Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
Duidt op een onmiddellijk dreigend gevaar.
Wanneer dit gevaar niet wordt vermeden, heeft dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Duidt op een situatie die mogelijk schade tot gevolg kan hebben.
Wanneer deze situatie niet wordt vermeden, kan dit lichte of geringe verwondingen evenals materiële schade tot gevolg hebben.
Duidt op de mogelijkheid van minder goede resultaten en mogelijke beschadiging van de apparatuur.
De bedieningshandleiding moet worden bewaard op de plaats waar het apparaat wordt gebruikt. Naast de bedieningshandleiding moet bovendien de overkoepelende en lokale regelgeving ter voorkoming van ongevallen en ter bescherming van het milieu worden nageleefd.
Alle aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat:De plaatsen waar de aanwijzingen met betrekking tot veiligheid en gevaren op het apparaat zijn aangebracht, vindt u in het hoofdstuk "Algemeen" in de handleiding van het apparaat.
Storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden, moeten zijn verholpen voordat het apparaat wordt ingeschakeld.
Het gaat om uw eigen veiligheid!
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor werkzaamheden overeenkomstig het bedoelde gebruik.
Het apparaat is uitsluitend voor de op het kenplaatje vermelde laswerkzaamheden bestemd.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Het apparaat is ontworpen voor gebruik in industrie- en productieomgevingen. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor schade die ontstaat door gebruik in woonomgevingen.
De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor gebrekkige of onjuiste resultaten.
Gebruik of opslag van het apparaat buiten het aangegeven bereik geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:Omgevingslucht: vrij van stof, zuren, corrosieve gassen of substanties, enz.
Hoogte boven de zeespiegel: tot 2.000 m (6561 ft. 8.16 in.)
Er moet regelmatig worden gecontroleerd of het personeel in voldoende mate veiligheidsbewust werkt.
Voordat personen die met het apparaat werken, de werkplek verlaten, dienen zij na te gaan of er ook tijdens hun afwezigheid geen persoonlijk letsel of materiële schade kan ontstaan.
Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de energiekwaliteit van het stroomnetwerk beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde apparaattypen consequenties hebben in de vorm van:*) telkens bij de aansluiting op het openbare stroomnetwerk
zie de technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig dient hiertoe te worden overlegd met de energieleverancier.
BELANGRIJK! Zorg voor een veilige aarding van de netaansluiting!
Lokale voorschriften en nationale richtlijnen kunnen voor de aansluiting van een apparaat op het openbare elektriciteitsnet een lekstroom-beveiligingsschakelaar eisen.
Het type lekstroom-beveiligingsschakelaar dat de fabrikant voor dit apparaat aanbeveelt, wordt in de technische gegevens vermeld.
Het apparaat produceert in onbelaste toestand en in de afkoelfase na het uitvoeren van werkzaamheden een maximaal geluidsniveau van <80 dB(A) (ref. 1pW) overeenkomstig het maximaal toelaatbare arbeidspunt bij normbelasting volgens EN 60974-1.
Voor het lassen (en snijden) zelf kan een werkplekspecifieke emissiewaarde niet worden gegeven, aangezien deze afhangt van de lasmethode (of snijmethode) en de omgeving. De emissiewaarde is afhankelijk van uiteenlopende parameters, zoals de toegepaste lasmethode (MIG/MAG-, TIG-lassen), de gekozen stroomsoort (gelijkstroom, wisselstroom), het vermogen, het type werkstuk, de resonantie-eigenschappen van het werkstuk, de omgeving van de werkplek enz.
De rook die bij het lassen ontstaat, bevat gassen en dampen die een gevaar voor de gezondheid vormen.
Lasrook bevat stoffen die volgens monografie 118 van het International Agency for Research on Cancer kanker veroorzaken.
Ruimte op tijd schoon zuigen.
Indien mogelijk een lasbrander met geïntegreerd zuigapparaat gebruiken.
Uw gezicht uit de buurt van lasrook en gassen houden.
Ontstane rook en schadelijke gassenZorg voor voldoende toevoer van buitenlucht. Controleren of te allen tijde een ventilatie van minstens 20 m³/uur wordt aangehouden.
Indien de ventilatie onvoldoende is, gebruikt u een lashelm met luchttoevoer.
Indien niet geheel duidelijk is of de ventilatie voldoende is, vergelijkt u de gemeten emissies van schadelijke stoffen met de toelaatbare grenswaarden.
Voor de mate waarin de lasrook schadelijk is, zijn onder meer de volgende componenten verantwoordelijk:De aanwijzingen in de veiligheidsinformatiebladen voor genoemde componenten in acht nemen en de instructies van de fabrikant opvolgen.
Aanbevelingen voor blootstellingsscenario's en maatregelen voor risicobeheer en voor de identificatie van arbeidsomstandigheden zijn op de website van de European Welding Association in het gedeelte Health & Safety te vinden (https://european-welding.org).
Ervoor zorgen dat ontvlambare dampen (bijvoorbeeld van oplosmiddelen) niet binnen het stralingsbereik van de boog terechtkomen.
Als er niet wordt gelast, het ventiel van de beschermgasfles of de hoofdgaskraan sluiten.
Vonken kunnen brand en explosies veroorzaken.
Voer nooit laswerkzaamheden uit in de nabijheid van brandbare materialen.
Brandbare materialen moeten ten minste 11 meter (36 ft. 1.07 in.) van de boog verwijderd zijn of worden voorzien van een betrouwbare afdekking.
Houd een geschikte, geteste brandblusser bij de hand.
Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omgeving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat, moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d. bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorzaken.
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschikte, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdekken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde kabels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullastspanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnetwerk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaardecontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige scheiding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werkstuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
Voor u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert, moet u het apparaat uitschakelen en de netstekker uit de wandcontactdoos halen.
Een duidelijk leesbaar en begrijpelijk waarschuwingsbord plaatsen om te voorkomen dat de netstekker opnieuw in de wandcontactdoos wordt gestoken en het apparaat weer wordt ingeschakeld.
Na het openen van het apparaat:Indien u werkzaamheden moet uitvoeren aan spanningvoerende delen, dient u samen te werken met een tweede persoon die de hoofdschakelaar bijtijds kan uitschakelen.
Voor een stevige verbinding tussen de werkstukklem en het werkstuk zorgen.
De werkstukklem zo dicht mogelijk bij de plaats waar u gaat lassen, bevestigen.
Het apparaat zodanig plaatsen dat het voldoende is geïsoleerd voor een elektrisch geleidende omgeving, zoals voor een geleidende bodem of geleidende onderstellen.
Bij het gebruik van stroomverdelers, units met een dubbele kop enz. rekening houden met het volgende: Ook de elektrode van de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder is spanningvoerend. Voor een voldoende geïsoleerde opslagpositie voor de niet-gebruikte lastoorts/elektrodenhouder zorgen.
