 210.000 A²s niet overschrijden. |
4) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz. |
5) | Uitsluitend geschikt voor binnengebruik. Mag niet aan regen of sneeuw worden blootgesteld. |
6) | Bij een hogere omgevingstemperatuur kan er vermogensvermindering optreden (derating). |
Apparaatspecifieke gegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
Apparaat | Max. AC-stroom | Max. AC-vermogen | Nominale spanning | Max. laadstroom | Zmax |
2250 (18 kW) | 15,3 A | 9690 W | 24 V | 250 A | geen |
2300 18 kW | 15,6 A | 9890 W | 24 V | 300 A | geen |
2350 18 kW | 15,9 A | 10.060 W | 24 V | 350 A | geen |
4250 18 kW | 30,2 A | 18.650 W | 48 V | 250 A | 93 mOhm |
4300 18 kW | 30,7 A | 19.500 W | 48 V | 300 A | 80 mOhm |
4325 18 kW | 31 A | 19.620 W | 48 V | 325 A | 75 mOhm |