Bij geautomatiseerde MIG/MAG-toepassingen moet de elektrode goed geïsoleerd van de lasdraadhouder, grote spoel of draadspoel naar de draadtoevoer worden geleid.
EMV-apparaatclassificatie volgens kenplaatje of technische gegevens.
In uitzonderlijke gevallen kan er, ondanks het naleven van de emissiegrenswaarden, sprake zijn van beïnvloeding van het geëigende gebruiksgebied (bijvoorbeeld als zich op de installatielocatie gevoelige apparatuur bevindt of als de installatielocatie is gelegen in de nabijheid van radio- of televisieontvangers).
In dit geval is de gebruiker verplicht adequate maatregelen te treffen om de storing op te heffen.
Steek uw handen niet in de draaiende tandwielen van de draadaandrijving of in draaiende machineonderdelen.
Afdekkingen en zijdelen mogen uitsluitend worden geopend/verwijderd gedurende het uitvoeren van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden.
Tijdens het gebruikAls de lasdraad uit de lastoorts naar buiten komt, bestaat er een groot risico op letsel (doorboren van de hand, verwondingen aan gezicht en ogen enz.),
dus houd de lastoorts altijd weg van het lichaam (apparaten met draadaanvoer) en draag een geschikte veiligheidsbril.
Het werkstuk tijdens en na het lassen niet aanraken i.v.m. verbrandingsgevaar.
Van afkoelende werkstukken kan slak afspringen. Daarom ook bij het nabewerken van werkstukken de voorgeschreven beschermende uitrusting dragen en ervoor zorgen dat andere personen voldoende zijn beschermd.
Lastoortsen en andere uitrustingscomponenten met een hoge bedrijfstemperatuur laten afkoelen voordat u ermee gaat werken.
In ruimtes met een verhoogd risico op brand of explosie gelden bijzondere voorschriften
- geldende nationale en internationale bepalingen in acht nemen.
Lasapparaten voor werkzaamheden in ruimten met een verhoogd elektrisch risico (bijvoorbeeld ketels) moeten zijn voorzien van het symbool (Safety). Het lasapparaat zelf mag zich echter niet in zulke ruimten bevinden.
Verbrandingsgevaar door uittredend koelmiddel. Het koelapparaat uitschakelen voordat u de aansluiting van de koelmiddeltoevoer/-afvoer afkoppelt.
Bij het werken met koelmiddel de aanwijzingen op het veiligheidsinformatieblad voor het koelmiddel in acht nemen. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Gebruik voor het kraantransport van apparaten uitsluitend geschikte lastopnamemiddelen van de fabrikant.
Bij kraanophanging van de draadaanvoer tijdens het lassen altijd een geschikte, isolerende draadaanvoerophanging gebruiken (MIG/MAG- en TIG-apparaten).
Lassen met het apparaat tijdens een kraantransport is alleen toegestaan als dit duidelijk vermeld staat in het beoogde gebruik van het apparaat.
Als het apparaat is voorzien van een draagriem of -greep, mag deze uitsluitend worden gebruikt om het apparaat met de hand te dragen. De draagriem/-greep is niet geschikt voor transport van het apparaat per kraan, vorkheftruck of ander mechanisch hefwerktuig.
Alle aanslagmiddelen (riemen, beugels, kettingen enz.) die voor het transport van het apparaat of onderdelen ervan worden gebruikt, moeten regelmatig worden gecontroleerd (bijvoorbeeld op mechanische beschadigingen, corrosie en aantasting door omgevingsinvloeden).
Interval en omvang van deze controles moeten minimaal voldoen aan de geldende nationale normen en richtlijnen.
Bij gebruik van een adapter voor de beschermgasaansluiting bestaat het gevaar dat er onopgemerkt kleur- en reukloos beschermgas vrijkomt. Het is daarom verstandig om vóór het monteren de schroefdraad aan apparaatzijde van de adapter voor de beschermgasaansluiting met geschikte Teflon-tape te omwikkelen.
Gebruik indien nodig filters!
Beschermgasflessen bevatten gas onder druk. Beschadigde flessen kunnen exploderen. Aangezien beschermgasflessen deel uitmaken van de lasuitrusting, moet er uiterst voorzichtig mee worden omgegaan.
Stel beschermgasflessen met verdicht gas niet bloot aan te grote hitte, mechanisch geweld, slak, open vuur, vonken en lasbogen.
Monteer beschermgasflessen altijd loodrecht en volgens de handleiding, zodat ze niet om kunnen vallen.
Houd beschermgasflessen uit de buurt van elektrische stroomkringen (van het lasapparaat en andere apparatuur).
Hang nooit een lastoorts op aan een beschermgasfles.
Raak een fles met beschermgas nooit aan met een laselektrode.
Explosiegevaar - voer nooit laswerkzaamheden uit aan een beschermgasfles onder druk.
Gebruik uitsluitend beschermgasflessen die geschikt zijn voor de specifieke werkzaamheden. Gebruik alleen bijbehorende, geschikte accessoires (regelaars, slangen, fittingen, enz.). Gebruik beschermgasflessen en accessoires alleen als deze in goede staat zijn.
Draai bij het openen van het ventiel van de fles met beschermgas het gezicht weg van de uitlaat.
Wordt er niet gelast, sluit dan het ventiel van de beschermgasfles.
Laat bij niet-aangesloten beschermgasflessen de kap op het ventiel zitten.
Houd u aan de aanwijzingen van de fabrikant van de beschermgasfles en de accessoires, en neem de betreffende nationale en internationale bepalingen in acht.
Zorg er door middel van instructies en controles binnen het bedrijf voor dat de omgeving van de werkplek altijd schoon en overzichtelijk is.
Plaats en gebruik het apparaat uitsluitend volgens de op het kenplaatje aangeduide beschermingsklasse.
Bij het opstellen van het apparaat een vrije ruimte van 0,5 m (1 ft. 7,69 in.) rondom aanhouden, zodat de koellucht ongehinderd kan in- en uitstromen.
Zorg er bij het transport van het apparaat voor dat u zich houdt aan de geldende nationale en regionale richtlijnen en veiligheidsvoorschriften. Dit geldt met name voor de richtlijnen met betrekking tot potentiële gevaren bij verzending en transport.
Actieve apparaten niet optillen of transporteren. Schakel apparaten uit en koppel ze los van het elektriciteitsnet voordat u ze transporteert of optilt!
Voor elk transport van een lassysteem (bijv. met onderstel, koelapparaat, lasapparaat en draadaanvoer) het koelmiddel volledig aftappen en de volgende componenten demonteren:Stel het apparaat na transport niet meteen in dienst, maar voer eerst een grondige visuele controle uit. Laat eventuele beschadigingen vóór de inbedrijfname door vakkundig onderhoudspersoneel repareren.
Laat niet volledig operationele veiligheidsvoorzieningen repareren voordat u het apparaat inschakelt.
Veiligheidsvoorzieningen nooit omzeilen of buiten werking stellen.
Voordat u het apparaat inschakelt, dient u te controleren of er niemand gevaar loopt.
Controleer ten minste eenmaal per week of het apparaat zichtbare schade vertoont en of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bevestig beschermgasflessen altijd op de juiste manier en verwijder ze van tevoren bij kraantransport.
Op grond van de eigenschappen (mate van elektrische geleidbaarheid en brandbaarheid, vorstbeschermingsgraad, combineerbaarheid met bepaalde grondstoffen enz.) is alleen het originele koelmiddel van de fabrikant geschikt voor gebruik in onze apparaten.
Gebruik uitsluitend een geschikt origineel koelmiddel van de fabrikant.
Vermeng het originele koelmiddel van de fabrikant niet met andere koelmiddelen.
Sluit alleen systeemcomponenten van de fabrikant op het koelcircuit aan.
Gebruikt u toch andere systeemcomponenten of een ander koelmiddel en ontstaat hierdoor schade, dan is de fabrikant hiervoor niet aansprakelijk en vervalt elke aanspraak op garantie.
Cooling Liquid FCL 10/20 is niet ontvlambaar. Koelmiddel op basis van ethanol is onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar. Vervoer het koelmiddel alleen in gesloten, originele houders en houd het verwijderd van mogelijke ontstekingsbronnen.
Voer afgewerkt koelmiddel af volgens de geldende nationale en internationale voorschriften. U kunt het veiligheidsinformatieblad aanvragen via de servicedienst van de fabrikant of downloaden op diens website.
Controleer, voordat u begint met lassen, altijd de stand van het koelmiddel in het apparaat in afgekoelde toestand.
Mijd niet-originele onderdelen; hiervan kan niet worden gewaarborgd dat ze voldoende robuust en veilig zijn geconstrueerd/geproduceerd.
De behuizingschroeven geven de randaardeverbinding voor de aarding van de behuizingonderdelen weer.
Gebruik altijd het correcte aantal originele behuizingschroeven met het aangegeven aanhaalmoment.
De fabrikant raadt aan om ten minste eenmaal per 12 maanden een veiligheidscontrole aan het apparaat uit te laten voeren.
De fabrikant raadt bovendien aan de gebruikte lasapparaten te kalibreren, eveneens om de 12 maanden.
In de volgende gevallen wordt een veiligheidscontrole door een gekwalificeerde elektromonteur aanbevolen:Voor de veiligheidscontrole dient u zich aan de geldende nationale en internationale normen en richtlijnen te houden.
Voor meer informatie over het uitvoeren van veiligheidscontroles en kalibraties kunt u zich wenden tot de servicedienst. Deze verstrekt u op verzoek alle noodzakelijke documentatie.
Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moet conform EU-richtlijnen en nationale wetgeving gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden gerecycled. Gebruikte apparaten moeten bij de distributeur of bij een erkend plaatselijk inzamelpunt worden ingeleverd. Door oude apparaten correct af te voeren, kunnen grondstoffen worden hergebruikt en de negatieve invloed op de gezondheid en het milieu worden beperkt.
VerpakkingsmaterialenApparaten met CE-aanduiding voldoen aan de eisen die in de richtlijnen voor laagspanningscompatibiliteit en elektromagnetische compatibiliteit worden gesteld (zoals de relevante productnormen van de normenreeks EN 60 974).
Fronius International GmbH verklaart dat het apparaat voldoet aan richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is online beschikbaar op: http://www.fronius.com
Apparaten die zijn voorzien van het CSA-testsymbool voldoen aan de eisen van de relevante Canadese en Amerikaanse normen.
Het auteursrecht op deze handleiding berust bij de fabrikant.
De tekst en afbeeldingen komen overeen met de technische stand van zaken bij het ter perse gaan, wijzigingen voorbehouden.
Wij stellen uw suggesties voor verbeteringen en uw feedback over eventuele onjuistheden in de handleiding zeer op prijs.
In combinatie met de digitale resonantieomvormer past een elektronische regelaar tijdens het lassen de karakteristieken van het lasapparaat op de te lassen elektrode aan. Hierdoor ontstaan uitstekende ontstekings- en laseigenschappen bij een zo laag mogelijk gewicht en minimale afmetingen.
Daarnaast beschikt het lasapparaat over een PFC, waardoor de stroomopname van het lasapparaat aan de sinusvormige netspanning wordt aangepast. Dit levert de gebruiker veel voordelen op, zoals bijvoorbeeld:Bij gebruik van cellulose-elektroden (CEL) zorgt een speciaal hiervoor selecteerbare bedrijfsvorm voor perfecte lasresultaten.
In combinatie met de digitale resonantieomvormer past een elektronische regelaar tijdens het lassen de karakteristieken van het lasapparaat op de te lassen elektrode aan. Hierdoor ontstaan uitstekende ontstekings- en laseigenschappen bij een zo laag mogelijk gewicht en minimale afmetingen.
Daarnaast beschikt het lasapparaat over een PFC, waardoor de stroomopname van het lasapparaat aan de sinusvormige netspanning wordt aangepast. Dit levert de gebruiker veel voordelen op, zoals bijvoorbeeld:Bij gebruik van cellulose-elektroden (CEL) zorgt een speciaal hiervoor selecteerbare bedrijfsvorm voor perfecte lasresultaten.
De waarschuwingen en veiligheidssymbolen op het lasapparaat mogen niet worden verwijderd of worden overgeschilderd. De waarschuwingen en symbolen waarschuwen tegen een onjuiste bediening die kan resulteren in ernstig letsel en zware materiële schade.
Betekenis van de veiligheidssymbolen op het apparaat:
Lassen is gevaarlijk. Voor een goede werking van het apparaat moet aan de volgende basisvoorwaarden worden voldaan
| |
De beschreven functies pas gebruiken nadat de volgende documenten volledig zijn gelezen en begrepen:
| |
Afgedankte apparaten niet met het huisvuil meegeven, maar volgens de geldende veiligheidsvoorschriften afvoeren. |
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Het lasapparaat is uitsluitend bestemd voor elektrodelassen en voor TIG-lassen in combinatie met systeemcomponenten van de fabrikant.
Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de bedoeling.
Voor hierdoor ontstane schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
Gevaar door naar beneden vallende of omvallende apparaten.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Stel het apparaat op op een vlakke, vaste ondergrond. Zorg dat het apparaat stabiel staat.
Na de montage controleren of alle schroefverbindingen goed vastzitten.
Koellucht
Het apparaat moet zo worden opgesteld dat de koellucht ongehinderd door de luchtspleten aan de voor- en achterzijde kan stromen.
Stof
Let erop dat neerdalende metaaldeeltjes niet door de ventilator in het apparaat worden gezogen. Bijvoorbeeld bij slijpwerkzaamheden.
Gebruik in de buitenlucht
Het apparaat kan overeenkomstig beschermingsklasse IP23 buiten worden opgesteld en gebruikt. Vermijd directe vochtinwerking (bijvoorbeeld door regen).
Het lasapparaat kan in combinatie met een generator worden gebruikt.
Voor de dimensionering van het vereiste generatorvermogen is het maximale schijnbare vermogen S1max van het lasapparaat vereist.
Het maximale schijnbare vermogen S1max van het lasapparaat kan als volgt worden berekend:
S1max = I1max x U1
I1max en U1 volgens het kenplaatje van het apparaat of de technische gegevens
Het benodigde schijnbare vermogen van de generator SGEN kan aan de hand van de volgende formule worden berekend:
SGEN = S1max x 1,35
Als er niet met maximaal vermogen wordt gelast, kan een kleinere generator worden gebruikt.
BELANGRIJK! Het schijnbare vermogen van de generator SGEN mag niet kleiner zijn dan het maximale schijnbare vermogen S1max van het lasapparaat!
Er moet bij het gebruik van eenfasige apparaten op driefasige generatoren rekening mee worden gehouden dat het aangegeven schijnbare vermogen van de generator vaak slechts als geheel via alle drie de fases van de generator ter beschikking zal staan. Eventuele extra informatie over het eenfasige vermogen van de generator kan via de fabrikant van de generator worden verkregen.
De aangegeven generatorspanning mag in geen geval hoger of lager zijn dan het toegestane bereik van de netspanningstolerantie.
De gegevens ten aanzien van de netspanningstolerantie vindt u in de paragraaf "Technische gegevens".
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd.
Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Vanwege software-updates kunnen er functies op uw apparaat beschikbaar zijn die niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven staan of omgekeerd.
Daarnaast kunnen afzonderlijke afbeeldingen licht afwijken van de bedieningselementen op uw apparaat. De werking van deze bedieningselementen is echter gelijk.
(1) | Bedieningspaneel |
(2) | (-)-stroombus met bajonetsluiting |
(3) | Aansluiting TMC (TIG Multi Connector) alleen bij de Ignis 150 RC - voor het aansluiten van een afstandsbediening Nadat de afstandsbediening op het lasapparaat is aangesloten
|
(4) | (+)-stroombus met bajonetsluiting |
(5) | Draagriem |
(6) | Kabelriem voor opname van netkabel en laskabels Niet gebruiken voor transport van het apparaat! |
(7) | Netschakelaar |
(8) | Luchtfilter |
(1) | Bedieningspaneel |
(2) | (-)-stroombus met bajonetsluiting |
(3) | Aansluiting TMC (TIG Multi Connector) alleen bij de Ignis 180 RC - voor het aansluiten van een afstandsbediening Nadat de afstandsbediening op het lasapparaat is aangesloten
|
(4) | (+)-stroombus met bajonetsluiting |
(5) | Draagriem |
(6) | Kabelriem voor opname van netkabel en laskabels Niet gebruiken voor transport van het apparaat! |
(7) | Netschakelaar |
(8) | Luchtfilter |
(1) | Weergave 'Ingestelde waarde' | |
| ||
| ||
| ||
| ||
(2) | Weergave-eenheid | |
| ||
| ||
| ||
(3) | Toets 'Ingestelde waarde' |
|
(4) | Display |
|
(5) | Weergave 'Lasmethode' | |
| ||
| ||
| ||
(6) | Toets 'Lasmethode' |
|
(7) | Instelwieltje |
|
(8) | Statusdisplays |
|
| ||
| ||
| ||
| ||
|
Gevaar door elektrische schok. Zodra het lasapparaat is ingeschakeld, staat de elektrode in de elektrodehouder onder spanning.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleren of de elektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
Gevaar door elektrische schok. Zodra het lasapparaat is ingeschakeld, staat de elektrode in de elektrodehouder onder spanning.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleren of de elektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
1Met de toets 'Lasmethode' een van de volgende methodes kiezen: | ||
|
| |
|
| |
2Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat | ||
|
| |
3Lasstroom met instelwieltje instellen
|
Met de functie kan de startstroom worden ingesteld.
Instelbereik: 1 - 200%
Functie:
De lasstroom wordt aan het begin van het lassen voor 0,5 seconden afhankelijk van de instelling verlaagd (SoftStart) of verhoogd (HotStart).
De wijziging wordt weergegeven in procenten van de ingestelde lasstroom.
De duur van de startstroom kan in het Setup-menu met de parameter Duur van de startstroom (Hti) worden gewijzigd.
Startstroom instellen:
1Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat | ||
|
| |
2Instelwieltje draaien totdat de gewenste waarde is bereikt
|
Voorbeelden (ingestelde lasstroom = 100 A): | |
---|---|
100% | = 100 A startstroom = de functie is gedeactiveerd |
80% | = 80 A startstroom = SoftStart |
135% | = 135 A startstroom = HotStart |
200% | = 160 A startstroom bij Ignis 150 = HotStart, maximaal stroomlimiet bereikt! |
200% | = 200 A startstroom bij Ignis 180 = HotStart |
Om een optimaal lasresultaat te bereiken, moet in sommige gevallen de dynamiek worden ingesteld.
Instelbereik: 0 - 100 (komt overeen met een stroomtoename van 0 - 200 A)
Functie:
Tijdens de druppelovergang of in geval van kortsluiting vindt een kortstondige verhoging van de stroomsterkte plaats om een stabiele lichtboog te verkrijgen.
Als de elektrode in het smeltbad dreigt te zakken, verhindert deze maatregel het opdrogen van het smeltbad alsmede een langdurige kortsluiting van de lichtboog. Een vastzittende staafelektrode is hierdoor vrijwel onmogelijk.
Dynamiek instellen:
1Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat | ||
|
| |
2Instelwieltje draaien totdat de gewenste correctiewaarde is bereikt
|
Pulslassen is lassen met pulserende lasstroom. Het wordt toegepast bij het positielassen van stalen buizen en bij het lassen van dunne platen.
Bij deze toepassingen is de lasstroom die aan het begin van het lassen is ingesteld, niet altijd tot nut voor de volledige lasprocedure:Instelbereik: 0,2 - 990 Hz
Werking:Het lasapparaat regelt de parameters Duty cycle dcY en grondstroom I-G overeenkomstig de ingestelde pulsstroom en de ingestelde pulsfrequentie.
Pulslassen gebruiken:
1Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat | ||
|
| |
2Instelwieltje draaien totdat de gewenste frequentiewaarde (Hz) is bereikt
|
Bij selectie van de TIG-lasmethode, geen pure wolfraamelektrode (kleur: groen) gebruiken.
Bij selectie van de TIG-lasmethode, geen pure wolfraamelektrode (kleur: groen) gebruiken.
Gevaar door omvallende gasflessen.
Dit kan ernstig letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Gasflessen stabiel op een vlakke en vaste ondergrond plaatsen. Gasflessen tegen omvallen beveiligen.
De veiligheidsvoorschriften van de gasflesfabrikant opvolgen.
Gevaar door elektrische schok. Zodra het lasapparaat is ingeschakeld, staat de elektrode in de lastoorts onder spanning.
Dit kan letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleren of de elektrode geen personen of elektrisch geleidende dan wel geaarde delen raakt (bijvoorbeeld behuizingen enz.).
1Met de toets 'Lasmethode' TIG-lassen selecteren | ||
|
| |
2Toets 'Ingestelde waarde' indrukken totdat | ||
|
| |
3Lasstroom met het instelwieltje instellen | ||
4Gasbuis op de ontstekingsplek opstellen, zodat tussen de wolfraamelektrode en het werkstuk ca. 2 tot 3 mm (5/64 tot 1/8 inch) afstand bestaat 5Gasafsluiter bedienen
6Lastoorts langzaam oprichten tot de wolfraamelektrode het werkstuk aanraakt 7Lastoorts optillen en in de normale positie draaien
8Beginnen met lassen |
Voor de activering en instelling van de functie TIG Comfort Stop zie beschrijving Parameter voor TIG-lassen vanaf pagina (→).
Functie en toepassing van de TIG Comfort Stop:
(1) | Gasvoorstroming |
(2) | Gasnastroming |
DownSlope:
De DownSlope-tijd tdown bedraagt 0,5 seconden en kan niet worden gewijzigd.
Gasnastroming:
De gasnastroming moet handmatig worden uitgevoerd.
1met de toets 'Lasmethode' de methode selecteren waarvoor de setup-parameters moeten worden gewijzigd: | ||
|
| |
|
| |
|
| |
2toetsen 'Ingestelde waarde' en 'Lasmethode' gelijktijdig indrukken
|
1met de toets 'Lasmethode' de methode selecteren waarvoor de setup-parameters moeten worden gewijzigd: | ||
|
| |
|
| |
|
| |
2toetsen 'Ingestelde waarde' en 'Lasmethode' gelijktijdig indrukken
|
1Instelwieltje draaien om de gewenste parameter te selecteren | |
2Instelwieltje indrukken om de ingestelde waarde van de parameter weer te geven | |
3Instelwieltje draaien om de waarde te wijzigen - de ingestelde waarde is direct actief - Uitzondering: bij het terugzetten naar de fabrieksinstelling moet het instelwieltje na het wijzigen van de waarde worden ingedrukt om de wijziging te activeren. | |
4Instelwieltje indrukken om naar de lijst van parameters terug te keren |
1Toets 'Ingestelde waarde' of toets 'Lasmethode' indrukken om het setup-menu weer te verlaten |
Parameter | Beschrijving | Bereik | Eenheid | |
---|---|---|---|---|
Startstroomduur voor de functie SoftStart / HotStart Fabrieksinstelling: 0,5 seconden | 0,1 - 2,0 | seconden | ||
Anti-Stick Als de functie 'Anti-Stick' is geactiveerd, wordt de lichtboog in geval van kortsluiting (vastkleven van de elektrode) na 1,5 seconden uitgeschakeld Fabrieksinstelling: ON (geactiveerd) | On |
| ||
Startplatform Voor het activeren / deactiveren van het startplatform Fabrieksinstelling: ON (geactiveerd) | On |
| ||
Afscheurspanning (Voltage cut off) Dit bepaalt bij welke lichtbooglengte het lasproces wordt beëindigd. Fabrieksinstelling: 45 volt | 25 - 90 | volt | ||
Fabrieksinstelling (FACtory) Hier kan het apparaat naar de fabrieksinstellingen worden teruggezet |
|
| ||
|
| no (nee) | ||
|
| YES (JA) | ||
|
| ALL (ALLE) | ||
| Voor het terugzetten naar de fabrieksinstelling moet de geselecteerde waarde door middel van het indrukken van het instelwieltje worden bevestigd! |
| ||
Setup-menu niveau 2 Voor het instellen van algemene parameters Details zie paragraaf 'Setup-menu niveau 2' |
|
|
Parameter | Beschrijving | Bereik | Eenheid | |
---|---|---|---|---|
Comfort Stop-gevoeligheid (Comfort Stop Sensitivity) Fabrieksinstelling Ignis 150 : 1,5 volt Fabrieksinstelling: 35 V (voor 2-taktbedrijf, 4-taktbedrijf en bedrijf met voet-afstandsbediening) Details zie paragraaf TIG Comfort Stop vanaf pagina (→) | OFF(UIT) | volt | ||
Afscheurspanning (Voltage cut off) Dit bepaalt bij welke lichtbooglengte het lasproces wordt beëindigd. Fabrieksinstelling: 35 V (voor 2-taktbedrijf, 4-taktbedrijf en bedrijf met voet-afstandsbediening) Fabrieksinstelling: 25 V (voor het bedrijf Trigger = oFF) | 10 - 45 | volt | ||
Fabrieksinstelling (FACtory) Hier kan het apparaat naar de fabrieksinstellingen worden teruggezet |
|
| ||
|
| no (nee) | ||
|
| YES (JA) | ||
|
| ALL (ALLE) | ||
| Voor het terugzetten naar de fabrieksinstelling moet de geselecteerde waarde door middel van het indrukken van het instelwieltje worden bevestigd! |
| ||
Setup-menu niveau 2 Voor het instellen van algemene parameters Details zie paragraaf 'Setup-menu niveau 2' |
|
|
Parameter | Beschrijving | Bereik | Eenheid |
---|---|---|---|
Softwareversie Het volledige versienummer is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het instelwieltje te draaien |
|
| |
Automatische uitschakeling (time Shut down) Als het apparaat voor de ingestelde duur niet wordt gebruikt, schakelt het zelfstandig naar de stand-by-modus Door op een toets op het bedieningspaneel te drukken, wordt deze toestand beëindigd - het apparaat is weer gereed om te lassen Fabrieksinstelling: OFF (UIT) | 5 - 60 | Minuten | |
Zekering Voor het weergeven / instellen van de gebruikte zekering Fabrieksinstelling:
Als een zekering op het lasapparaat wordt ingesteld, begrenst het lasapparaat de stroom die van het stroomnetwerk wordt gehaald. Hierdoor wordt directe activering van de automatische zekering verhinderd | Bij Bij | Ampère |
Ignis 150 - verhouding tussen ingestelde zekering en lasstroom:: | ||||
Netspanning | ingestelde | Lasstroom elektrode | Lasstroom | Inschakelduur |
230 V | 10 A | 110 A | 150 A | 35% |
| 13 A | 130 A | 150 A | 35% |
16 A | 150 A | 150 A | 35% |
Ignis 180 - verhouding tussen ingestelde zekering en lasstroom: | ||||
Netspanning | Ingestelde zekering | Lasstroom elektrode | Lasstroom | Inschakelduur |
230 V | 10 A | 125 A | 180 A | 40% |
| 13 A | 150 A | 200 A | 40% |
| 16 A | 180 A | 220 A | 40% |
| OFF (alleen bij TP 180 MV) | 180 A | 220 A | 40% |
120 V* | 15 A | 85 A | 130 A | 40% |
| 16 A | 95 A | 140 A | 40% |
| 20 A (alleen bij TP 180 MV) | 120 A | 170 A | 40% |
| OFF (alleen bij TP 180 MV) | 120 A | 170 A | 40% |
* bij het 120V-elektriciteitsnet kan al naar gelang de karakteristieken van de activering van de gebruikte automatische zekering de volledige inschakelduur van 40% niet worden behaald (bijvoorbeeld USA Circuit breaker type CH, 15% ED). |
Parameter | Beschrijving | Bereik | Eenheid |
---|---|---|---|
Bedrijfsduur (System on time) Voor het weergeven van de bedrijfsduur (begint te tellen zodra het apparaat wordt ingeschakeld) De volledige bedrijfsduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan door draaien aan het instelwieltje worden bekeken |
| Uren, minuten, seconden | |
Lasduur (System Active time) Voor het weergeven van de lasduur (geeft alleen de gelaste tijd weer) De volledige lasduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan door draaien aan het instelwieltje worden bekeken |
| Uren, minuten, seconden |
Parameter | Beschrijving | Bereik | Eenheid |
---|---|---|---|
Softwareversie Het volledige versienummer is over meerdere weergaven verdeeld en kan worden bekeken door aan het instelwieltje te draaien |
|
| |
Automatische uitschakeling (time Shut down) Als het apparaat voor de ingestelde duur niet wordt gebruikt, schakelt het zelfstandig naar de stand-by-modus Door op een toets op het bedieningspaneel te drukken, wordt deze toestand beëindigd - het apparaat is weer gereed om te lassen Fabrieksinstelling: OFF (UIT) | 5 - 60 | Minuten | |
Zekering Voor het weergeven / instellen van de gebruikte zekering Fabrieksinstelling:
Als een zekering op het lasapparaat wordt ingesteld, begrenst het lasapparaat de stroom die van het stroomnetwerk wordt gehaald. Hierdoor wordt directe activering van de automatische zekering verhinderd | Bij Bij | Ampère |
Ignis 150 - verhouding tussen ingestelde zekering en lasstroom:: | ||||
Netspanning | ingestelde | Lasstroom elektrode | Lasstroom | Inschakelduur |
230 V | 10 A | 110 A | 150 A | 35% |
| 13 A | 130 A | 150 A | 35% |
16 A | 150 A | 150 A | 35% |
Ignis 180 - verhouding tussen ingestelde zekering en lasstroom: | ||||
Netspanning | Ingestelde zekering | Lasstroom elektrode | Lasstroom | Inschakelduur |
230 V | 10 A | 125 A | 180 A | 40% |
| 13 A | 150 A | 200 A | 40% |
| 16 A | 180 A | 220 A | 40% |
| OFF (alleen bij TP 180 MV) | 180 A | 220 A | 40% |
120 V* | 15 A | 85 A | 130 A | 40% |
| 16 A | 95 A | 140 A | 40% |
| 20 A (alleen bij TP 180 MV) | 120 A | 170 A | 40% |
| OFF (alleen bij TP 180 MV) | 120 A | 170 A | 40% |
* bij het 120V-elektriciteitsnet kan al naar gelang de karakteristieken van de activering van de gebruikte automatische zekering de volledige inschakelduur van 40% niet worden behaald (bijvoorbeeld USA Circuit breaker type CH, 15% ED). |
Parameter | Beschrijving | Bereik | Eenheid |
---|---|---|---|
Bedrijfsduur (System on time) Voor het weergeven van de bedrijfsduur (begint te tellen zodra het apparaat wordt ingeschakeld) De volledige bedrijfsduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan door draaien aan het instelwieltje worden bekeken |
| Uren, minuten, seconden | |
Lasduur (System Active time) Voor het weergeven van de lasduur (geeft alleen de gelaste tijd weer) De volledige lasduur is over meerdere weergaven verdeeld en kan door draaien aan het instelwieltje worden bekeken |
| Uren, minuten, seconden |
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Het apparaat heeft onder normale bedrijfsomstandigheden slechts minimale verzorging en onderhoud nodig. Enkele punten verdienen echter absoluut aandacht, zodat het apparaat jarenlang gebruiksklaar kan worden gehouden.
Afvoer van oude apparaten mag alleen plaatsvinden in overeenstemming met de gelijknamige paragraaf in het hoofdstuk “Veiligheidsvoorschriften”.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Gevaar door verkeerde bediening en verkeerd uitgevoerde werkzaamheden.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Alle werkzaamheden en functies die in dit document worden beschreven, mogen uitsluitend door technisch geschoold personeel worden uitgevoerd.
U dient dit document volledig te lezen en te begrijpen.
Alle veiligheidsvoorschriften en gebruikersdocumentatie van dit apparaat en alle systeemcomponenten moeten gelezen en begrepen worden.
Gevaar door elektrische stroom.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
Schakel voor aanvang van de werkzaamheden alle betrokken apparaten en componenten uit en ontkoppel ze van het elektriciteitsnet.
Beveilig alle betrokken apparaten en componenten tegen opnieuw inschakelen.
Controleer na het openen van het apparaat met behulp van een geschikte meter of de elektrisch geladen onderdelen (bijv. condensatoren) ontladen zijn.
Gevaar door ontoereikende randaardeverbindingen.
Dit kan ernstig letsel en schade aan eigendommen veroorzaken.
De schroeven van de behuizing vormen een geschikte verbinding van de randaarde, voor de aarding van de behuizing.
De schroeven van de behuizing mogen in geen geval worden vervangen door andere schroeven zonder betrouwbare verbinding van de randaarde.
Oorzaak: | bedrijfstemperatuur te hoog |
Oplossing: | apparaat laten afkoelen (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het apparaat) |
Indien het display 'E' en een tweecijferige foutcode (bijv. E02) weergeeft en de weergave 'Storing' brandt, is er sprake van een interne servicecode van het lasapparaat.
Voorbeeld:
er kunnen ook meerdere foutcodes aanwezig zijn. Deze verschijnen als aan het stelwiel wordt gedraaid.
U wordt verzocht om alle getoonde foutcodes, het serienummer en de configuratie van het lasapparaat te noteren en met een gedetailleerde foutbeschrijving contact op te nemen met de servicedienst.
Oorzaak: | Fout in vermogensdeel |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Nullastspanning wordt niet behaald: Elektrode ligt op het werkstuk / hardware-fout |
Oplossing: | Elektrodehouder van het werkstuk halen. Neem contact op met de servicedienst als de servicecode blijvend wordt weergegeven |
Oorzaak: | Systeemstart mislukt |
Oplossing: | Apparaat uit- en inschakelen. Neem contact op met de servicedienst als het probleem blijft bestaan |
Oorzaak: | Overspanning stroombus (> 113VDC) |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Opslagfout |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst / het instelwieltje indrukken om de servicemelding af te sluiten |
OPMERKING!Bij standaard apparaatvarianten heeft het afsluiten van de servicemelding geen invloed op de functie-omvang van het lasapparaat. Bij alle andere apparaatvarianten (TIG, ...) is de functie-omvang van het lasapparaat na het afsluiten van de melding slechts beperkt - neem contact op met de servicedienst om de volledige functie-omvang weer te kunnen gebruiken. |
Oorzaak: | Te hoge of te lage temperatuur |
Oplossing: | Apparaat bij toegestane omgevingstemperaturen gebruiken. Voor meer informatie over omgevingsvoorwaarden zie ‘Omgevingsvoorwaarden’ in de paragraaf ‘Veiligheidsvoorschriften’ |
Oorzaak: | gebruik van het apparaat niet overeenkomstig de bedoeling |
Oplossing: | Het apparaat overeenkomstig de bedoeling gebruiken |
Oorzaak: | Ingestelde lasstroom te hoog |
Oplossing: | Controleren of het lasapparaat met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld; lagere lasstroom instellen |
Oorzaak: | Netspanning te hoog |
Oplossing: | Netstekker direct loskoppelen; controleren of het lasapparaat met de juiste netspanning wordt gebruikt |
Oorzaak: | Netspanning buiten tolerantiewaarden of stroomnetwerk te weinig belastbaar |
Oplossing: | Controleren of het lasapparaat met de juiste netspanning wordt gebruikt; controleren of de juiste zekering is ingesteld; |
Oorzaak: | communicatiefout met het display |
Oplossing: | apparaat uit- en inschakelen / als het probleem blijft bestaan contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Netschakelaar defect |
Oplossing: | Contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Laskabelverbinding onderbroken |
Oplossing: | Laskabelverbinding correct herstellen |
Oorzaak: | slechte of geen aarde |
Oplossing: | Verbinding met het werkstuk maken |
Oorzaak: | Stroomkabel in lastoorts of elektrodehouder onderbroken |
Oplossing: | Lastoorts of elektrodehouder vervangen |
Oorzaak: | Inschakelduur overschreden - apparaat overbelast - ventilator geactiveerd |
Oplossing: | Inschakelduur aanhouden |
Oorzaak: | De automatische thermische zekering heeft het apparaat uitgeschakeld |
Oplossing: | Afkoelfase afwachten (apparaat niet uitschakelen - ventilator koelt het apparaat); lasapparaat schakelt zichzelf na enige tijd weer in |
Oorzaak: | Ventilator in lasapparaat defect |
Oplossing: | contact opnemen met de servicedienst |
Oorzaak: | Onvoldoende toevoer koellucht |
Oplossing: | Voor voldoende toevoer van koellucht zorgen |
Oorzaak: | Luchtfilter verontreinigd |
Oplossing: | Luchtfilter reinigen |
Oorzaak: | Fout in vermogensfasedeel |
Oplossing: | Apparaat uitschakelen en daarna weer inschakelen Neem contact op met de servicedienst als de fout vaker voorkomt |
Oorzaak: | onjuiste methode geselecteerd |
Oplossing: | Methode ‘Elektrodelassen’ of ‘Elektrodelassen met CEL-elektrode’ selecteren |
Oorzaak: | te lage startstroom; elektrode blijft kleven bij aanschakelen |
Oplossing: | Startstroom met functie ‘HotStart’ verhogen |
Oorzaak: | te hoge startstroom: elektrode brandt bij aanschakelen te snel of spettert flink |
Oplossing: | Startstroom met functie ‘HotStart’ verlagen |
Oorzaak: | Afscheurspanning (Uco) te laag ingesteld |
Oplossing: | In het setup-menu de afscheurspanning (Uco) verhogen |
Oorzaak: | te hoge brandspanning van de elektrode (bijv. groefelektrode) |
Oplossing: | Indien mogelijk alternatieve elektrode gebruiken of lasapparaat met hoger lasvermogen inzetten |
Oorzaak: | Parameter ‘Dynamiek’ (elektrodelassen) op een te lage waarde ingesteld |
Oplossing: | Parameter ‘Dynamiek’ op een hogere waarde instellen |
Oorzaak: | Onjuiste poling van de elektrode |
Oplossing: | Elektrode ompolen (aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen) |
Oorzaak: | Slechte aardeverbinding |
Oplossing: | Aardeklemmen rechtstreeks op het werkstuk bevestigen |
Oorzaak: | Ongunstige setup-instelling voor de geselecteerde methode |
Oplossing: | In het Setup-menu de instelling voor de geselecteerde methode optimaliseren |
Oorzaak: | Onjuiste poling van de wolfraamelektrode |
Oplossing: | TIG-lasbrander op de (-)-stroombus aansluiten |
Oorzaak: | Onjuist beschermgas, geen beschermgas |
Oplossing: | Inert beschermgas (Argon) gebruiken |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 5 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 1,8 kg/h | 2,7 kg/h | 4,7 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 0,6 kg/h | 0,9 kg/h | 1,6 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 1,9 kg/h | 2,8 kg/h | 4,8 kg/h |
Gemiddeld verbruik van draadelektroden bij een draadtoevoersnelheid van 10 m/min | |||
| Draadelektrode met een diameter van 1,0 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,2 mm | Draadelektrode met een diameter van 1,6 mm |
Draadelektrode van staal | 3,7 kg/h | 5,3 kg/h | 9,5 kg/h |
Draadelektrode van aluminium | 1,3 kg/h | 1,8 kg/h | 3,2 kg/h |
Draadelektrode van CrNi | 3,8 kg/h | 5,4 kg/h | 9,6 kg/h |
Diameter van draadelektrode | 1,0 mm | 1,2 mm | 1,6 mm | 2,0 mm | 2 x 1,2 mm (TWIN) |
Gemiddeld verbruik | 10 l/min | 12 l/min | 16 l/min | 20 l/min | 24 l/min |
Grootte van gasmondstuk | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 10 |
Gemiddeld verbruik | 6 l/min | 8 l/min | 10 l/min | 12 l/min | 12 l/min | 15 l/min |
De inschakelduur (in het Duits: Einschaltdauer, ED) is dat gedeelte van een cyclus van 10 minuten waarin het apparaat met het aangegeven vermogen kan worden gebruikt zonder oververhit te raken.
De op het kenplaatje vermelde waarden voor de ED hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 40°C.
Als de omgevingstemperatuur hoger is, moet de ED of het vermogen dienovereenkomstig worden verlaagd.
Voorbeeld: Lassen met 150 A bij 60 % ED
Als het apparaat zonder onderbrekingen moet werken:
De inschakelduur (in het Duits: Einschaltdauer, ED) is dat gedeelte van een cyclus van 10 minuten waarin het apparaat met het aangegeven vermogen kan worden gebruikt zonder oververhit te raken.
De op het kenplaatje vermelde waarden voor de ED hebben betrekking op een omgevingstemperatuur van 40°C.
Als de omgevingstemperatuur hoger is, moet de ED of het vermogen dienovereenkomstig worden verlaagd.
Voorbeeld: Lassen met 150 A bij 60 % ED
Als het apparaat zonder onderbrekingen moet werken:
Netspanning (U1) | 1 x 230 V | ||
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 15 A | ||
Max. primaire stroom (I1max) | 24 A | ||
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 5,52 kVA | ||
|
|
|
|
Netbeveiliging | 16 A traag gezekerd | ||
Tolerantie netspanning | -20% / +15% | ||
Netfrequentie | 50 / 60 Hz | ||
Cos Phi | 0,99 | ||
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 32 mOhm | ||
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar | Type B | ||
|
|
|
|
Lasstroombereik (I2) Staafelektrode | 10 - 150 A | ||
Lasstroombereik (I2) TIG | 10 - 150 A | ||
|
|
|
|
Lasstroom bij elektrodelassen 10 min / 40 °C (104 °F) | 35 % | 60 % | 100 % |
Lasstroom bij TIG-lassen 10 min / 40 °C (104 °F) | 35 % | 60 % | 100 % |
|
|
|
|
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) Staafelektrode | 20,4 - 26,0 V | ||
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) TIG | 10,4 - 16,0 V | ||
Nullastspanning (U0 peak) | 96 V | ||
|
|
|
|
Beschermingsklasse | IP 23 | ||
Koelwijze | AF | ||
Overspanningscategorie | III | ||
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 | 3 | ||
EMV-emissieklasse | A | ||
Veiligheidssymbolen | S, CE | ||
Afmetingen lengte x breedte x hoogte | 365 x 130 x 285 mm | ||
Gewicht | 6,3 kg | ||
Energieverbruik in onbelaste toestand | 15 W | ||
Energie-efficiëntie van het lasapparaat bij | 87% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
Netspanning (U1) | 1 x 230 V | ||
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 16 A | ||
Max. primaire stroom (I1max) | 25 A | ||
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 5,75 kVA | ||
Netbeveiliging | 16 A traag gezekerd | ||
|
|
|
|
Tolerantie netspanning | -20% / +15% | ||
Netfrequentie | 50 / 60 Hz | ||
Cos Phi | 0,99 | ||
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 285 mOhm | ||
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar | Type B | ||
|
|
|
|
Lasstroombereik (I2) Staafelektrode | 10 - 180 A | ||
Lasstroombereik (I2) TIG | 10 - 220 A | ||
|
|
|
|
Lasstroom bij elektrodelassen 10 min / 40 °C (104 °F) | 40 % | 60 % | 100 % |
Lasstroom bij TIG-lassen 10 min / 40 °C (104 °F) | 40 % | 60 % | 100 % |
|
|
|
|
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) Staafelektrode | 20,4 - 27,2 V | ||
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) TIG | 10,4 - 18,8 V | ||
Nullastspanning (U0 peak) | 101 V | ||
|
|
|
|
Beschermingsklasse | IP 23 | ||
Koelwijze | AF | ||
Overspanningscategorie | III | ||
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 | 3 | ||
EMV-emissieklasse | A | ||
Veiligheidssymbolen | S, CE | ||
Afmetingen lengte x breedte x hoogte | 435 x 160 x 310 mm | ||
Gewicht | 8,7 kg | ||
Energieverbruik in onbelaste toestand | 15 W | ||
Energie-efficiëntie van het lasapparaat bij | 88% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
Netspanning (U1) | 1 x 230 V | 1 x 120 V | 1 x 120 V |
Max. effectieve primaire stroom (I1eff) | 16 A | 20 A | 15 A |
Max. primaire stroom (I1max) | 25 A | 28 A | 19 A |
Max. schijnbaar vermogen (S1max) | 5,75 kVA | 3,48 kVA | 2,28 kVA |
Netbeveiliging | 16 A traag gezekerd | 20 A traag gezekerd | 15 A traag gezekerd |
Tolerantie netspanning | -20% /+15% | ||
Netfrequentie | 50 / 60 Hz | ||
Cos Phi | 0,99 | ||
Max. toelaatbare netimpedantie Zmax op PCC1) | 285 mOhm | ||
Aanbevolen lekstroom-beveiligingsschakelaar | Type B | ||
Lasstroombereik (I2) |
|
|
|
Lasstroom bij elektrodelassen, | 40%/180 A | 40%/120 A | 40%/85 A |
Lasstroom bij TIG-lassen, | 40%/220 A | 40%/170 A | 40%/140 A |
Bereik uitgangsspanning volgens normcurve (U2) |
20,4 - 27,2 V | ||
Nullastspanning (U0 peak) | 101 V | ||
Beschermingsklasse | IP 23 | ||
Koelwijze | AF | ||
Overspanningscategorie | III | ||
Vervuilingsgraad volgens norm IEC60664 | 3 | ||
EMV-emissieklasse | A | ||
Veiligheidssymbolen | S, CE | ||
Afmetingen lengte x breedte x hoogte | 435 x 160 x 310 mm | ||
Gewicht zonder netkabel | 8,3 kg | ||
Gewicht met netkabel | 8,9 kg | ||
Energieverbruik in onbelaste toestand bij 230 V | 15 W | ||
Energie-efficiëntie van het lasapparaat bij 180 A / 27,2 V | 88% |
1) | Interface voor openbaar elektriciteitsnet met 230 / 400 V en 50 Hz |
Overzicht van kritieke grondstoffen:
Op de volgende internetpagina is een overzicht te vinden van de kritieke grondstoffen die dit apparaat bevat:
www.fronius.com/en/about-fronius/sustainability.